27

Drake reed Will en dr. Burrows naar een nogal saaie tweeonder-een-kapwoning in een aangrenzende wijk. Hoewel de reis ernaartoe kort was, waren Will en zijn vader allebei zo uitgeput dat het zachte getril van het voertuig hen in slaap suste. Ze werden wakker toen Drake de auto achter een hoge heg parkeerde. Er brandde geen licht in het pand waar hij hen naar binnen loodste. Het was er smerig, met smoezelige vloerbedekking en slechts een paar gammele meubelstukken.

‘Je woont hier toch niet?’ vroeg dr. Burrows een beetje geschrokken. Hij sjokte lusteloos naar de sjofele zitkamer en liet zijn plunjezak op de vloer vallen.

‘Ik woon nergens,’ zei Drake, die alweer naar de deur liep. ‘We blijven hier maar één nacht. Op de bank liggen dekens en een slaapzak, en in de koelkast staat iets te eten.’

‘Hulp nodig?’ bood Will luidruchtig gapend aan.

‘Nee hoor, bedankt. Ik ga naar iemand toe die me nog iets schuldig is, om de inhoud van deze flesjes te laten onderzoeken,’ zei Drake met een klopje op zijn jaszak.

‘Is het hier na alles wat er is gebeurd dan wel veilig?’ gooide dr. Burrows eruit, terwijl hij zich op de bank liet vallen.

Drake knikte. ‘Ja, voorlopig wel. Laat de gordijnen wel dicht,’ zei hij. Hij wilde al vertrekken, maar knipte toen met zijn vingers. ‘Will, nu ik eraan denk, geef me eens wat van die plant… hoe heette hij ook alweer… Anijs…’

‘Anijsvuur,’ zei Will behulpzaam.

‘Anijsvuur,’ herhaalde Drake. ‘Dan laat ik die ook meteen analyseren.’

‘Oké,’ zei Will met een diepe rimpel op zijn voorhoofd, omdat hij niet snapte waarom Drake dit zo belangrijk vond. Hij pakte zijn rugzak uit en lette er daarbij goed op dat hij de doos met munitie voor zijn pistool buiten het blikveld van zijn vader hield. Hij haalde het nachtzichtapparaat tevoorschijn.

Drake glimlachte. ‘Ach, een oude bekende van me – mijn reservehoofdband. Heeft Elliott je die gegeven?’

‘Ja, maar hij doet het niet meer.’

‘Is het lichtelement blootgesteld aan fel licht?’

Will schudde zijn hoofd. ‘Nee, echt niet. Ik had hem een paar weken niet gebruikt en toen ik hem weer wilde aanzetten, gebeurde er niets,’ zei hij. Hij verwijderde het lood dat om de hoofdband zat waaraan de klaplens zat bevestigd.

‘Laat mij eens kijken,’ zei Drake. Will gaf het ding aan hem en haalde zijn rugzak verder leeg. Hij pakte een paar takjes anijsvuur en opeens viel zijn blik op iets wat helemaal onder in de rugzak zat. ‘Wat ben ik toch ook een sukkel!’ riep hij.

Hij tilde zijn camera eruit en draaide zich als een wervelwind om naar zijn vader. ‘Ik ben mijn camera helemaal vergeten!’

Dr. Burrows hief loom zijn hoofd op. ‘Wat?’

‘Mijn camera! Ik heb een paar foto’s gemaakt van de Kolonie en het Onderdiep, maar wat veel belangrijker is… er zitten er ook een paar bij van de bladzijden van jouw dagboek. Ik heb het rolletje bij Martha’s hut volgeschoten en ik weet vrij zeker dat de tekening van de Steen van dr. Burrows er ook op staat.’ Dr. Burrows had even nodig om Wills woorden tot zich te laten doordringen, maar toen sprong hij van de bank. ‘Will…’

Hij was zo blij dat hij bijna niet uit zijn woorden kwam. ‘Je bent echt briljant!’ Hij grinnikte. ‘Nou ja, een oen omdat je er niet eerder aan hebt gedacht, maar desondanks briljant.’

‘Kunnen we ze laten ontwikkelen?’ vroeg Will aan Drake. ‘En laten uitvergroten?’

