3

1

De kabouter had inderdaad een vlag, maar geen Amerikaanse. Zelfs niet de vlag van Maine, met de eland. De vlag die de kabouter in zijn handen had, had een verticale blauwe streep en twee brede horizontale strepen, de bovenste wit en de onderste rood. Hij had ook een ster. De vlag van Texas. Ik gaf de kabouter in het voorbijgaan een klopje op zijn puntmuts en liep het trapje op naar Al’s kleine huis aan Vining Street. Intussen dacht ik aan een grappige song van Ray Wylie Hubbard: ‘Screw You, We’re from Texas’. (Flik ons niks. Wij komen uit Texas.)

      De deur ging al open voordat ik kon aanbellen. Al droeg een ochtendjas over een pyjama, en zijn sinds kort witte haar vertoonde een wirwar van kurkentrekkerkrullen – zo ongeveer het ergste geval van slaaphoofd dat ik ooit had gezien. Maar de slaap (samen met de pijnstillers natuurlijk) had hem wel goedgedaan. Hij zag er nog steeds ziek uit, maar de lijnen om zijn mond waren niet meer zo diep, en toen hij me door het korte gangetje naar zijn huiskamer leidde, liep hij ook niet meer zo te wankelen. ’s Middags had hij zijn rechterhand in zijn linkeroksel gedrukt, alsof hij zich overeind wilde houden, maar dat deed hij nu niet meer.

      ‘Ik lijk weer een beetje de oude, hè?’ vroeg hij met zijn schorre stem terwijl hij in de luie stoel voor de tv ging zitten. Alleen ging hij niet echt zitten. Hij bracht zich min of meer in positie en liet zich zakken.

      ‘Ja. Wat hebben de artsen tegen je gezegd?’

      De dokter in Portland waar ik ben geweest zegt dat er geen hoop is, zelfs niet met chemokuren en bestraling. De dokter in Dallas waar ik ben geweest, zei precies hetzelfde. Dat was in 1962. Een leuk idee dat sommige dingen gewoon hetzelfde blijven, hè?’

      Ik deed mijn mond open en weer dicht. Soms kun je niets zeggen. Soms ben je gewoon sprakeloos.

      ‘Laten we er niet omheen draaien,’ zei hij. ‘Ik weet dat mensen zich niet goed raad weten met de dood, vooral wanneer degene die doodgaat het aan zijn eigen slechte gewoonten te wijten heeft, maar ik heb geen tijd voor subtiliteiten. Ik lig gauw genoeg in het ziekenhuis, al is het alleen maar omdat ik straks niet meer zelfstandig naar de wc kan. Ik verdom het om hier te blijven en de longen uit mijn lijf te hoesten en tot mijn heupen in mijn eigen stront te zitten.’

      ‘Wat gebeurt er met je eethuis?’

      ‘Het eethuis is voorbij, vriend. Al was ik zo gezond als een paard, dan nog zou het aan het eind van de maand weg zijn. Je weet toch dat ik die plek altijd heb gehuurd?’

      Dat wist ik niet, maar het was te verwachten. Hoewel Worumbo nog steeds Worumbo heette, was het nu een trendy winkelcentrum, en dat betekende dat Al huur had betaald aan een onderneming.

      ‘Mijn huurcontract moet worden verlengd, en Mill Associates wil die ruimte hebben om er iets neer te zetten wat een – je zult dit prachtig vinden – L.L. Bean’s Express heet. Trouwens, ze zeggen dat mijn kleine Aluminaire een lelijk ding is.’

      ‘Dat is belachelijk!’ zei ik met zoveel oprechte verontwaardiging dat Al grinnikte. Die grinniklach probeerde in een hoestbui over te gaan, maar hij hield hem tegen. In de privacy van zijn eigen huis gebruikte hij geen servetjes en papieren zakdoekjes om zijn hoestbui te bestrijden; er lag een doos Maxi Pads-maandverband op het tafeltje naast zijn stoel. Mijn blik dwaalde er steeds naar af. Ik probeerde mijn ogen te dwingen dat niet te doen en bijvoorbeeld naar de foto aan de muur te kijken van Al met zijn arm om een aantrekkelijke vrouw, maar ik keek er steeds weer naar. Dat is een van de grote waarheden van de menselijke conditie: als je Stayfree Maxi Pads nodig hebt om de afscheidingen van je verziekte lichaam te absorberen, heb je een heel groot probleem.

      ‘Ik stel het op prijs dat je dat zegt, vriend. Daar kunnen we iets op drinken. Alcohol is er voor mij niet meer bij, maar ik heb ijsthee in de koelkast. Misschien wil jij even inschenken.’

2

In het restaurant gebruikte hij solide merkloos glaswerk, maar de kan met thee leek me Waterford. Een hele citroen dreef onbeweeglijk op de oppervlakte, de schil ingesneden om de smaak in de thee te laten trekken. Ik deed ijs in een paar glazen, schonk in en liep terug naar de huiskamer. Al nam een lange, diepe slok uit zijn glas en sloot toen dankbaar zijn ogen.

