18 Zelfs nu nam Wayne niet de moeite zich naar Bruce om te draaien. Hij had meer belangstelling voor het gesprek dat hij zojuist gevoerd had. Hij legde het pistool dat hij uit de la van Bruce had gehaald in Scouts schoot, liep nonchalant om de glazen tafel heen en ging voor Brooke staan. Toen hij langs het afgehakte hoofd liep, leek het heel even alsof het op zijn bloederige sokkel zou ronddraaien om de bewegingen van Wayne te volgen met zijn bolle, dode ogen. Maar nee.

‘Zal ik je eens wat zeggen?’ zei Wayne, die nu voor Brooke stond en een wellustige blik wierp op de opvallend onnatuurlijke halve cirkels van de bovenkant van haar borsten. ‘Ik heb altijd al willen weten hoe neptieten aanvoelen. Ik denk trouwens dat er in de Verenigde Staten niet één arbeider is die daar nooit aan gedacht heeft. Zijn ze bijvoorbeeld hard? Dat soort dingen. Of zacht? Kun je dat zakje voelen, met dat spul dat ze erin gestopt hebben? Beweegt dat eigenlijk?’

Wayne hield zijn hand al die tijd losjes op de kolf van het pistool in de band van zijn broek. Nu liet hij het wapen los en blies hij op zijn vingers om ze warm te maken, duidelijk als voorbereiding op een inspectie. Brooke keek niet naar hem. Ze trok haar knieën tegen haar borst, sloeg haar armen eromheen, schouders naar voren gebogen, en keek recht voor zich uit, haar kin op haar knieën. ‘Durf me verdomme eens aan te raken.’ Haar stem klonk zacht en beverig; ze prevelde bijna.

‘Sorry, mevrouwtje,’ antwoordde Wayne, ‘maar ik geloof dat ik het niet goed verstaan heb.’

Wayne zette de loop van een van zijn geweren tegen Brookes voorhoofd en met zijn vrije hand in de aanslag, de vingers gestrekt, boog hij zich voorover, duidelijk met de bedoeling de bovenkant van haar jurk vanbinnen te verkennen.

Aan de andere kant van de kamer pakte Scout haar geweer. ‘Wayne, je blijft van haar boezem af. Ik wil niet dat je aan haar boezem zit.’

Het was een impasse; Wayne richtte zijn geweer op Brooke, Scout richtte haar geweer op Wayne en Waynes hand zweefde boven Brookes decolleté.

Wayne gaf het als eerste op. ‘Jezus, niks is zo irritant als een jaloerse vrouw,’ zei hij, en hij liep terug naar zijn stoel.

Brooke bleef gehurkt zitten in haar afwerende houding en ze ademde zwaar. Volhouden, zei ze tegen zichzelf, hou je hoofd erbij.

Ze wist dat paniek de belangrijkste vijand van overlevingsdrang was. Zodra je je overgaf aan die zuurstof verslindende, energie vretende, adrenaline pompende vloedgolf van blinde paniek, was je er geweest. De dag daarvoor nog, bedacht ze, had ze gezwommen voor de kust van Malibu en was ze in een stroomversnelling terechtgekomen. Het was een heel sterke geweest, en Brooke was volslagen onverwacht onder water getrokken, rondgedraaid, vol water gepompt en zo’n twintig meter meegesleurd.

Toen was je ook bijna dood, zei Brooke tegen zichzelf terwijl ze zich op haar ademhaling concentreerde. Gisteren nog was je net zo dicht bij de dood als nu, en je hebt het gered.

Dat was waar. Brooke was in levensgevaar geweest, hoewel de stroomversnelling op zich haar niet gedood zou hebben. Mensen gaan niet dood aan stroomversnellingen. Wel aan paniek. De eerste, instinctieve reactie van de zwemmer in een stroomversnelling is proberen terug naar de kust te zwemmen. Dat is noodlottig: niemand kan tegen de zee in zwemmen, en de zwakste onderstroom verslaat de sterkste zwemmer. Maar dit bijna suïcidale instinct is sterk, en hoewel Brooke al vanaf haar jeugd in de wateren van Californië zwom en beter zou moeten weten, gaf ze zich toch even over aan het wanhopige verlangen om de kortst mogelijke route terug naar de kust te nemen.

