26 Rechercheur Jay en rechercheur Crawford kregen de verrassing van hun leven.
Enkele ogenblikken eerder, precies toen Brooke de confrontatie met Wayne aanging, waren ze met hun onopvallende politieauto de oprijlaan van Bruce opgedraaid. Het grote toegangshek was open, wat meteen argwaan wekte, en ze waren langzaam en behoedzaam het lange grindpad opgereden.
‘Tegenwoordig laat niemand zijn hek nog open,’ oordeelde Crawford zenuwachtig.
Toen ze de laatste bocht namen en zachtjes stilhielden voor de enorme voorgevel van Bruces huis wisten ze allebei dat de gok van Jay raak was geweest en dat ze de Mall Murderers gevonden hadden. Drie auto’s stonden slordig voor het huis geparkeerd: de Lamborghini van Bruce, de Lexus van Farrah met in zilveren letters FARRAH op de nummerplaat, en een grote, oude Chevrolet uit 1957.
Crawford zette de auto heel voorzichtig in zijn achteruit en reed weer de hoek om, uit het zicht.
‘Rechercheur Jay voor de meldkamer,’ sprak Jay zachtjes in zijn radio, en hij kon met moeite zijn opwinding verbergen. ‘Dringend verzoek om versterking.’
Hij had de woorden nog niet uitgesproken of ze hoorden achter zich en boven hun hoofden gerommel dat vrijwel onmiddellijk overging in geraas. Ze draaiden zich om, zodat ze door de achterruit konden kijken.
‘Sodeju!’ riep Crawford. ‘Dat is snel.’
Een konvooi trucks en personenauto’s stroomde binnen door het toegangshek. Op sommige wagens stonden de logo’s van diverse televisiestations, andere droegen het wapen van de politie van Los Angeles. De kakofonie werd uitgebreid met het geluid van propellers toen hoog in de lucht een paar helikopters opdoken. Beide toestellen waren van de media; de politie had wat meer tijd nodig gehad om haar toestellen te regelen, maar die zouden nu ook snel arriveren.
De twee rechercheurs keken toe vanuit hun auto en Wayne zag door het raam hoe het konvooi de oprijlaan opreed, zich theatraal verspreidde over de onberispelijke gazons (waarbij het sproeisysteem verpletterd werd) en vervolgens honderden mensen uit begon te braken. In minder dan drie minuten tijd veranderde de vredige, verlaten plek waar Jay en Crawford zo kortgeleden nog van hadden kunnen genieten in een onmogelijke herinnering. Achter iedere muur en heg zat een scherpschutter, en zo op het eerste gezicht was iedere beschikbare open plek ingenomen door een verslaggever plus zijn of haar team. Het enige wat nog ontbrak waren die gapende asocialen die altijd zo graag op de achtergrond staan te zwaaien en grijnzen als er iets aan de hand is waarvan verslag wordt gedaan voor het nieuws.
Binnen in het belegerde huis voegde Bruce zich onuitgenodigd bij Wayne, die bij het raam stond. Plotseling, net toen hij het bijna opgegeven had, daagde er hoop. Ze waren niet langer alleen.
‘Ze hebben je gevonden,’ zei hij, ‘wat er natuurlijk heel dik in zat.’
‘Mij gevonden, Bruce?’ antwoordde Wayne zonder op te kijken van de buitengewone bedrijvigheid die buiten plaatshad. ‘Mij gevonden? Ze hebben mij niet gevonden, man, ik heb hun verteld waar ik was. Ik heb gezegd dat ze meteen moesten komen.’ Wayne liep bij het raam vandaan, pakte de afstandsbediening van de tv en zapte langs de kanalen. Wat hij zocht was niet zo moeilijk te vinden. In grote lijnen was er alleen een keuze tussen de ochtendcartoons voor kinderen en het huis van Bruce. Ze hadden allebei zo’n twintig kanalen.
Wayne ging alle nieuwsprogramma’s langs.
‘… beruchte seriemoordenaars Wayne Hudson en zijn mooie, jonge, vrouwelijke handlanger Scout…’ klonk het op het eerste kanaal; de verslaggever stond tegen een achtergrond van Bruces prachtige oranje bomen.
‘Ze weten mijn naam nooit helemaal,’ merkte Scout humeurig op, hoewel ze het stiekem fantastisch vond dat een echte Hollywood-verslaggever van de kabeltelevisie haar mooi noemde.
Wayne schakelde over naar een van de grote netwerken, de Today Show of Good Morning America.