      ‘Goh, wat smaakt dat goed. Op dit moment is alles goed in de Wereld van Al. Die pillen zijn fantastisch. Zo verslavend als het maar kan, natuurlijk, maar geweldig. Ze onderdrukken zelfs de hoest een beetje. De pijn komt tegen middernacht terug, maar dat betekent dat we genoeg tijd hebben om dit te bespreken.’ Hij nam weer een slokje en keek me met een zuur lachje aan. ‘Menselijke dingen blijven blijkbaar geweldig tot aan het eind. Dat zou ik nooit hebben gedacht.’

      ‘Al, wat gebeurt er met dat... dat gat naar het verleden, als ze je mobilhome weghalen en daar een winkel bouwen?’

      ‘Dat weet ik net zomin als ik weet hoe ik keer op keer hetzelfde vlees kan kopen. Ik dénk dat het gat verdwijnt. Ik denk dat het net zo’n gril van de natuur is als Old Faithful, die geiser in het Yellowstone Park, of die gekke balancerende rots die ze in het westen van Australië hebben, of een rivier die terugstroomt wanneer de maan een bepaalde stand heeft. Zulke dingen liggen heel gevoelig, vriend. Een kleine verschuiving in de aardkorst, een verandering in de temperatuur, een paar staafjes dynamiet, en weg zijn ze.’

      ‘Dus je denkt niet dat er... ik weet het niet... dat er een ramp komt?’ Ik stelde me een breuk in de cabine van een passagiersvliegtuig op tienduizend meter hoogte voor: alles eruit gezogen, ook de passagiers. Dat had ik een keer in een film gezien.

      ‘Ik denk van niet, maar wie zal het zeggen? Ik weet alleen dat ik er in geen van die gevallen iets aan kan doen. Dat wil zeggen, tenzij je wilt dat ik de eigendom aan jou overdraag. Dan kun je naar het Genootschap voor Historische Monumenten gaan en zeggen: ‘‘Hé, jongens, jullie mogen niet toestaan dat ze een outlet op het terrein van de oude Worumbo-fabriek zetten. Er is daar een tijdtunnel. Ik weet dat het moeilijk te geloven is, maar ik zal het jullie laten zien.’’’

      Enkele ogenblikken dacht ik daarover na, want waarschijnlijk had Al gelijk: zo’n opening die naar het verleden leidde, was vast wel heel kwetsbaar. Voor zover ik wist (of híj wist) kon die hele opening als een zeepbel uiteenspatten wanneer de Aluminaire zelfs maar even heen en weer schudde. Toen dacht ik aan de overheid – wat ze zouden doen als ze ontdekten dat ze speciale agenten naar het verleden konden sturen om te veranderen wat ze wilden. Ik wist niet of dat mogelijk was, maar zo ja, dan waren de mensen aan wie we zulke fijne dingen als biologische wapens en computergestuurde slimme bommen te danken hadden wel de laatsten van wie ik wilde dat ze hun wil oplegden aan een levende, onbeschermde geschiedenis.

      Zodra dat idee bij me opkwam – onmiddellijk – wist ik wat Al in gedachten had. Alleen de details ontbraken nog. Ik zette mijn ijsthee neer en stond op.

      ‘Nee. Absoluut niet. Nee.’

      Hij bleef er kalm onder. Ik zou kunnen zeggen dat hij stoned was van de OxyContin, maar ik wist wel beter. Hij kon zien dat ik, wat ik ook zei, heus niet zomaar zou weglopen. Mijn nieuwsgierigheid – om niet te zeggen mijn fascinatie – stond natuurlijk levensgroot op mijn gezicht te lezen. Want eigenlijk wilde ik de details wél weten.

      ‘Ik zie dat ik de inleiding kan overslaan en meteen ter zake kan komen,’ zei Al. ‘Dat is goed. Ga zitten, Jake, dan vertel ik je wat mijn enige reden is om mijn hele voorraad roze pilletjes niet in één keer in te nemen.’ En toen ik toch bleef staan, zei hij: ‘Je weet toch dat je dit wilt horen, en wat kan het voor kwaad? Zelfs als ik je hier in 2011 iets kon laten doen – wat ik niet kan – zou ik je niet kunnen dwingen daar in díé tijd iets te doen. Als je daar eenmaal terug bent, is Al Templeton een kleuter in Bloomington, Indiana, een jongetje dat om het huis heen rent, met een Lone Ranger-masker op en zo ongeveer zindelijk, of misschien ook niet. Dus ga zitten. Zoals ze dan zeggen: het verplicht u tot niets.’

      Ja. Aan de andere kant zou mijn moeder hebben gezegd: ‘De stem van de duivel klinkt lieflijk.’