Al bij de eerste slag, toen ze haar arm hoog optilde en haar vingers in het zilte schuim stak, voelde ze paniek opkomen. Ze was een goede zwemster, maar haar pogingen strandden meteen en binnen een paar seconden was ze uitgeput. Zo snel gaat dat. Een paar flinke slokken zout water, een paar wilde zwemslagen en plotseling raakt zelfs de sterkste geest vertroebeld door wanhoop. Dat is het moment waarop zwemmers zich vermannen of verdrinken. Brooke had zich vermand.

Ze kende de regels. Ga nooit op de ellende af. Zwem ervandaan, zijwaarts langs de kust of, indien nodig, de volle zee op. Stroomversnellingen zijn altijd relatief klein en wanneer de zwemmer er eenmaal aan ontsnapt is, hoe ver van de kust dat ook mag zijn, heeft hij de gelegenheid om weer op krachten te komen, zijn positie te bepalen en rustig de veiligheid tegemoet te zwemmen. Brooke kon zich, net als iedere andere behoorlijke zwemmer, urenlang drijvende houden, en toch was de paniek haar binnen twee minuten bijna fataal geworden.

Dat was de les waar ze zichzelf nu aan herinnerde. Mensen gaan niet dood aan stroomversnellingen (rustig inademen), wel aan paniek (rustig inademen).

Bruce was op zijn eigen manier tot dezelfde conclusie gekomen. Door te doen alsof hij in een film zat, had hij tot op dat moment weten te voorkomen dat hij helemaal in beslag genomen werd door de verschrikkingen om hem heen. Hij had een paniekaanval vermeden. Nog net.

‘Wat is het zwakke punt van die vent?’ vroeg hij aan zichzelf, niet langer in een film maar bij een scriptbespreking, waar hij de karakteranalyse van Wayne overlas, die voor hem was uitgewerkt op speciaal Popcorn-briefpapier. Waarom doodt hij?’

‘Hij doodt irrationeel,’ antwoordde Bruce zichzelf.

In zijn hoofd sprong Bruce op, de coole, vastberaden producer die triomfantelijk met het velletje briefpapier wapperde.

‘Ik zal het je vertellen, oké? Het handelsmerk van die kerel is het vermoorden van vreemden, oké? Nou, dan kun je je veilig stellen door een bepaalde band met hem op te bouwen. Misschien vermoorden die figuren geen mensen die ze kennen.’

Dat was allemaal door Bruce heen gegaan terwijl Wayne probeerde de borsten van Brooke aan een nader onderzoek te onderwerpen.

In de leegte die volgde op de siliconenimpasse sloeg Bruce toe.

‘Ik zou je graag iets willen vragen als dat mag, Wayne. Mag ik je iets vragen?’

‘Dat zou ik een eer vinden, meneer.’ Wayne leek oprecht blij.

‘Het interesseert me eigenlijk nogal hoe het voelt om iemand te doden.’

‘Wil je iemand vermoorden? Jezus, man, dan doe je dat toch. Het stelt niks voor. Vermoord Brooke maar.’ Wayne haalde het pistool van zijn riem en deed de patroonkamer open. Hij haalde alle kogels eruit, op één na, en bood Bruce het wapen aan. Bruce aarzelde. Eén kogel. Kon hij daar iets mee bereiken?

Wayne las zijn gedachten. ‘Pak aan, man. Je hoeft Brooke niet te vermoorden. Je kunt mij ook nemen, of Scout - alleen zou de wraak dan natuurlijk niet lang uitblijven.’

‘Ik wil niemand doden, Wayne. Ik wilde alleen weten hoe het voelt.’ Wayne stopte het pistool weer achter zijn broekriem en dacht even na. Dat was een moeilijke. Hij had er nooit eerder over nagedacht. Het was alsof ze hem vroegen hoe het voelde om te eten of te vrijen; die dingen deed je gewoon.

‘Dan kun je net zo goed vragen hoe het voelt om een film te maken, Bruce. Het hangt ervan af. Van de omstandigheden, van het slachtoffer. Ik kan je wel vertellen hoe het niet voelt. Het voelt niet zoals jij het uitbeeldt. Er is bijvoorbeeld nooit muziek bij.’

‘Nee, dat kan ik me voorstellen.’