‘… het ziet ernaar uit dat de criminelen hun toevlucht hebben gezocht tot het huis van Bruce Delamitri, de vermaarde regisseur, de man van wie men zegt dat hij als inspiratiebron diende voor hun brute moordtocht…’ De onberispelijk verzorgde jonge journaliste deed haar verslag naast het zwembad van Bruce.
‘Pappie, dat is ons zwembad!’ riep Velvet stomverbaasd uit. Bruce staarde naar de beeldbuis. Hij wist haast niet meer wat hij moest denken. Er viel zoveel te denken. Het gevaar waarin zijn dochter verkeerde… Brooke die op zijn vloerbedekking dood lag te bloeden… Zijn vermoorde impresario en de man van de beveiliging… Het onverklaarbare gedrag van Wayne, die zijn verblijfplaats aan de autoriteiten had doorgegeven…
Maar ondanks al deze gedachten, die stuk voor stuk wel het overpeinzen waard waren, werd Bruce op dat moment voornamelijk in beslag genomen door rationele verontwaardiging. ‘Ze geven mij de schuld! Jezus! Die oppervlakkige imbecielen geven mij de schuld!’
‘Dat mag ik wel hopen, man,’ zei Wayne, en hij drukte de volgende zender in.
‘… meneer Delamitri is voor het laatst gezien toen hij de Oscaruitreiking verliet in het gezelschap van naaktmodel Brooke Daniels…’
Er verschenen een paar foto’s van Brooke uit de Playboy op het scherm. Iemand bij het tv-station had uitstekend en vooral razendsnel zoekwerk naar foto’s verricht.
Verbijsterend genoeg, ondanks het feit dat Brookes lichaam volledig in shocktoestand verkeerde en ze al half bewusteloos was, bleek ze nog steeds in staat de uitzending in zich op te nemen. ‘Ik ben godverdomme actrice!’ bracht ze vanuit haar positie op de grond haperend uit.
‘Niet zo hard, Brooke, ik zit tv te kijken,’ zei Wayne, en hij ging naar de volgende zender, waar het volgende onberispelijke haarlakhoofd verscheen, deze keer voor de garages van Bruce.
‘… laten een spoor achter van plundering, verminking en dood, ze moorden zonder aanzien des persoons, op dezelfde manier als de fictieve antihelden uit de met een Oscar bekroonde speelfilm van Bruce Delamitri, Ordinary Americans…'
‘Ze geven mij de schuld! Godverdomme, ze geven mij de schuld…’ Bruce was verbijsterd. Die verslaggever stond voor zijn garage, letterlijk een paar meter van de plek waar hij zelf stond, live uit te zenden naast zijn huis, waar hij vastgehouden werd door gewapende moordenaars, en ze gaf hém de schuld. Hij kreeg de schuld van alle ellende, ellende die, zoals hij de mensen al vele maanden duidelijk probeerde te maken, helemaal los van hem stond.
Wayne ging weer naar een andere zender.
‘Homer, ik heb Barts rapport gezien,’ zei Marge. ‘Er staat in dat onze zoon een academische uitdaging heeft.’
‘Echt waar?’ zei Homer, en hij nam een slok bier. ‘Academische uitdaging, hè? Dat klinkt goed. Dat heeft hij waarschijnlijk van mij.’
‘Het wil zeggen dat hij dom is, pa,’ zei Lisa.
‘Je kunt mijn onderbroek opeten,’ zei Bart.
‘Sorry, hoor,’ zei Wayne, en hij ging naar de volgende zender. ‘Laat staan,’ protesteerde Scout. ‘Ik vind The Simpsons leuk, en deze had ik volgens mij nog nooit gezien.’
‘Straks, boterkoekje.’
Op het scherm sprak alweer een verslaggever. ‘… dus deze twee Ordinary Americans hebben hun toevlucht gezocht tot het huis van de man die hun komst heeft zien aankomen, die, zo zou je kunnen zeggen, hen heeft voortgebracht…’
Bruce schreeuwde tegen de tv: ‘Moordenaars worden voortgebracht door de natuur, niet door films!’
Wayne zette de televisie af.
‘Als jullie zo nodig moeten blijven praten kunnen we de tv net zo goed afzetten. Ik kan hem toch niet verstaan.’
Farrah deed haar mond open. Het had even wat tijd gekost voordat ze bijgekomen was van de schrik die de blik in de loop van Waynes geweer haar bezorgd had, maar ze kreeg haar moed terug. Buiten stonden al honderden politieagenten. Misschien zouden ze het toch nog redden.