      Maar ik ging zitten.

3

‘Ken je de term ‘‘waterscheiding’’, vriend?’

      Ik knikte. Je hoefde geen leraar Engels te zijn om dat woord te kennen; je hoefde niet eens te kunnen lezen en schrijven. Het was een van die irritante clichés die je steeds weer op het tv-journaal hoorde, dag in dag uit. Net als ‘de lijn doortrekken’ en ‘met de kennis van nu’. Het allerirritantste (ik ben er tegenover mijn ongeïnteresseerde leerlingen keer op keer tegen ten strijde getrokken) is het volslagen betekenisloze ‘sommige mensen zeggen’ of ‘veel mensen geloven’.

      ‘Weet je waar dat woord vandaan komt? Wat de oorsprong ervan is?’

      ‘Nee.’

      ‘Het komt uit de cartografie. Een waterscheiding vormt de grens tussen twee stroomgebieden, dus stukken land die op bepaalde rivieren uitwateren. De geschiedenis is ook een rivier. Dat kun je toch zeggen?’

      ‘Ja, dat kun je wel zeggen.’ Ik nam weer een slok thee.

      ‘Soms zijn de gebeurtenissen die de geschiedenis veranderen wijdverbreid, zoals hevige, langdurige regens een rivier buiten de oevers kunnen laten treden. Maar rivieren kunnen zelfs op zonnige dagen overstromen. Een hevige, langdurige stortbui in een klein gedeelte van het stroomgebied kan genoeg zijn. In de geschiedenis doet dat verschijnsel zich ook voor. Wil je een paar voorbeelden? Wat zou je zeggen van 11 september? Of Bush die Gore versloeg in 2000?’

      ‘Je kunt presidentsverkiezingen niet met overstromingen vergelijken, Al.’

      ‘Misschien de meeste niet, maar de presidentsverkiezingen van 2000 waren een geval apart. Stel je eens voor dat je terug kon gaan naar het Florida van het eind van 2000 en tweehonderdduizend dollar ten gunste van Al Gore kon uitgeven.’

      ‘Daar zijn een paar problemen aan verbonden,’ zei ik. ‘Ten eerste heb ik geen tweehonderdduizend dollar. Ten tweede ben ik leraar. Ik kan je alles over het moedercomplex van Thomas Wolfe vertellen, maar ik weet niets van politiek.’

      Hij maakte een ongeduldig handgebaar, waardoor zijn mariniersring bijna van zijn vermagerde vinger vloog. ‘Geld is geen probleem. Dat moet je maar even van me geloven. En voorkennis wint het meestal van ervaring. Het schijnt dat het verschil in Florida nog geen zeshonderd stemmen was. Denk je dat je op de verkiezingsdag met tweehonderdduizend dollar zeshonderd stemmen kon kopen, als het een kwestie van kopen was?’

      ‘Misschien wel,’ zei ik. ‘Ik zou een paar plaatsen opzoeken waar veel apathie heerst en de opkomst altijd laag is – dat is gemakkelijk na te gaan – en dan met een dikke portefeuille zwaaien.’

      Al grijnsde, zodat het gat tussen zijn tanden en zijn ongezonde tandvlees te zien waren. ‘Waarom niet? Zo heeft het in Chicago jarenlang gewerkt.’

      Het idee dat je het presidentschap kon kopen voor minder dan de prijs van twee Mercedessen bracht me even tot zwijgen.

      ‘Maar als het op de rivier van de geschiedenis aankomt en je nagaat welke waterscheidingen het gemakkelijkst te veranderen zijn, dan heb je het over moordaanslagen – de aanslagen die lukten en de aanslagen die mislukten. Aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk wordt vermoord door die labiele onbenul van een Gavrilo Princip, en hup, de Eerste Wereldoorlog is begonnen. Aan de andere kant: toen het Claus von Stauffenberg in 1944 niet lukte Hitler te vermoorden – het lukte hem bijna, maar bijna is niet goed genoeg – ging de oorlog door en kwamen er nog miljoenen mensen om het leven.’

      Die film had ik ook gezien.

      Al zei: ‘We kunnen niets aan aartshertog Frans Ferdinand of Adolf Hitler doen. Die zijn buiten ons bereik.’

      Ik dacht erover hem op het aanmatigende van dat ‘we’ te wijzen, maar hield mijn mond. Ik voelde me net iemand die een heel somber boek leest. Bijvoorbeeld een roman van Thomas Hardy. Je weet hoe het afloopt, maar dat mag de pret niet drukken en maakt het boek des te fascinerender. Het is net als wanneer je ziet hoe een kind zijn elektrische trein steeds sneller laat rijden, net zo lang tot het ding in een van de bochten ontspoort.

      ‘Wat 11 september betreft: als je dat wilde voorkomen, zou je drieënveertig jaar in die andere tijd moeten blijven. Jij zou tegen de tachtig lopen, als je het al haalde.’

