34 Buiten wachtten ze op beeldmateriaal. De media, de politie en in toenemende mate de rest van het land, wachtten op beelden, want de gijzeling was nu hét nieuwsverhaal in heel Amerika.
‘Legt die eikel nog een verklaring af, of hoe zit dat?’ zei commissaris Cornell, die naast zijn commandovoertuig liep te ijsberen. ‘Hoe lang wachten we voordat we hem te pakken nemen?’
De hoofdcommissaris voelde de geweldige dag al uit zijn vingers glippen. En hij was niet de enige. Zijn ondergeschikten raakten steeds gefrustreerder en zetten Cornell enorm onder druk om de situatie in eigen hand te nemen. In hun ogen waren gijzelingen een zaak voor de politie, niet voor de media, en verschillende agenten vonden het behoorlijk vervelend om op die manier aan de kant geschoven en in de schaduw gesteld te worden. Vooral de leider van het overvalcommando.
‘We worden gechanteerd,’ zei hij. ‘Deze moordenaar heeft zijn stukje onsterfelijkheid gekocht door mensen te vermoorden, en nu hebben wij ieder tv-station uit het hele land voor hem thuisbezorgd. Die kerel veegt zijn reet met ons af, terwijl we hem juist een schop voor diezelfde reet zouden moeten geven. We zouden hier verdomme een eind aan moeten maken en die klootzak, net als al die klootzakken die zitten te kijken, moeten laten zien dat er met de politie van LA niet te spotten valt.’
De man van het overvalcommando had makkelijk praten. Hij was niet het bezorgde hoofd dat de kroon droeg. Commissaris Cornell was de agent op wie de verantwoordelijkheid afgeschoven werd, en hij wist dat als hij nu het huis zou bestormen en de media hun buitenkansje zou ontnemen, ze hem zouden afmaken. Als er ook maar één gijzelaar gedood werd, wat in alle oprechtheid vrijwel zeker zou gebeuren, zouden hij en zijn korps aan de schandpaal genageld worden als overijverige, walgelijke, macho Neanderthalers die niet konden wachten en niet als verstandige volwassenen wilden praten, maar die zo nodig als een stelletje doorgedraaide schurken binnen moesten vallen.
Bovendien, zo bracht de publiciteitsman van de politie naar voren, kon je het ook anders bekijken. ‘Met alle respect, maar we hebben nu het recht niet om naar binnen te gaan. Hoe je het ook bekijkt, een op de televisie uitgezonden confrontatie tussen ’s lands belangrijkste actiefilmregisseur en ’s lands grootste crimineel is een onvoorstelbare gebeurtenis. Het is onvervalst en belangrijk nieuws, hoe het ook totstandgekomen is. De politie moet de media hun werk laten doen. Het is onze taak een openlijke, democratische maatschappij te beschermen en zo nodig te bevorderen.’
De aanvoerder van het overvalcommando had in zijn hele leven nog nooit zoveel watjesachtig gelul gehoord. ‘Het is onze taak,’ blafte hij, ‘om met dit tuig de vloer aan te vegen tot we er honderd procent zeker van zijn dat ze de vloer nooit meer met ons zullen aanvegen. Trouwens, je weet heel goed dat als er iemand vermoord wordt terwijl wij hier het handje van de media vasthouden, de media zich tegen ons zullen keren en ons verwijten dat we erbuiten zijn gebleven. Zij kunnen niet verliezen en wij kunnen niet winnen, dus laten we die kloteparasieten maar negeren en weer gewoon ons werk doen.’
De media negeren? De politievoorlichter ging bijna van zijn stokje.
Zelfs commissaris Cornell wist dat het nergens op sloeg. ‘Dan kun je net zo goed zeggen dat we het verkeer moeten negeren, of de gebouwen, of het publiek,’ zei hij. ‘De televisie is geen toeschouwer meer. Het is niet twee uurtjes nieuws en vermaak in een hoekje van de huiskamer, in het hoekje van het leven van de mensen. Hij staat centraal, samen met eten. Iedere gebeurtenis heeft twee uitkomsten: wat er werkelijk gebeurd is en wat volgens de mensen gebeurd is. Dat is een feit, jongen, en als jij denkt dat je de media kunt negeren, dan staat er voor jou deze lente geen verkiezing voor de deur.’
Als Brad Murray commissaris Cornell had horen spreken, zou hij met een ernstig gezicht geknikt hebben. Of je het nu leuk vond of niet, de hoofdcommissaris had gelijk. Het was al langer zo dat de televisie gebeurtenissen vormgaf, dat dingen gebeurden omdat er camera’s aanwezig waren, dat wat de camera’s zagen uiteindelijk de gebeurtenis werd. Nu was de televisie echter de gebeurtenis. Voorheen waren er gebeurtenissen die niemand zag als ze niet op tv kwamen, maar het begon er steeds meer op te lijken dat bepaalde gebeurtenissen helemaal niet zouden bestaan zonder de televisie.
‘We wachten,’ zei commissaris Cornell. ‘Geef die vent zijn zendtijd maar.’
‘Dat zijn we als democraten verplicht,’ zei de politievoorlichter. ‘Gelul,’ zei de aanvoerder van het overvalscommando.