‘Dat denk ik wel,’ antwoordde Drake. ‘Kan ik verder nog iets voor jullie doen? Jullie legerkleding laten persen of jullie laarzen laten poetsen?’ grijnsde hij.

Nadat Drake was vertrokken, liep Will meteen naar de koelkast om een paar broodjes voor zichzelf te halen en hij nam ook een slok melk uit een van de pakken. Hij keerde terug naar de woonkamer, waar zijn vader zich met een deken over zijn benen op de bank had genesteld en de stenen tabletten op zijn schoot bestudeerde. ‘Misschien kom ik toch nog achter de betekenis ervan, Will,’ zei hij.

‘Welterusten dan maar, pap,’ bromde Will met een blik op de vloer.

Will en dr. Burrows sliepen een gat in de dag en werden wakker van Drakes terugkomst.

‘Broodjes met bacon,’ riep hij en hij zette een papieren zak en drie plastic bekers op tafel.

‘Te gek,’ zei Will, die zich uit zijn slaapzak probeerde te wurmen. Hij was al blootsvoets op weg naar de tafel toen het hem opeens te binnen schoot waarom Drake de vorige avond ook alweer op pad was gegaan. ‘Heb je de flesjes laten testen?’

Drake blies vermoeid in zijn thee en Will vroeg zich af of hij eigenlijk wel had geslapen. ‘Ja, maar dat duurt wel een paar dagen,’ antwoordde hij.

Dr. Burrows dook naast Will op, stak een hand in de papieren zak om een broodje bacon te pakken en propte dit meteen hongerig naar binnen. ‘Is het gelukt met de foto’s?’ vroeg hij.

Drake overhandigde hem een pakje. ‘Twintig bij vijfentwintig – hoop dat het goed is?’

Dr. Burrows scheurde het pakje met een wilde ruk open, bladerde door de afdrukken en plukte die van zijn dagboek ertussen uit. Opeens verstijfde hij en hij boog zijn hoofd om een ervan van dichtbij te bestuderen. ‘Ja,’ mompelde hij en hij hield zijn hoofd er nóg dichterbij. ‘Ja!’ zei hij nogmaals. Hij stak de foto van de Steen van dr. Burrows in de lucht zodat Will hem kon zien. Zonder Drake te bedanken trok hij zich met de foto en de rest van zijn broodje bacon terug op de bank. ‘Met een vergrootglas moet dit haast wel lukken,’ prevelde hij.

‘Ik neem aan dat u wilt dat ik er een voor u ga kopen?’ vroeg Drake.

‘Ja, zo snel mogelijk graag,’ antwoordde dr. Burrows, die volledig opging in de foto. ‘En ook wat pennen en meer papier.’

‘Uw wens is mijn bevel,’ zei Drake sarcastisch.

Will bekeek de overige foto’s, die zijn vader achteloos op de tafel had geworpen. De bovenste was gemaakt in het huis van de Jeromes – Cal die met een brede grijns op zijn gezicht op zijn bed zat. Will vond het moeilijk er lang naar te kijken en ging snel verder naar de volgende. Op deze foto stond een straat in het Kwartier die hij had genomen op de dag dat Chester en hij zo heel lang geleden voor het eerst in de tunnel onder zijn huis waren gekropen. De volgende foto werd helemaal in beslag genomen door één reuzenoog. Will grinnikte, maar onderdrukte zijn geproest al snel. ‘Dit is eigenlijk niet om te lachen,’ zei hij.

‘Wat is er zo grappig?’ vroeg Drake. Hij boog zich naar hem toe, zodat hij de foto kon zien.

‘De tweede officier. Ik heb hem met de flitser van de camera verblind toen ik Chester uit de Bunker probeerde te bevrijden.’

‘Nee, ik moet echt een vergrootglas hebben,’ verkondigde dr. Burrows plotseling vanaf de bank. ‘Wat is het vandaag eigenlijk voor dag?’ wilde hij weten.

‘Vrijdag,’ zei Drake.

‘Moet Celia vandaag werken?’

‘Ja,’ antwoordde Drake.