      Nu begreep ik meer van de vlag met één ster die de kabouter in zijn handen had gehad. Het was een souvenir van Al’s laatste uitstapje naar het verleden. ‘Jij haalde 1963 niet eens, hè?’

      Daar zei hij niets op. Hij keek me alleen maar aan. Zijn ogen, die er vochtig en wazig hadden uitgezien toen hij me die middag in zijn hamburgertent binnenliet, keken nu helder. Bijna jong.

      ‘Want daar heb je het toch over? Dallas in 1963?’

      ‘Ja,’ zei hij. ‘Ik moest het opgeven. Maar jíj bent niet ziek, vriend. Jij bent gezond en in de kracht van je leven. Jij kunt teruggaan, en jij kunt het voorkomen.’

      Hij boog zich naar voren. Zijn ogen waren niet zomaar helder; ze gaven licht.

      ‘Jij kunt de geschiedenis veranderen, Jake. Begrijp je dat? John Kennedy kan in leven blijven.

4

Ik ken de principes van spannende romans – dat moet ook wel, want ik heb in mijn leven genoeg thrillers gelezen – en het is regel één dat de lezer moet blijven raden. Maar als je op grond van de buitengewone gebeurtenissen van die dag iets van mijn karakter bent gaan begrijpen, zul je weten dat ik graag wilde worden overgehaald. Christy Epping was Christy Thompson geworden (je vindt elkaar bij de AA, weet je nog wel?), en ik was een man alleen. We hadden niet eens kinderen om ruzie over te maken. Ik had een baan waar ik goed in was, maar als ik zei dat die baan een fascinerende uitdaging voor me vormde, zou ik liegen. Ik had een keer een tijdje met een medestudent door Canada gelift; dat was zo ongeveer het enige avontuur in mijn leven, en als je bedenkt hoe vriendelijk en behulpzaam de meeste Canadezen zijn, kun je het eigenlijk niet eens een avontuur noemen. Nu kreeg ik opeens de kans om een hoofdrol te spelen in niet alleen de geschiedenis van Amerika, maar ook in de geschiedenis van de wéreld. Dus ja, ja, ja, ik wilde graag worden overgehaald.

      Maar ik was ook bang.

      ‘En als het verkeerd gaat?’ Ik dronk de rest van mijn ijsthee in vier lange teugen op; de ijsblokjes tikten tegen mijn tanden. ‘Als het me nu eens lukt, al mag God weten hoe, om die moord te voorkomen, en als het daardoor nu eens slechter wordt in plaats van beter? Als ik nu eens hier terugkom en ontdek dat Amerika een fascistische staat is geworden? Of dat de vervuiling zo erg is geworden dat iedereen met een gasmasker rondloopt?’

      ‘Dan ga je nog een keer in de tijd terug,’ zei hij. ‘Terug naar twee minuten voor twaalf op 9 september 1958. En dan maak je het allemaal ongedaan. Elke trip is de eerste trip, weet je nog wel?’

      ‘Dat klinkt goed, maar als de veranderingen nu eens zo radicaal zijn dat Al’s Eethuis niet eens meer bestaat?’

      Hij grijnsde. ‘Dan moet je in het verleden blijven leven. Maar zou dat zo erg zijn? Als leraar Engels zou je vast wel aan de kost komen, en dat zou niet eens nodig zijn. Ik ben daar vier jaar geweest, Jake, en ik heb een klein fortuin gemaakt. Weet je hoe?’

      Ik had ernaar kunnen raden, maar ik schudde mijn hoofd.

      ‘Met wedden. Ik was voorzichtig – ik wilde geen argwaan wekken, en ik wilde ook beslist niet de bottenbrekers van de bookmakers achter me aan krijgen – maar als je in je hoofd hebt geprent wie alle grote sportwedstrijden tussen de zomer van 1958 en de herfst van 1963 hebben gewonnen, kun je het je veroorloven voorzichtig te zijn. Ik zal niet zeggen dat je als een vorst kunt leven, want dat zou óók gevaarlijk zijn. Maar een goed leven zit er wel in. En ik denk dat Al’s Eethuis er bij terugkeer nog zal staan. Het stond er nog voor mij, en ik heb veel dingen veranderd. Dat doet iedereen. Je hoeft maar door de straat te lopen om een brood of een fles melk te kopen, en je verandert de toekomst. Ooit van het vlindereffect gehoord? Dat is een bizarre wetenschappelijke theorie die er in feite op neerkomt dat...’

      Hij hoestte weer. Het was de eerste langdurige hoestbui sinds hij me had binnengelaten. Hij pakte een van de Maxi Pads uit de doos, drukte hem tegen zijn mond en boog zich diep voorover. Uit zijn borst kwamen gruwelijke kokhalsgeluiden omhoog. Het klonk alsof de helft van zijn binnenwerk was losgetrild en alle kanten op vloog, als botsautootjes op de kermis. Ten slotte nam de hoestbui af. Hij keek naar de Maxi Pad, huiverde, vouwde hem op en gooide hem weg.