Ondanks de vreselijke omstandigheden ergerde Bruce zich daar een beetje aan. Hij werd er altijd op gewezen dat mensen in het ware leven niet stierven met een sexy muziekje op de achtergrond. Alsof ze iets heel origineels en scherpzinnigs opmerkten. Dat was een van de favoriete kritiekpunten van die rechtse moraalridders. Ze namen altijd vooral aanstoot aan de rocksoundtracks die Bruce in elkaar zette ter begeleiding van de verminkingen die hij liet zien. Dat noemden ze manipulatie. Natuurlijk, dat was het ook. Bruce zette ook neukmuziek achter zijn liefdesscènes en daar had niemand bezwaar tegen.

‘Ik zal je nog eens wat zeggen,’ zei Wayne. ‘Het is niet geestig.’ Geestig? Dat leek nogal een vreemd woord voor zo’n simpele lomperik als Wayne.

‘Zoals in Ordinary Americans‚ als die twee kerels de hand van die kleine kok in de keukenmachine stoppen. Herinner je je die scène nog?’

Natuurlijk herinnerde Bruce zich die scène. Het was een triomf van zwarte, kille humor geweest. ‘Cinematografie voor een nieuwe generatie,’ meende hij iemand te hebben horen zeggen, en als dat niet zo was dan had iemand het moeten zeggen.

‘Dat was pas echt geestig,’ zei Wayne. ‘Ze stoppen de hand van die kerel in de mixer en het bloed en al dat spul spuit over hun kleren, en een van die ruige kerels zegt: “Shit, dit is een Italiaans pak,” en dat was zo grappig, want dat arme kokje schreeuwt omdat hij alleen nog maar een spuitend stompje aan het uiteinde van zijn arm heeft, en die vent maakt zich alleen maar druk om zijn pak!’

Wayne brulde. ‘Neogotisch’ hadden ze het genoemd, ‘postmodernistische pulp noir’. Wayne vond het gewoon cool.

‘Maar dat was nog maar het begin, hè? Het werd nog beter, want we wisten dat die vent die de baas was die twee zware jongens naar een of ander superchic hotel had gestuurd om die zwarte koud te maken, en ze weten dat ze zo’n chic hotel nooit binnenkomen met allemaal bloed en stukjes bot en vel op hun pakken. Maar als ze die vent niet vermoorden, maakt de baas hen af. Dus moeten ze naar de stomerij, en ze kleden zich tot op hun ondergoed uit, en die vent bij de stomerij is zo’n mietje in een strak, kort broekje en hij zegt: “Geen probleem, jongens, ik ben gewend om hardnekkige vlekken te verwijderen uit delicate stoffen. Ik heb satijnen lakens,” en dat is op zich al grappig, maar het wordt nog grappiger doordat we weten dat een van die moordenaars de pest heeft aan flikkers, hij heeft er ongelooflijk de schurft aan, en hij haalt een enorme Magnum te voorschijn uit zijn onderbroek en schiet die stomerijnicht helemaal aan flarden; zijn halve hoofd vliegt eraf. Maar dan zegt die andere moordenaar heel geërgerd: “Shit man, hoe krijgen we die pakken nou schoon?” Dus dan moeten ze proberen uit te zoeken hoe die machines werken, en als ze naar dat chique hotel gaan om die zwarte om zeep te helpen zijn hun pakken piepklein, net kinderkostuumpjes, omdat ze gekrompen zijn. Die scène had echt klasse, Bruce. Zoals ik al zei: geestig.’

Bruce antwoordde niet. Als mensen zijn werk zo enthousiast voor hem navertelden, wat vaak gebeurde, zei hij normaal gesproken altijd ‘dank je wel, dat is heel aardig van je’ zodra hij de kans kreeg hen de mond te snoeren. Maar deze keer zei hij niets. Hij vond het akelig boeiend om te zien hoe goed deze vreselijke man zijn werk kende.

‘Ik weet niet hoe vaak Wayne die film gezien heeft,’ zei Scout. ‘Verdomd vaak, dat kan ik je wel vertellen,’ voegde Wayne eraan toe. ‘Op de poster stond dat de The New York Times hem ironisch en subversief vond. Ik vond het gewoon een klassieker, zoals iedereen eraan ging. Dat was zo geestig.’

Zo kwam Bruce niet verder. Hij had geprobeerd zijn overvaller te leren kennen; in zijn hoofd te kruipen. Het enige wat hij bereikt had, was dat zijn eigen fantasie geciteerd werd.

Bruce dacht even ergens aan terug. Spiegels. Iets met spiegels. Toen werd ook die gedachte onderbroken.