‘Dan ga ik morgen bij haar langs, want dan is ze beslist thuis en deze keer laat ik me niet door jou tegenhouden,’ zei hij uitdagend.

‘Ik zou niet durven, doc,’ zei Drake, ‘maar ik dacht eigenlijk dat u vanavond misschien al wel wilde gaan?’

‘Nee, morgen is vroeg genoeg,’ antwoordde dr. Burrows. Fluitend tussen zijn tanden krabbelde hij een paar aantekeningen neer, terwijl hij van de foto naar een van de stenen tabletten keek en weer terug. Het was wel duidelijk wat voor hem de hoogste prioriteit had.

‘Druk, druk, druk,’ zei Drake. Hij vouwde een krant open en begon te lezen.

‘Het is me gelukt,’ brulde dr. Burrows de volgende ochtend. Hij rende op Will af, die nog lag te dutten op de vloer. ‘Ik weet hoe mijn route loopt – nu moet ik alleen het begin nog zien te vinden.’

‘Mijn route?’ vroeg Will. ‘Je zei: “Míjn route”.’

‘Ik… ik bedoelde natuurlijk onze route,’ zei dr. Burrows snel.

‘Zeg, Drake!’ schreeuwde hij. ‘Nu wil ik mijn vrouw zien.’

Drake kwam uit de kamer ernaast naar binnen slenteren en rammelde met zijn autosleutels. ‘Kom dan maar mee,’ zei hij. Toen ze het huis verlieten, scheen de ochtendzon zo fel dat Will en zijn vader hun ogen moesten afschermen.

‘Het zal weer even wennen zijn,’ merkte Drake op. Hij maakte de auto open en ze stapten in.

‘Ik wen er nooit aan,’ klaagde Will.

Drake belde iemand op zijn mobiel. ‘Prima,’ zei hij en hij verbrak de verbinding. Hij keek naar dr. Burrows, die voor in de auto naast hem zat. ‘Ze is bij Wilbrahams thuis.’

‘Wat?’ bulderde dr. Burrows. ‘Ik eis dat je me ernaartoe brengt! Nu meteen!’

‘Tuurlijk, doc,’ antwoordde Drake. Hij pakte een zonnebril uit het handschoenenkastje. ‘Zet deze maar op. Vergeet niet dat de politie erg veel interesse zal hebben als iemand u in de smiezen krijgt. En zodra de politie weet waar u uithangt, weten de Witnekken dat ook.’ Hij stelde zijn achteruitkijkspiegel zo bij dat hij Will erin kon zien. ‘Hou je hoofd gebogen daarachterin.’

Nog voordat de auto voor het victoriaanse huis tot stilstand was gekomen, sprong dr. Burrows er al uit. Hij rende de trap op en bonkte op de deur tot een verbijsterd kijkende Ben Wilbrahams opendeed. Dr. Burrows duwde hem pardoes opzij en ging naar binnen.

‘Is dit nou wel zo’n goed idee?’ vroeg Will vanaf de achterbank aan Drake.

‘Ik weet niet wat ik had moeten doen om je vader tegen te houden, afgezien van hem bewusteloos slaan,’ antwoordde Drake, terwijl hij ingespannen naar de straat voor hen tuurde. Nog geen minuut later stormde dr. Burrows alweer naar buiten, op de voet gevolgd door mevrouw Burrows.

‘Dat is mama!’ zei Will opgetogen tegen Drake en hij verschoof over de achterbank om haar beter te kunnen zien. ‘Wauw – een nieuwe, gestroomlijnde mama! Ze ziet er heel anders uit… ze ziet er hartstikke mooi uit!’ Will ving door Drakes openstaande raampje zijn moeders tierende stem op.

‘Ze klinkt alleen niet echt blij.’

‘Denk je nu echt dat je zomaar kunt opduiken en er meteen weer vandoor kunt gaan? Waar ben je al die tijd geweest? Waar zijn de kinderen?… Waar zijn Will en Rebecca? Wat heb je verdomme met hen gedaan?’ krijste ze woedend tegen dr. Burrows. Hij beende stampend terug naar de auto, maar zij zat hem op de hielen. Ben Wilbrahams stond bij de voordeur, maar maakte geen aanstalten om achter haar aan te gaan.