      ‘Sorry, vriend. Die orale menstruatie is niet niks.’

      ‘Jezus, Al!’

      Hij haalde zijn schouders op. ‘Als je er geen grappen over kunt maken, wat heeft alles dan voor zin? Nou, waar was ik?’

      ‘Het vlindereffect.’

      ‘Ja. Het houdt in dat kleine gebeurtenissen een heleboel grote gevolgen kunnen hebben. Als iemand een vlinder doodmaakt in China, komt er veertig jaar later – of vierhonderd jaar later – een aardbeving in Peru. Klinkt dat jou net zo idioot in de oren als mij?’

      Jazeker, maar ik herinnerde me een afgezaagde paradox over tijdreizen uit mijn jeugd en kwam daar nu mee op de proppen. ‘Ja, maar als je nu eens terugging en je eigen opa doodmaakte?’

      Hij keek me verbijsterd aan. ‘Waarom zou je dat doen?’

      Dat was een goede vraag, en dus zei ik tegen hem dat hij verder moest gaan.

      ‘Vanmiddag heb je het verleden in allerlei kleine opzichten veranderd, alleen door de Kennebec-winkel binnen te lopen... maar de trap die naar de bijkeuken en terug naar 2011 leidde, was er toch nog? En Lisbon Falls is nog precies zoals je het had achtergelaten.’

      ‘Ja, daar lijkt het wel op. Maar jij hebt het nu over een gebeurtenis die een beetje verdergaat. Te weten: het redden van John F. Kennedy’s leven.’

      ‘O, ik heb het over veel meer, want het gaat niet om een vlinder in China, vriend. Ik heb het ook over het redden van Robert Kennedy’s leven, want als John in Dallas in leven blijft, stelt RFK zich in 1968 waarschijnlijk niet kandidaat voor het presidentschap. Het land zou niet de ene Kennedy door de andere willen vervangen.’

      ‘Dat weet je niet zeker.’

      ‘Nee, maar luister. Denk je dat als je John Kennedy’s leven redt, zijn broer Robert op 5 juni 1968 kort na middernacht nog in het Ambassador Hotel is? En zelfs als hij daar is, werkt Sirhan Sirhan dan nog in de keuken?’

      Misschien wel, maar die kans zou heel erg klein zijn. Als je een miljoen variabelen in een formule invoerde, zou het resultaat natuurlijk veranderen.

      ‘En wat zou je zeggen van Martin Luther King? Is hij in april 1968 nog in Memphis? En zelfs als hij daar is, staat hij dan nog op precies hetzelfde moment op het balkon van het Lorraine Motel, zodat James Earl Ray hem kan neerschieten? Wat denk je?’

      ‘Als die vlindertheorie klopt, waarschijnlijk niet.’

      ‘Dat denk ik ook. En als MLK in leven blijft, komt het niet tot de rassenrellen die na zijn dood zijn uitgebroken. Misschien wordt Fred Hampton dan niet doodgeschoten in Chicago.’

      ‘Wie?’

      Hij negeerde me. ‘En misschien komt er dan ook geen Symbionese Liberation Army, want Donald DeFreeze en de rest maakten zich vooral druk om racisme. Geen SLA, geen Patty Hearst die wordt ontvoerd – genoeg voor een kleine maar misschien wel belangrijke vermindering van de angst voor zwarten bij blanken uit de middenklasse.’

      ‘Nu kan ik je niet volgen. Vergeet niet: ik heb Engels gestudeerd.’

      ‘Je kunt me niet volgen, omdat je meer over de Amerikaanse Burgeroorlog in de negentiende eeuw weet dan over de oorlog die ons land heeft verscheurd nadat president Kennedy in Dallas werd vermoord. Als ik je vroeg wie de hoofdrollen speelden in The Graduate, zou je me dat vast wel kunnen vertellen, maar als ik je vroeg op wie Lee Oswald een paar maanden voor zijn aanslag op Kennedy een moordaanslag wilde plegen, zou je ‘‘huh?’’ zeggen, nietwaar? Want op de een of andere manier zijn al die dingen verloren gegaan.’

      ‘Heeft Oswald geprobeerd iemand te vermoorden vóór Kennedy?’ Dat was nieuw voor mij, maar het grootste deel van mijn kennis over de moord op Kennedy kwam uit die film van Oliver Stone. Hoe dan ook, Al gaf geen antwoord. Hij was nu goed op dreef.