Zzzoem… zzzoem. Ze schrokken allemaal, zelfs Wayne. Het was per slot van rekening pas zeven uur ’s ochtends. Zzzoem. De intercom van de voordeur zou voorlopig niet zwijgen.

‘Wie kan dat zijn, Bruce?’ Wayne pakte zijn geweer. ‘Het is de ochtend na de Oscars. Iedereen weet dat jouw kop waarschijnlijk nog meer pijn doet dan het achtereind van een varken op een grote boerderij. Je hebt toch niet op een of andere alarmknop gedrukt, hè Bruce? Want als dat wel zo is, leg ik je om voordat je met je ogen kunt knipperen.’

‘Nee, echt niet!’ zei Bruce snel. ‘Ik denk dat het mijn vrouw is, mijn ex. We moeten de boedelscheiding bespreken. Jezus, ze is anderhalf uur te vroeg.’

Scout slaakte een gilletje van opwinding. Eerst Brooke Daniels en nu Farrah Delamitri. Het leek wel of ze in haar eigen aflevering van Entertainment Tonight zat. ‘Farrah Delamitri! Mijn god, wat zou ik die graag ontmoeten. Heb ik niet ergens gelezen dat je zou willen dat ze dood was?’

‘Dat was bij wijze van spreken,’ antwoordde Bruce. ‘Die opmerking is helemaal uit zijn verband gerukt.’

De zoemer klonk nog een keer, deze keer vasthoudender.

Bruce wendde zich tot Wayne. ‘Ik zal maar niet reageren, hè?’

Er was niet bepaald sprake van grote liefde tussen Bruce en zijn bijna-ex-vrouw, en hij had haar bij gelegenheid de vreselijkste dingen toegewenst, maar om haar nu binnen te vragen terwijl er moordenaars op bezoek waren, ging zijn verlangen naar wraak wel erg ver te boven. Helaas lag de beslissing niet bij hem.

‘Je hebt een afspraak, dus daar hou je je aan,’ zei Wayne. ‘Ze zal toch wel zien dat die grote Italiaanse nichterige klote-Lamborghini in de oprit staat. Ze weet dat je er bent en ik wil niet dat ze achterdochtig wordt.’

Nogmaals de zoemer. ‘Luister nou eens, we hoeven hier toch niemand bij te betrekken. Ik bedoel…’

Wayne probeerde geduldig te blijven. ‘Ik betrek helemaal niemand nergens bij, Bruce. Laat haar gewoon naar boven komen, werk je zaakjes af zoals je anders ook gedaan zou hebben en dan kan ze weer gaan.’

Bruce liep helemaal opgelucht nog een keer naar de intercom aan de muur en nam hem op. Aan de andere kant klonk een scherpe New-Yorkse stem.

‘In godsnaam, Karl,’ zei Bruce, ‘heb je enig idee hoe laat het is?’ Hij legde zijn hand over de hoorn en wendde zich tot Wayne. ‘Het is mijn vrouw niet, het is mijn impresario, Karl Brezner. Hij zegt dat hij me nu meteen moet spreken, het is dringend.’

‘Als Scout en ik er niet waren, Bruce, en je was hier alleen met Brooke, zou je hem dan binnenlaten?’

‘Ik…’ Bruce wist dat hij te lang had geaarzeld om nog te kunnen liegen. ‘Ik denk van wel, als hij zou zeggen dat het belangrijk was.’

‘Zeg maar dat je iemand stuurt,’ zei Wayne.

Wayne stopte alle grotere geweren achter de kussens van de bank waar Scout zat. Hij deed een revolver in zijn zak en Scout hield er eentje in de aanslag onder een kussen in haar schoot. ‘Ik ga naar het hek en laat Karl binnen, zodat hij even kan komen buurten. Hij hoeft die wapens en zo niet te zien, maar Scout en ik blijven wel opletten, en iedereen die ons een geintje probeert te flikken gaat helemaal hartstikke dood, begrepen? Dus blijf maar braaf zitten tot ik terugkom. Zoals ik al zei, die vent hoeft niets verdachts te zien.’

Hij wilde net weggaan toen Scout hem tegenhield. ‘Wayne, liefje, wat doen we met het hoofd?’ Hij lachte. Hij liep terug, plukte het hoofd van de lavalamp en gooide het in de prullenbak.