‘Luister eens,’ zei ze en ze stak een heel lange, heel dunne sigaret van roze papier met een gouden filter op, ‘als de politie hier is, kun je niet ontsnappen –’
‘Ik heb het al eerder gezegd, dame, ik wil niet ontsnappen. Ik heb ze zelf laten komen. Ik heb ze gebeld toen ik de deur voor jullie ging opendoen.’
Bruce begreep er helemaal niks van. ‘Heb jij de politie gebeld?’
‘Nou, nee, eigenlijk heb ik NBC gebeld en gezegd dat ze alle tv-stations moesten sturen. Ze zullen de politie ook wel gebeld hebben, vermoed ik. Dat maakt niks uit. Scout en ik zijn wel gewend om de politie te negeren.’
Er hepen nu zoveel agenten rond het huis van Bruce en Farrah dat Wayne Boeddha in hoogsteigen persoon zou moeten zijn om ze te kunnen negeren. Er waren bijna net zoveel politieagenten als journalisten, en er kwamen er steeds meer bij. De rechercheurs Jay en Crawford liepen erlangs toen zij zelf, met zwaar gemoed, de plaats van alle actie verlieten.
‘Wij hebben hier niks meer te zoeken,’ moest Jay toegeven.
Het was een bittere pil. Na een briljant staaltje politiewerk - het opsporen van twee wanhopige, ongrijpbare criminelen - moest hij nu aanvaarden dat praktisch het hele politiekorps hem met een achterstand van slechts enkele seconden op de hielen had gezeten. Ze konden niets meer bijdragen, dus toen de helikopters en trucks het ene paramilitaire team na het andere uitbraakten, trokken de twee rechercheurs zich terug met alle waardigheid die hun nog restte.
In een van de helikopters die in de lucht opdoken zat de hoofdcommissaris van de politie van Los Angeles, en hij had haast. Commissaris Cornell was gewekt met het opwindende nieuws dat de Mall Murderers Bruce Delamitri en zijn gezin gegijzeld hadden in het huis van Delamitri. Commissaris Cornell had onmiddellijk besloten om de operatie zelf te leiden.
Hij had geen keus, hij had de zendtijd veel te hard nodig. Toen Cornell dertig jaar daarvoor bij de politie was gegaan, was het niet zijn bedoeling geweest een soort showbizz-hoer te worden. Toch was dat gebeurd. Hij, die er als jongetje al van had gedroomd boeven te vangen, zat nu de helft van zijn tijd met hen te lunchen. Eigenlijk was hij er zelf een geworden. Zijn daden kwamen niet langer voort uit de behoefte de door de wet voorgeschreven gerechtigheid te handhaven; ze kwamen voort uit de noodzaak de verschillende sociale en politieke consequenties van zijn daden te vereffenen. Hij was geen agent meer, hij was een politicus - en nog een achterbakse ook. Dat gold voor alle ambtenaren in de stad, of ze het nu leuk vonden of niet, want het hele treurige, gammele bouwwerk was gefundeerd op leugens en halve waarheden. Niemand zei nog rechtstreeks de waarheid, want er was geen waarheid meer. Iedere groepering, of die nu gedefinieerd werd op grond van huidkleur, financiën, geografische ligging, seksuele voorkeur, godsdienst of kledingkeuze, had haar eigen waarheid. En die waarheid stond haaks op de waarheid van alle anderen. De stad was onbestuurbaar en de belangrijkste taak van het hoofd van de politie was de mensen ervan te overtuigen dat dat niet zo was. En daarvoor moest hij zijn gezicht kunnen laten zien. Hij had zendtijd nodig.
En vandaag zou hij die krijgen. De helikopter landde en Cornell stapte bazig en vastberaden het spervuur van klikkende camera’s in. Hij was een generaal in oorlogsgebied, en achter de camera’s zag hij zijn krijgsmacht positie innemen. Dat was een goed gevoel. Een droom die werkelijkheid werd. Plotseling, toen hij er al niet meer op durfde te hopen (dat wil zeggen, drie maanden voor de stads verkiezingen) kreeg Cornell een echte, keiharde, honderd procent macho, niet te negeren belegering voor zijn kiezen. Een onvervalst stukje hoogstaand en belangrijk politiewerk dat bovendien, dubbel bovendien, driedubbel halleluja bovendien, rassenvrij was. Een rassenvrije misdaad! In het jaar van de verkiezingen! Commissaris Cornell bedankte zijn gesternte. Hij bedankte zijn God. Hij zou tevreden hebben toegegeven dat hij inderdaad ergens in zijn jeugd of kindertijd iets goeds gedaan moest hebben, want al zijn Kerstmissen (of feestdagen, zoals ze nu genoemd werden in de stad) waren in één keer gekomen. Voor het eerst sinds lange tijd kreeg hij te maken met een misdaad van stads-, staats-, nationaal en internationaal belang waarin huidkleur geen rol speelde. Hij had nooit durven dromen dat hij zoiets nog ooit mee zou maken.