Will stapte uit de auto. ‘Mama! Mama!’ riep hij.

Mevrouw Burrows bleef met een schok staan en kneep haar mond dicht. Ze zag er helemaal beduusd uit. Toen holde ze op Will af en sloeg haar armen om hem heen.

‘Jezus christus! Ik geloofde hem niet, maar je bent echt hier!’ riep ze.

Will was totaal overdonderd door dit ongebruikelijke vertoon van genegenheid en ze perste hem bijna fijn. De vroegere mevrouw Burrows was afstandelijk en ongeïnteresseerd. Zijn moeder zag er niet alleen heel anders uit, maar gedroeg zich ook zo.

Dr. Burrows had alweer plaatsgenomen op de passagiersstoel voorin, maar Drake leunde uit zijn raampje om iets tegen Will en zijn moeder te zeggen.

‘We kunnen hier niet blijven.’

‘Wie is dat?’ vroeg mevrouw Burrows en ze staarde Drake achterdochtig aan. ‘Is dat de man die jou heeft ontvoerd…?’

‘Nee, hij heeft juist mijn leven gered, mama,’ verbeterde Will haar snel.

‘Instappen, allebei!’ snauwde Drake. ‘Dit is niet de juiste plek voor een gezinsreünie.’

Drake nam hen mee naar het platteland buiten Londen. Vanwege het heldere zonlicht dat door de autoramen naar binnen scheen knipperde Will tijdens het gesprek met zijn moeder voortdurend met zijn ogen. Op een enkele geschokte uitroep na luisterde ze echter aandachtig zonder hem in de rede te vallen. Toen Will was aanbeland bij het wrede gedrag van Rebecca en de Styx, en onthulde dat er al die tijd twee Rebecca’s waren geweest, kon ze zich niet langer inhouden.

‘Mijn Rebecca… twee stuks… leugenaars… móórdenaars? Nee! Dat kan toch niet waar zijn?’ zei ze gespannen, heen en weer gesleurd tussen ongeloof en aanvaarding.

Toen Will ten slotte zweeg om wat water te drinken, ademde mevrouw Burrows heel diep uit en wierp ze een blik op haar man op de passagiersstoel voorin, die met zijn armen strijdlustig over elkaar geslagen een ijzige stilte liet vallen.

‘Tenzij jullie helemaal gek zijn geworden en dit vergezochte verhaal iets is wat jullie met zijn tweeën hebben verzonnen, moet ik wel aannemen dat het allemaal waar is,’ zei ze. Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Jullie halen toch niet een of andere idiote grap met me uit, hè?’

‘Och, hemeltje, ze heeft ons door, Will,’ merkte dr. Burrows op met een stem die droop van sarcasme.

‘Wat zeg je?’ vroeg mevrouw Burrows, hoewel ze hem ongetwijfeld heel goed had verstaan.

‘Ja, het is allemaal van begin tot eind verzonnen. Ik heb vijf maanden lang in Disneyland rondgehangen, terwijl jij mijn huis van de hand deed en een nieuwe vriend opduikelde,’ zei hij.

Will zag dat de ogen van mevrouw Burrows zich tot spleetjes versmalden en wist dat dit geen goed teken was. Hij had gelijk. Ze balde haar vuist, leunde zonder waarschuwing naar voren en haalde zo hard uit naar het achterhoofd van dr. Burrows dat ze bijna zijn bril van zijn neus sloeg. ‘Stomme hufter die je bent!’ gilde ze. Ze raakte hem nog een keer, ditmaal precies op het kalende plekje midden op zijn schedel.

‘Zeg, laat dat, mensen!’ zei Drake. De auto zwenkte opzij, omdat Drake mevrouw Burrows uit evenwicht wilde brengen, zodat ze niet kon slaan. ‘Niet in de auto en niet waar Will bij is.’

‘Waarom deed je dat?’ blèrde dr. Burrows terwijl hij over zijn hoofd wreef.

‘Waarom ik dat deed?’ herhaalde mevrouw Burrows twee keer razendsnel. ‘Wat ben je toch ook een ellendige, egoïstische rotzak! Dat trekt er maar lekker op uit voor een of ander stompzinnig pleziertochtje zonder iets tegen iemand te zeggen, met als gevolg dat mijn zoon en zijn vriend midden in deze ellende verzeild raken! Ze hadden wel dood kunnen zijn!’