      ‘En wat denk je van Vietnam? Johnson is met die krankzinnige escalatie begonnen. Kennedy was een man van de Koude Oorlog, geen twijfel mogelijk, maar Johnson ging er veel verder mee. Hij had hetzelfde complex van mijn-ballen-zijn-groter-dan-de-jouwe als George W. Bush toen die voor de camera’s stond en ‘Bring it on’ (‘Kom maar op’) zei. Kennedy zou misschien van gedachten zijn veranderd, maar Johnson en Nixon waren daar niet toe in staat. Door hen zijn bijna zestigduizend Amerikaanse soldaten in Vietnam omgekomen. En er zijn miljoenen Vietnamezen omgekomen, uit het noorden en uit het zuiden. Zouden er ook zoveel slachtoffers zijn gevallen als Kennedy niet in Dallas was vermoord?’

      ‘Ik weet het niet. En jij weet het ook niet, Al.’

      ‘Dat is waar, maar ik heb me nogal grondig in de recente Amerikaanse geschiedenis verdiept, en de kans lijkt me heel groot dat de dingen beter zouden zijn gegaan als hij was gered. En trouwens, het kan niet echt misgaan. Als de zaak in de soep loopt, maak je het gewoon allemaal ongedaan. Net zo gemakkelijk als wanneer je een vies woord van een schoolbord wist.’

      ‘Misschien kan ik niet terugkomen. In dat geval zal ik het nooit weten.’

      ‘Onzin. Je bent jong. Zolang je niet onder een taxi komt en geen hartaanval krijgt, leef je lang genoeg om te weten hoe het verder is gegaan.’

      Ik keek zwijgend naar mijn schoot en dacht na. Al gaf me daar de tijd voor. Ten slotte keek ik weer op.

      ‘Je moet wel veel over de moord en over Oswald hebben gelezen.’

      ‘Alles waar ik de hand op kon leggen, vriend.’

      ‘Hoe zeker ben je ervan dat Oswald het heeft gedaan? Want er zijn wel duizend complottheorieën. Zelfs ik weet dat. Als ik nu eens terugging en hem tegenhield, en iemand anders schiet Kennedy dood vanaf de Grassy Hill of hoe dat ook heette?’

      ‘Grassy Knoll. En ik ben er zo goed als zeker van dat het alleen Oswald was. Die complottheorieën waren toch al absurd, en de meeste zijn in de loop van de jaren ontzenuwd. Bijvoorbeeld het idee dat de schutter helemaal niet Oswald was maar iemand die op hem leek. In 1981 hebben ze het lijk opgegraven en is er DNA-onderzoek gedaan. Hij was het wel degelijk. Het rotzakje.’ Al zweeg even en voegde er toen aan toe: ‘Ik heb hem ontmoet, weet je.’

      Ik staarde hem aan. ‘Onzin!’

      ‘O ja. Hij heeft met me gesproken. Hij en Marina – zijn vrouw, ze was Russische – waren op bezoek bij Oswalds broer in Fort Worth. Als Lee ooit van iemand heeft gehouden, was het van zijn broer Bobby. Ik stond buiten het paaltjeshek van Bobby Oswalds tuin en leunde tegen een telefoonpaal, rookte een sigaret en deed alsof ik de krant las. Mijn hart roffelde maar door; misschien wel tweehonderd slagen per minuut. Lee en Marina kwamen samen naar buiten. Ze had hun dochter June op de arm. Een heel klein ding, nog geen jaar oud. De baby sliep. Ozzie droeg een kaki broek en een buttondown-overhemd met een versleten boord. Er zat een scherpe vouw in zijn broek, maar die broek was vuil. Hij had geen gemillimeterd haar meer, maar zijn haar zou toch nog veel te kort zijn om het vast te pakken. Marina – godallemachtig, wat een stoot van een meid! Donker haar, schitterende blauwe ogen, smetteloze huid. Ze leek net een filmster. Als je dit doet, zul je het zelf zien. Toen ze op het pad kwamen, zei ze iets in het Russisch tegen hem. Hij zei iets terug. Hij glimlachte toen hij het zei, maar toen gaf hij haar een duw. Ze viel bijna om. De baby werd wakker en begon te huilen. Al die tijd bleef Oswald glimlachen.’

      ‘Jij hebt dat gezien. Met je eigen ogen. Je hebt hém gezien.’ Ondanks mijn eigen tijdreisje hield ik er nog steeds rekening mee dat het zinsbegoocheling was geweest, of zelfs een regelrechte leugen.

      ‘Ja. Ze kwam door het hekje en liep me met gebogen hoofd voorbij, met de baby tegen haar borsten gedrukt. Alsof ik er niet was. Maar hij liep recht op me af en kwam zo dichtbij dat ik de Old Spice kon ruiken waarmee hij zijn zweetlucht probeerde te camoufleren. Hij had allemaal mee-eters op zijn neus. Je kon aan zijn kleren zien – en aan zijn schoenen, die kaal waren, en kapot aan de achterkant – dat hij geen cent te makken had, geen nagel om zijn gat te krabben, maar als hij je aankeek, wist je dat het er niet toe deed. Niet voor hem. Hij vond zichzelf heel wat.’