Commissaris Cornell was zelf zwart. Hij had in zijn leven heel wat racisme meegemaakt en hij vond het vreselijk. Maar zijn persoonlijke, huidige haat tegen racisme had niets te maken met zijn huidkleur, maar met zijn baan. Hij was de topagent van de stad. Daar was hij trots op en hij wilde zijn werk goed doen, maar racisme, uit welke hoek dan ook, had dat onmogelijk gemaakt. Het echte politiewerk was niet langer een optie voor hem. Hij werd dagelijks geconfronteerd met zaken die op het eerste gezicht in een handomdraai op te lossen waren. De man doodde de vrouw, de bende sloeg de jongen in elkaar. Simpel, zou je zeggen, maar nee, dan blijkt dat de hoofdfiguren een verschillende huidkleur hebben, en plotseling verandert de overduidelijke zaak in een ondoordringbaar doolhof waarin het niet meer uitmaakt wat mensen wel of niet doen. Waar het om gaat is het gevoel dat de jury, en uiteindelijk het publiek, ervan krijgt.
Maar nu, goddank, had hij een rassenvrije zaak.
Slachtoffers en slechteriken hadden dezelfde huidkleur. Stel je voor, dacht commissaris Cornell, dat het een stelletje zwarte of Aziatische overvallers waren geweest daarbinnen, die op blanke Playboy-centerfolds schoten en kleine, blanke meisjes gijzelden. Dan zou absoluut alles aan de zaak anders worden. En het zou bijna even erg zijn als de regisseur of het model zwart waren geweest en de overvallers blank. In beide gevallen zou de zaak nu al een politieke speelbal geweest zijn, en er zouden spandoeken en demonstranten bij het hek te vinden zijn. Hij moest er niet aan denken.
Maar hij was een geluksvogel. Het lot had hem de perfecte zaak bezorgd waarbij hij, vooral in de ogen van het publiek, een keer waar politiewerk kon verrichten, en hij zwoer bij hel en verdoemenis dat hij het onderste uit de kan zou halen.
Helaas voor hoofdcommissaris Cornell was er nog een ander hoofd ter plaatse, en hij was al even opgewonden. Brad Murray, hoofd Nieuws en Actualiteiten van NBC, zag in de Delamitri-belegering zo’n beetje het meest prikkelende stukje nieuws en actualiteit dat hij tot zijn extreme mazzel ooit had mogen leiden. ‘Als dit niet echt gebeurde,’ merkte Murray op tegen zijn verrukkelijke persoonlijke assistente terwijl ze uit hun eigen helikopter stapten, ‘dan zou ik het zelf niet hebben durven verzinnen.’
Maar het gebeurde wel echt, en wat nog belangrijker was, de belangrijkste schurk scheen het centrale, doorslaggevende principe van nieuws en actualiteiten te begrijpen: televisie als hoofdelement bij ieder drama.
In een gepantserd commandovoertuig van de politie ontmoetten de twee opperhoofden elkaar: een onbedwingbare gezaghebber en een onverzettelijk sujet. Ze maakten ruzie over de vraag wie van hen het contact zou moeten leggen met het huis van Bruce Delamitri om de onderhandelingen met de slechteriken te openen. Zoals te begrijpen was, vond commissaris Cornell dat een zaak voor de autoriteiten. Maar Murray herinnerde Cornell eraan dat Wayne Hudson de televisie en niet de politie had gebeld, en dat hij duidelijk gezegd had dat hij een vooraanstaand verslaggever wilde spreken. Tien jaar eerder had Cornell de NBC-man misschien door een paar agenten de truck uit laten gooien, maar nu niet. Niet nu de verkiezingen op de loer lagen, niet in een stad die permanent op het randje balanceerde. De hoofdcommissaris wist dat hij net zozeer met de media moest meewerken als de media met hem, dus werd er een compromis bereikt. Nadat ze het telefoonbedrijf hadden opgedragen alle inkomende telefoontjes naar het huis van Delamitri tegen te houden (uiteraard probeerde iedere kennis van Bruce in LA hem te bellen) kwamen de twee opperhoofden overeen dat ze Wayne samen zouden bellen, via een gemeenschappelijke lijn.