‘Mama, alsjeblieft,’ zei Will smekend tegen haar. ‘Hij kon toch ook niet weten wat er zou gebeuren?’

‘Je meent het,’ prevelde ze wantrouwig. Hierna bleef het stil en staarde iedereen naar het voorbijvliegende landschap. Uiteindelijk sloeg Drake een smal pad in dat aan beide zijden werd omzoomd door woeste hagen, en na een paar kilometer nam Drake gas terug om de auto een veld in te rijden. Will zag dat ze onder aan een helling stonden die begroeid was met weelderig gras.

Toen iedereen was uitgestapt, greep mevrouw Burrows haar man in de kraag. ‘Jij… jij komt nu met mij mee!’ beval ze en ze hield hem zo agressief vast dat hij in elkaar kroop. Will maakte aanstalten om met hen mee te gaan, maar Drake versperde hem de weg.

‘Laat ze maar even rustig praten,’ raadde hij hem aan.

Will zag dat mevrouw Burrows zijn vader de met gras begroeide helling op sleurde. Hij oogde als iemand die zijn terechtstelling tegemoet ging. Will kon weliswaar niet horen wat zijn moeder allemaal zei, maar haar hoofd bewoog alsof ze nu pas op stoom kwam. ‘Ik heb medelijden met hem,’ zei Will. ‘De laatste keer dat ze samen waren in Highfield, voordat dit allemaal gebeurde, hadden ze laaiende ruzie. Mijn vader probeerde haar te vertellen waar hij naartoe ging, maar het kon haar niets schelen – ze was alleen maar geïnteresseerd in wat er op televisie was. Dat is het enige wat ze deed… televisiekijken.’

Drake en Will slenterden naar de schaduw van een enorme eik, en Drake liet zich aan de voet ervan neervallen en gebruikte de dikke stam als ruggensteun. ‘Mijn ouders hebben in al die tijd dat ze bij elkaar waren niet één boos woord met elkaar gewisseld. Niet één,’ zei hij. ‘Ze kropten alles op en ik heb altijd gedacht dat mijn vader daarom zo jong is gestorven.’ Hij knikte met zijn hoofd naar de top van de heuvel, waar dr. en mevrouw Burrows woest naar elkaar gebaarden. ‘Die van jou hebben tenminste pit.’ Hij raapte een paar afgeknapte twijgjes op, haalde zijn mes tevoorschijn, trok de bast eraf en sneed er toen een scherpe punt aan. Will sloeg hem leunend op een lage tak gade. Toen Drake klaar was, borg hij het mes weer op en bekeek hij het blanke hout dat hij had blootgelegd. ‘Weet je wat je krijgt wanneer je twee Styx als stokjes tegen elkaar wrijft?’ vroeg hij en hij hield een paar kleine takjes tegen elkaar.

‘Ik zou het niet weten,’ zei Will.

‘Hel en verdoemenis,’ antwoordde Drake. ‘Dat zeiden ze altijd in de Sloppen… en ze hadden nog gelijk ook. Verdoemd waren ze zeker. Arme donders.’ Will zag dat Drake niets ziend langs de takjes naar de grond staarde.

‘Die takjes doen me denken aan die keer dat we op dat eiland zaten,’ merkte Will nu op. ‘Elliott heeft daar een Anomalocaris voor ons geroosterd – zij noemde het nachtkreeft – en wat duivelsteennagels.’

‘Mijn lievelingsmaal,’ zei Drake afwezig.

‘We hebben levende fossielen gegeten,’ zei Will nadenkend. Hij grinnikte omdat het allemaal zo bizar was en verviel toen ook in een diep gepeins. ‘Het is fijn om even uit het donker en de klamme lucht weg te zijn – ook al is het maar voor heel even. Raar, want het lijkt alweer een eeuwigheid geleden.’ Hij liet zijn oogleden dichtzakken, draaide zijn gezicht zo dat het de warme zonnestralen opving die door het bladerdak drongen en zoog zijn longen vol frisse lucht. ‘Ik heb in het Onderdiep over een plek als deze gedroomd. Daar was ook hoog gras, en schapenwolken in de lucht en de zon scheen er net zo fel als hier… het was best gek, want in die droom was er iemand bij me – een meisje – maar ik weet niet wie ze was. Ik kon haar gezicht niet zien.’