      Al dacht even na en schudde zijn hoofd.

      ‘Nee, dat moet ik verbeteren. Hij wíst dat hij heel wat was. Hij hoefde alleen nog maar even te wachten tot de rest van de wereld het ook wist. Nou, daar stond hij dan, recht tegenover me, heel dichtbij, en denk nou niet dat ik niet op het idee ben gekomen...’

      ‘Waarom deed je het niet? Waarom heb je hem niet doodgeschoten?’

      ‘Waar zijn vrouw en kindje bij waren? Zou jij dat kunnen, Jake?’

      Daar hoefde ik niet lang over na te denken. ‘Ik denk van niet.’

      ‘Ik ook niet. En ik had nog meer redenen. Bijvoorbeeld dat ik een hekel had aan de gevangenis... of aan de elektrische stoel. Vergeet niet: we stonden daar op straat.’

      ‘Ah.’

      ‘Zeg dat wel. Hij had dat glimlachje nog op zijn gezicht toen hij naar me toe liep. Arrogant en nuffig, allebei tegelijk. Hij heeft die glimlach op zo ongeveer alle foto’s die ooit van hem genomen zijn. Hij heeft die glimlach ook op het politiebureau van Dallas toen ze hem hadden gearresteerd voor de moord op de president en een motoragent die toevallig zijn pad kruiste toen hij weg probeerde te komen. Hij zei tegen me: ‘‘Waar kijk je naar, meneer?’’ En ik zei: ‘‘Naar niets, vriend.’’ En hij zei: ‘‘Bemoei je dan met je eigen zaken.’’

      Marina stond een meter of vijf bij ons vandaan op het trottoir te wachten. Ze probeerde de baby weer in slaap te krijgen. Het was die dag smoorheet, maar ze droeg een hoofddoek, zoals veel Europese vrouwen in die tijd. Hij liep naar haar toe en pakte haar elleboog vast – als een politieagent in plaats van een echtgenoot – en zei: ‘‘Idi! Idi!’’ Lopen, lopen. Ze zei iets tegen hem; misschien vroeg ze of hij de baby een tijdje wilde dragen. Tenminste, dat denk ik. Maar hij duwde haar gewoon weg en zei: ‘‘Idi, soeka!’’ Lopen, kreng. En dat deed ze. Ze liepen naar de bushalte. En dat was het.’

      ‘Spreek jij Russisch?’

      ‘Nee, maar ik heb goede oren en een computer. Tenminste, hier in deze tijd.’

      ‘Heb je hem vaker gezien?’

      ‘Alleen vanuit de verte. Intussen werd ik heel ziek.’ Hij grijnsde. ‘Er is geen betere Texas-barbecue dan Fort Worth-barbecue, maar ik kon het niet eten. Soms is de wereld wreed. Ik ging naar een dokter, kreeg een diagnose die ik inmiddels zelf ook had kunnen stellen, en kwam terug naar de eenentwintigste eeuw. In feite was er ook niets meer te zien. Hij was alleen maar een mager kereltje dat zijn vrouw mishandelde en wachtte tot hij beroemd werd.’

      Al boog zich naar voren.

      ‘Weet je wat voor iemand de man was die de geschiedenis van Amerika heeft veranderd? Een eenling met een jengelende, dominante moeder. Hij sliep met haar in hetzelfde bed tot hij elf was – nergens een vader te bekennen. Hij was het soort kind dat stenen naar andere kinderen gooit en dan wegrent. Toen hij bij de mariniers ging – dat deed hij om net zo te zijn als zijn broer Bobby, hij verafgoodde Bobby – had hij in meer dan twintig verschillende plaatsen gewoond, van New Orleans tot New York. Hij had grote ideeën en begreep niet waarom mensen daar niet naar wilden luisteren. Daar maakte hij zich kwaad om – hij was razend – maar dat nuffige glimlachje van hem raakte hij nooit kwijt. Weet je hoe William Manchester hem noemde?’

      ‘Nee.’ Ik wist niet eens wie William Manchester was.

      ‘Een zielenpoot. Manchester had het over alle complottheorieën die na de moord tot bloei kwamen, nadat Oswald zelf ook was doodgeschoten. Dat weet je toch wel?’

      ‘Natuurlijk,’ zei ik een beetje geërgerd. ‘Dat deed een zekere Jack Ruby.’ Maar omdat al was gebleken dat er grote gaten in mijn kennis zaten, had hij het recht om zich dat af te vragen.