Toen het zover was bleek dat ze zich er niet zo druk om hadden hoeven maken, want Wayne was voortdurend aan het woord. ‘Oké, koppen dicht en luisteren,’ blafte hij in de telefoon, zonder zelfs maar te informeren wie er belde. ‘Hier spreekt Wayne Hudson, de Mall Murderer. Mijn meisje en ik hebben hier de touwtjes in handen, begrepen? We hebben Bruce Delamitri, we hebben Brooke Daniels, die trouwens actrice is - zeg dat even tegen die verslaggevers van jullie, oké? En we hebben de vrouw van Bruce en hun dochter, Velvet, die scheterig schattig is en het vast heel goed zal doen op tv, wat ik ook met haar besluit te doen. Geef me nu onmiddellijk een nummer waar ik jullie kan terugbellen als ik klaar ben met mijn eisen.’
Hoofdcommissaris Cornell gaf het nummer, en toen dat achter de rug was probeerde hij te onderhandelen. Hij was tenslotte getraind in dat soort dingen.
‘Oké, Wayne,’ zei hij. ‘Ik denk dat je wel een deal wilt sluiten.’
‘Wat ik wil is dat jij je kop houdt, begrepen?’ zei Wayne. ‘Ik wil met je praten als ik er klaar voor ben, en als het zover is ben ik degene die bepaalt hoe en wat. Duidelijk? Je weet waartoe ik in staat ben. Bel me niet terug. En verder wens ik jullie nog een prettige dag.’
De hoofdcommissaris en het NBC-hoofd legden hun respectieve telefoons neer en keken elkaar aan.
‘We zullen moeten wachten, chief‚’ zei de politieagent. ‘Misschien is dat een goed moment om mijn make-up te laten verzorgen.’
‘Goed gezien, chief ‚’ zei de man van het nieuws.
Binnen had Wayne de telefoon ook neergelegd.
‘Wat bedoelde je daarmee, dat ik het goed zou doen op tv?’ vroeg Velvet, en haar stem klonk begrijpelijkerwijs nogal bibberig. ‘Wat ga je met me doen?’
‘Het komt wel goed, schatje,’ zei haar moeder, hoewel dat duidelijk niet het geval was. ‘Houden jullie ons gegijzeld?’
Wayne schonk nog een drankje voor zichzelf in; hij vond dat hij dat wel verdiend had. Scout nipte nog steeds aan haar eerste crème de menthe. Ze was niet zo’n drankorgel.
‘In zekere zin zijn jullie gijzelaars,’ zei Wayne. ‘Het komt erop neer dat ik een plan heb.’
‘Hij heeft van begin af aan een plan gehad,’ zei Scout trots.
‘Wat voor plan?’ Bruce was kwaad. Hij schreeuwde tegen Wayne: ‘Waar heb je het over?’
‘Nou, Bruce, een plan om te voorkomen dat we geëxecuteerd worden wegens moord, zeg maar. Ik kan niets dringenders bedenken voor mensen die in de dezelfde positie verkeren als Scout en ik op dit moment.’
Brooke was nog bij bewustzijn. Velvet had tijdens haar extreem korte jeugd nog even bij de gidsen gezeten, en ze wist een klein beetje van eerste hulp. Met een zelfbeheersing die haar klasgenootjes en leraren verbaasd zou hebben, had ze haar best gedaan om Brooke in de juiste positie te manoeuvreren en een paar kussens tegen haar wond te duwen, dus voor zolang het duurde kon Brooke in elk geval het gesprek volgen.
‘Plan? Rot op,’ zei ze. ‘Jullie gaan eraan, klootzakken. Jullie hebben geen enkele kans.’
‘Niet praten,’ zei Velvet. ‘Je wond is heel groot en lichamelijke activiteit verpest iedere kans dat het bloed gaat stollen.’ Ze wendde zich tot Wayne. ‘Ze heeft een dokter nodig. Kunnen we niet vragen of ze een dokter sturen?’
‘Misschien, dat weet ik nog niet,’ antwoordde Wayne.
‘Maar ze gaat dood.’