‘Elliott?’ vroeg Drake voorzichtig.

‘Ha!’ riep Will uit. ‘Weinig kans.’

‘Dat zou ik niet durven zeggen. Ze mag je heel graag, hoor.’ Will lachte. ‘Nou, dat laat ze dan totaal niet merken.’

‘Typisch iets voor meisjes – of vrouwen,’ zei Drake en hij lachte met Will mee. ‘Ik weet dat jullie een flinke ruzie hebben gehad na jullie verkenningstocht over de Grote Vlakte, maar ze had respect voor je, omdat je tegen haar in durfde te gaan.’

Precies op dat moment vingen Will en Drake achter hen luide stemmen op.

Mevrouw Burrows stiefelde recht op de boom af en dr. Burrows volgde haar op de voet. Ze schreeuwde schril: ‘Will! Will, kom hier! We moeten met je praten.’

Voordat hij naar hen toe ging, fluisterde Will tegen Drake: ‘Zo te horen hebben ze me nodig.’

‘Het is altijd fijn wanneer iemand je nodig heeft,’ antwoordde Drake met een knikje.

Zijn ouders bleven aan de andere kant van de boom staan. Het gezicht van mevrouw Burrows zag vuurrood van kwaadheid en dr. Burrows tuurde bedeesd naar zijn voeten.

‘Je vader en ik hebben uitgebreid met elkaar gesproken, en we zijn het erover eens dat we niet terug willen naar de situatie van vroeger,’ verklaarde mevrouw Burrows stellig.

‘Nee, onder géén beding,’ zei dr. Burrows nadrukkelijk, maar hij staarde nog steeds naar zijn voeten.

‘Oké,’ zei Will, die zich afvroeg waar dit allemaal naartoe ging.

‘Je vader denkt dat zijn werk onder de grond nog niet af is en hij wil er zo snel mogelijk weer naartoe – in zijn eentje.’ ‘Nee…!’

riep Will uit, maar zijn moeder overstemde hem.

‘We hebben besloten dat jij bij mij blijft,’ zei ze.

‘Echt niet,’ gromde Will. ‘Ik ga terug naar Chester en Elliott. Jullie kunnen me niet vertellen wat ik moet doen! Jullie hebben geen flauw benul wat er….’

‘We zoeken een plek ver uit de buurt van die Styxmensen. Misschien ergens aan de kust… Brighton lijkt me wel…’

‘Geen sprake van!’ schreeuwde Will. ‘Brighton? Ben je soms aan de drugs of zo? Daar hebben ze ons binnen twee tellen gevonden.’

Mevrouw Burrows werd boos. ‘Waag het niet zo tegen me te pra…!’

Deze keer was het Drake die tussenbeide kwam. ‘Zo eenvoudig is het helaas niet, mevrouw Burrows.’ Hij raakte de bovenkant van zijn hoofd aan in een gebaar dat duidelijk als een teken was bedoeld en vanachter de heg aan het eind van het veld kwam een man tevoorschijn. Hij liep met grote, vlugge stappen naar hen toe.

‘Wie is dat? Waarom sluipt hij hier zo rond?’ vroeg mevrouw Burrows nijdig.

‘Hij is hier al die tijd bij ons geweest en u kunt hem met Leatherman aanspreken,’ zei Drake.

‘Het kan mij geen moer schelen, al was hij de elfenkoning in hoogsteigen persoon,’ snoof ze verachtelijk. ‘Waar komt hij eigenlijk vandaan?’

‘Oorspronkelijk komt hij uit Fiji. Hij heeft een tijdje bij mijn eenheid gezeten.’

‘Wat – je legereenheid, bedoel je?’ siste mevrouw Burrows. Hoe bozer ze werd, des te agressiever krulde haar lip om. Will ging een stukje bij haar vandaan staan, bang dat ze elk moment weer kon gaan slaan.

