23 De rechercheurs Jay en Crawford stonden op de volgende uitgestrekte oprijlaan voor het volgende adembenemende huis met zuilen. Ook hier schitterden overal om hen heen valse regenboogjes boven de gazons.

‘Als die theorie van jou klopt,’ zei Crawford, ‘dan wordt deze deur dadelijk geopend met lood.’

‘Je wordt er toch voor betaald?’ antwoordde Jay, en hij belde nog een keer aan.

Binnen was paniek uitgebroken.

Susan Schaefer was nog maar net thuis; ze had de nacht doorgebracht bij een nieuwe kennis die ze tijdens de Oscars had leren kennen. Maar dat was niet de reden dat de filmster nu in een staat van volledige verwarring verkeerde. Ze was een openhartige, moderne beroemdheid en onthullingen in de pers over haar laatste vriendje boezemden haar geen angst in. Ze was zelfs best trots op haar afmattende privé-leven. Dat was niet de reden dat het geluid van de zoemer haar een lichte paniek had bezorgd. Het probleem was dat ze eenvoudigweg niet wist wat ze met haar ontbijt moest doen. Ze was uitgehongerd thuisgekomen en had meteen zes repen doorregen ontbijtspek onder de grill gelegd. Toen ze lekker knapperig waren had ze ze op een bord gedaan, er stroop en chocoladeijs uit de vriezer op gegooid en het geheel naar binnen geschrokt. Ze was net op weg geweest naar de wc om alles weer uit te kotsen toen de zoemer klonk.

Dat was de reden voor haar paniek. Elk moment dat het voedsel in haar maag bleef, zouden haar verraderlijke maagsappen het verteren. Ze moest naar het toilet om het eruit te gooien.

Maar de zoemer bleef zoemen.

‘Straks. Ik ben bezig,’ riep ze in de intercom.

‘Politie,’ riep Jay in de microfoon.

‘Politie?’ vroeg een onvaste stem.

‘Inderdaad, mevrouw Schaefer. U moet even komen, we moeten u spreken.’

Susan haastte zich de trap af en gooide met ondraaglijke haast de deur open. Ze voelde zichzelf al bijna dikker worden terwijl ze tegenover de agenten stond. Zes repen spek, zo ongeveer een heel vat stroop en twee bollen superchoco! Het moest haar maag uit! Waarschijnlijk had de helft zich al op haar heupen vastgezet.

‘Ja?’ zei ze, en ze keek zo paniekerig dat de rechercheurs meteen dachten dat ze in de roos geschoten hadden.

Ze stelden haar behoedzaam dezelfde vragen die ze Kurt gesteld hadden.

‘Ik ben pas een halfuur thuis,’ antwoordde ze buiten adem, ‘en ik heb geen psychopaten gezien.’

Maar ze zweette; ze trilde zelfs. Ze was duidelijk niet erg in haar element. Jay probeerde haar aan de praat te houden. Hij vroeg haar waar ze was geweest en waar ze later die dag naartoe zou gaan. Had ze haar antwoordapparaat afgeluisterd?

‘Bij een vriend. Naar de sportschool. Wat denkt u? Natuurlijk heb ik mijn boodschappen afgeluisterd.’ Al die tijd voelde Susan het vet op haar dijen vastkoeken, onder haar kin schommelen, zich op haar billen opstapelen. Uiteindelijk hield ze het niet meer uit. ‘Kom dan binnen en doorzoek verdomme het hele huis maar!’ schreeuwde ze.

‘Bedankt, heel fijn,’ zei Jay.

Was het een valstrik? Hadden ze deze arme, doodsbange vrouw zover gekregen dat ze twee agenten de dood in jaagde? Ze moesten het risico wel nemen, ze hadden geen keuze.

Met hun wapens in de aanslag slopen ze langs Susan het huis binnen. Zonder een woord gingen ze ieder een andere kant op en begonnen aan hun zoektocht. Beiden waren tot het uiterste gespannen; ze waren gespitst op het kleinste geluidje, want dat zou ongetwijfeld de voorbode zijn van afschuwelijk geweld.

Het duurde niet lang voordat hun ergste vermoeden bevestigd werd.

‘Bwaaab bivaab aaaabbb!’

Achter hen konden ze Susan Schaefer in doodsstrijd horen kreunen en steunen. Die gestoorde figuren vermoordden haar omdat ze hen had binnengelaten. Het klonk alsof ze al aan haar laatste doodsstuipen toe was. Beide rechercheurs renden terug door het huis langs dezelfde weg als ze gekomen waren. Er was een kleine deur in de hal: daar kwam het geluid duidelijk vandaan.

‘Politie!’ schreeuwde Crawford en hij nam een schiethouding aan terwijl Jay de deur openrukte.

Daar, op haar knieën voor hen, hoofd in de wc-pot, vingers in haar keel, zat de vrouwelijke ster uit Ordinary Americans.

‘Wat hebben jullie toch?’ gilde ze. ‘Kun je dan als vrouw niet eens even rustig je ontbijt wegwerken?’