‘Juffrouw Delamitri, ik dacht dat je inmiddels wel begrepen zou hebben dat ik het absoluut niet erg vind als er mensen doodgaan.’ Bruce stond nog altijd bij het raam. Auto’s en trucks van de media en politievoertuigen bleven door zijn hek binnenstromen. Zijn terrein besloeg ruim drie hectare en het was er nu al druk. Ongelooflijk. In twintig minuten was een waar dorp ontstaan. Satellietschotels, statieven, fabelachtige kapsels, stoere jeeps en duizenden meters elektriciteitskabel. Het gonzende geluid van de samengedromde mobiele generatoren was kilometers ver te horen. Bruce deed zijn uiterste best om greep te krijgen op alles wat hem overkwam.
Zijn bewaker was dood, Karl was dood. Brooke was stervende. Hij had net een Oscar gekregen en de complete mediakolonie van LA had zijn tenten opgeslagen op zijn gazon, samen met het halve politiekorps. En wat nog erger was, de man die dat alles veroorzaakt had (behalve de Oscar, hoewel hij zelfs daarmee blijkbaar iets te maken had, volgens de media) stond bij Bruce in de zitkamer op zijn gemak van zijn bourbon te nippen terwijl hij de kamer met een machinegeweer onder schot hield. Hoe had dit toch allemaal kunnen gebeuren? En in een paar uurtjes tijd?
Wat was er aan de hand?
‘Wat voor plan heb je, Wayne?’ vroeg Bruce. ‘Vertel me alsjeblieft wat voor plan je hebt.’
‘Goed Bruce, ik zal het je vertellen. Zoals je weet hebben Scout en ik dood en verderf gezaaid in vier verschillende staten. Dat kunnen we niet ontkennen, we hebben het gedaan en zo is het. Ik wou dat ik je kon vertellen dat al die lijken die we, verspreid over heel Amerika, hebben achtergelaten hun verdiende loon hebben gekregen. Ik wou dat ik je kon zeggen dat het net zo was als in de film, waar verkrachters, botteriken, foute smerissen, hypocrieten en kinderlokkers hun godverdomde verdiende loon krijgen. Maar zo is het niet.’
Scout had het gevoel dat Wayne het zichzelf misschien een beetje te moeilijk maakte. Waarom moest de bewijslast helemaal bij hen liggen? ‘Misschien waren ze dat allemaal wel, Wayne,’ zei ze. ‘We hebben ze geen van allen lang genoeg gekend om daarachter te komen.’
‘Ach, wat je maar wilt, schat. Waar het om gaat is dat we flink in de stront zitten. Ze weten wie we zijn en ze krijgen ons wel. We zijn opgenomen door een stuk of honderd beveiligingscamera’s. Bovendien kon Scout het niet laten haar foto naar het plaatselijke krantje uit haar geboortestad te sturen, wat ik haar vergeef, ook al was het dom.’
‘Ze zeiden allemaal dat ik niet deugde en dat er nooit wat van me terecht zou komen. Nou, ik heb ze eens wat laten zien.’
‘Nou en of, baby doll. Je hebt ze zeker wat laten zien. Dus wat ik eigenlijk wilde zeggen, Bruce, is dat we hoe dan ook heel snel gepakt zullen worden en als het zover is, bestaat er waarschijnlijk een meer dan gemiddelde kans dat we op de elektrische stoel terechtkomen.’
Daarop rochelde Brooke vanaf haar plekje op de vloerbedekking. Gerochel dat grofweg vertaald kon worden met: ‘Hoe eerder hoe liever, knakker.’
Wayne negeerde haar. ‘En daar kom jij om de hoek kijken, Bruce.’
‘Hoe bedoel je? Wat kan ik doen?’
‘We hebben je nodig, Bruce. Jij gaat ons leven redden.’
‘Je bent onze redder,’ voegde Scout eraan toe. ‘Daarom zijn we naar je toe gekomen. Jij kunt zorgen dat het anders afloopt.’
‘Geef ze hun zin, Bruce. Alles wat ze maar willen, geef het nou maar!’ Dat kwam van Farrah, voor wie nog steeds hoop gloorde. Bestond er echt een kans dat ze zich hier met geld uit zouden redden? En was Bruce verzekerd tegen overvallen?
‘Ik weet niet wat ze willen!’ schreeuwde Bruce tegen haar. Hij draaide zich met een ruk om naar Wayne. ‘Wat wil je nou eigenlijk? Zeg het maar, je kunt het krijgen, wat het ook is.’
‘We hebben een excuus nodig, Bruce,’ zei Wayne.
‘Waar we naar op zoek zijn is iemand die de schuld op zich neemt.’