Drake schudde zijn hoofd. ‘U zou kunnen zeggen dat we op een bepaalde manier voor de regering hebben gewerkt, totdat de relatie door onze goede vrienden de Styx werd verpest. Meer hoeft u niet te weten,’ zei hij kortaf.

De man bleef naast Drake staan alsof hij op een opdracht wachtte. Hij was een kop groter dan Drake en zag er net zo stevig uit als de stam van de oude eik. Zijn kortgeknipte haar was zwart en hij had een keurig bijgepunte snor. Zijn huid was gebruind, alsof hij zijn hele leven in de buitenlucht had doorgebracht en Will, die vond dat zijn huid heel veel weg had van een oude, gelooide dierenhuid, bedacht ironisch dat zijn naam wel heel toepasselijk was. De man droeg een dikke waxjas die tot op zijn knieën viel en een spijkerbroek. Toen hij in reactie op een knikje van Drake zijn jas opensloeg, ving Will een glimp op van een stomp uitziend wapen dat langs zijn zij hing.

‘Een automatisch geweer?’ vroeg de jongen nieuwsgierig.

De man keek Will vriendelijk glimlachend aan. ‘Een kaliber 12 met een afgezaagde loop,’ zei hij. Hij haalde iets uit een binnenzak. Het was een soort camera.

‘Ga verder,’ snauwde mevrouw Burrows tegen Drake en ze leek totaal niet onder de indruk te zijn van de plotselinge verschijning van de onbekende man of het feit dat hij was gewapend.

Drake nam de camera aan van Leatherman en klapte een klein scherm aan de zijkant ervan open.

‘Vooruit, vertel me nu maar eens waarom ik Will niet kan meenemen, ver weg van al deze onzin?’ vroeg mevrouw Burrows ongeduldig.

‘Hierom,’ zei Drake. Hij hield het scherm zo vast dat zij het kon zien.

‘Ben? Is dat Ben?’ vroeg ze. Ze griste de camera uit Drakes hand en tuurde naar het schermpje waarop een stukje groenige film werd afgespeeld. ‘Ja dus – jullie hebben Ben bespioneerd! Daar hebben jullie helemaal het recht niet toe!’

Het lukte Will om een blik op het scherm te werpen, ook al trilden zijn moeders handen, die de camera vasthielden, hevig. De vriend van mevrouw Burrows was niet de enige die op het scherm te zien was – er waren twee stevig gebouwde mannen bij hem met een platte pet en een donkere zonnebril op. Het scherm werd heel even zwart, maar toen werd er een nieuwe opname afgespeeld waarin Will Ben Wilbrahams met één Styx zag staan. ‘Hij is echt een Styxagent, daar is geen twijfel over mogelijk?’ zei hij.

‘Geen enkele twijfel. Met excuses voor de slechte kwaliteit,’ zei Leatherman, alsof dat er iets toe deed. ‘De ontmoetingen vonden ’s avonds plaats en het was te gevaarlijk om te proberen dichterbij te komen.’

Mevrouw Burrows keek Drake heel even schouderophalend aan. ‘Ben is dus door een paar mensen aangesproken. Dat bewijst toch helemaal niets? Misschien kwamen ze elkaar wel toevallig tegen – ze hadden iedereen kunnen aanspreken,’ ratelde ze.

‘Op zes verschillende dagen? Op verlaten locaties?’ zei Leatherman kortaf. ‘Dat dacht ik toch niet, zus.’

‘Ik ben uw zus niet, meneer Liederman of hoe u ook mag heten,’ snauwde mevrouw Burrows hem toe. Ze keek nogmaals hoofdschuddend naar het scherm. Het was wel duidelijk dat ze de opnamen niet overtuigend vond. ‘Vertelt u me eens – wánneer zijn deze eigenlijk precies gemaakt?’ informeerde ze.

‘Dat heb ik u al verteld – op zes verschillende dagen en allemaal ’s avonds. De eerste keer was vlak nadat u bij Wilbrahams thuis was geweest – de avond waarop u door Kolonisten werd achtervolgd.’

‘Mama?’ vroeg Will met een bezorgde blik.

‘Ben je met hem mee naar huis gegaan?’ zei dr. Burrows.

‘’s Avonds?’

Mevrouw Burrows wierp haar man een kille blik toe, klapte het schermpje dicht en gooide de camera onnodig hard terug naar Drake. Hij ving hem met één hand op. ‘Als het allemaal waar is, dan weten jullie dat van Ben dus al een tijdje?’ zei ze beschuldigend tegen Drake.

‘We hadden onze vermoedens,’ zei hij.

‘En toch heb je hem mijn man en zoon laten zien. Je hebt Roger naar binnen laten gaan om me te halen, zodat Ben te weten zou komen dat Will en hij terug zijn in Highfield.’ Drake knikte.

‘Dat wisten de Styx al, maar ik heb inderdaad bewust een risico genomen door toe te staan dat de doc zichzelf vertoonde, omdat ik de Styx uit hun hol moest zien te lokken.’

‘Waarom dan?’ vroeg Will.

Leatherman nam het woord. Hij hief een hand op en aan een koordje om zijn vingers bungelden de twee flesjes. ‘Omdat we hier niets wijzer van zijn geworden. Je bent beetgenomen, Will. Het ene zit vol met het megavirus en het andere met het vaccin daartegen. Het spijt me dat ik je moet vertellen dat er geen druppel van het nieuwe virus in zit, in geen van beide.’

‘O, mijn God… niet het Dominatievirus,’ hakkelde Will. ‘Het was dus vanaf het begin één grote leugen, die ze zelfs bij de duikboot volhielden door te beweren dat ze de flesjes wilden terug hebben. Houden die akelige trutten dan nooit op met die vreselijke spelletjes van hen?’

Leatherman keek mevrouw Burrows aan. ‘Het maakt niet zo heel veel uit of de Styx weten dat uw man Bovengronds is of niet, uw dagen zijn toch wel geteld.’

‘Hè?’ zei ze. Ze zag er al veel minder zelfverzekerd uit.

‘U zou binnenkort ongetwijfeld zijn verdwenen – u hebt te diep zitten spitten… en dat bedoel ik niet grappig,’ zei hij zonder een greintje humor in zijn stem. ‘Nu u contact hebt gehad met de doc en Will zullen ze vermoedelijk denken dat u alles weet wat zij weten, dus bent u ten dode opgeschreven. U hebt geen keus – u moet vluchten. U hebt echter niet voldoende kennis om uit handen van de Styx te blijven en neemt u maar van mij aan dat ze goed zijn. Ze zullen u opsporen en om het leven brengen. Het is slechts een kwestie van tijd.’ Hij nam de camera van Drake aan en stopte hem terug in zijn jaszak.

‘Zo is het leven, zus.’

‘U kunt nu dus net zo goed onder de grond verdwijnen – jullie alle drie, trouwens,’ zei Drake bot.

‘Onder de grond?’ echode mevrouw Burrows en er verspreidde zich een blik vol afschuw over haar gezicht. ‘Ik?’

‘Geweldig,’ zei Will met een blik op zijn vader. ‘Dat is toch precies wat we wilden, papa… teruggaan?’

‘Hou je mond, Will,’ zei mevrouw Burrows zacht. Ze beefde zo hard dat het duidelijk was dat ze enorm van streek was.

‘Nee, Will heeft gelijk,’ zei Drake. ‘Als de doc en hij uit de Porie kunnen komen, bestaat er een grote kans dat het de Rebeccatweeling ook lukt. Hopelijk zijn ze allang dood, maar iemand zal moeten gaan kijken of het echt zo is. Als ze Elliotts explosie hebben overleefd, hebben ze het echte Dominatievirus nog steeds bij zich. Dat risico kunnen we niet nemen.’ Hij staarde in de verte alsof hem zojuist iets te binnen was geschoten. ‘Er is trouwens wel iets wat jij hierboven voor me kunt doen, Celia.’

‘Wat?’ zei ze schor.

‘Nou kijk, dat ondergrondse gewroet is toch niet echt aan jou besteed, of wel?’

Mevrouw Burrows verbleekte en wankelde op haar benen, en Will was even bang dat ze flauw zou vallen.