      ‘Manchester zei dat als je de vermoorde president aan de ene kant van een weegschaal zette en Oswald – de zielenpoot – aan de andere kant, de schaal niet in evenwicht kwam. Nooit ofte nimmer. Als je enige betekenis aan Kennedy’s dood wilde geven, moest je iets zwaarders toevoegen. Dat verklaart waarom er zoveel complottheorieën zijn opgekomen. Bijvoorbeeld dat de maffia het heeft gedaan – Carlos Marcello gaf opdracht tot de moord. Of dat de KGB het heeft gedaan. Of Castro, om het de CIA betaald te zetten dat ze hadden geprobeerd hem vergiftigde sigaren te laten roken. Er zijn mensen die tot op de dag van vandaag geloven dat Lyndon Johnson het heeft gedaan om president te kunnen worden. Maar uiteindelijk...’ Al schudde zijn hoofd. ‘Het moet wel Oswald zijn geweest. Je hebt zeker wel van Ockhams scheermes gehoord?’

      Het was prettig om iets zeker te weten. ‘Dat is een elementair truïsme dat soms ook wel de wet van de spaarzaamheid wordt genoemd. ‘‘Als alle andere factoren gelijk zijn, is de eenvoudigste verklaring meestal de juiste.’’ Waarom heb je hem niet gedood toen hij níét met vrouw en kind op straat was? Jij bent ook bij de mariniers geweest. Toen je wist hoe ziek je was, had je dat arrogante klootzakje toch gewoon zelf kunnen vermoorden?’

      ‘Omdat vijfennegentig procent zekerheid geen honderd procent is. Omdat hij, hufter of niet, een huisvader was. Omdat Oswald na zijn arrestatie zei dat ze hem ervoor lieten opdraaien en ik er zeker van wilde zijn dat hij loog. Ik denk niet dat iemand in deze verdorven wereld voor honderd procent zeker kan zijn van iets, maar ik wilde tot achtennegentig procent komen. Niet dat ik van plan was tot 22 november te wachten en hem dan tegen te houden bij het Texaans schoolboekenmagazijn – dat zou te kort door de bocht zijn, om één belangrijke reden waarover ik je zal vertellen.’

      Zijn ogen waren niet meer zo helder, en de rimpels op zijn gezicht werden weer dieper. Ik vond het angstwekkend te zien hoe klein zijn energiereserves waren geworden.

      ‘Ik heb dit alles opgeschreven. Ik wil dat je het leest. Ik wil zelfs dat je het in je kop stampt. Kijk eens boven op de tv, vriend. Wil je dat doen?’ Hij keek me met een vermoeid glimlachje aan en zei: ‘Ik heb mijn zitbroek aan.’

      Het was een schrift met een hard, blauw omslag. Op dat kartonnen omslag stond de prijs: vijfentwintig cent. Ik kende het merk niet. ‘Wat is Kresge?’

      ‘De warenhuisketen die tegenwoordig Kmart heet. Het doet er niet toe wat er op het omslag staat. Kijk nou maar binnenin. Het is een Oswald-tijdlijn, plus al het bewijsmateriaal dat tegen hem is verzameld. Dat hoef je niet allemaal te lezen als je op mijn voorstel ingaat, want dan houd je dat rotzakje tegen in april 1963, meer dan een halfjaar voordat JFK naar Dallas ging.’

      ‘Waarom in april?’

      ‘Omdat iemand toen heeft geprobeerd generaal Edwin Walker te vermoorden... alleen was hij toen geen generaal meer. Hij was in 1961 ontslagen door Kennedy zelf. Generaal Eddie verspreidde lectuur onder zijn troepen waarin rassenscheiding werd bepleit. Hij beval ze die dingen te lezen.’

      ‘Heeft Oswald geprobeerd hem dood te schieten?’

      ‘Daarover moet je zekerheid zien te krijgen. Hetzelfde geweer, geen twijfel mogelijk – dat bleek uit het ballistisch onderzoek. Ik wachtte tot ik hem dat schot zag lossen. Ik kon me afzijdig houden, want die keer schoot Oswald mis. De kogel ketste af tegen de lat in het midden van Walkers keukenraam. Niet veel, maar net genoeg. De kogel maakte letterlijk een scheiding in Walkers haar en hij kreeg houtsplinters in zijn arm. Verder had hij niets.’ Al schudde zijn hoofd. ‘Ik zeg niet dat de man het verdiende te sterven – er zijn maar heel weinig mensen die zo slecht zijn dat ze het verdienen onverhoeds te worden doodgeschoten – maar ik had Walker altijd graag voor Kennedy ingeruild.’

      Ik schonk weinig aandacht aan dat laatste. Ik bladerde in het Oswald-schrift van Al, bladzijde na bladzijde vol dicht opeengeschreven notities. In het begin waren ze heel goed leesbaar; aan het eind wat minder. De laatste bladzijden waren gevuld met de krabbels van een heel zieke man. Ik sloot het schrift en zei: ‘Als je bevestigd kon krijgen dat Oswald de moordaanslag op generaal Walker had gepleegd, zouden je twijfels dan zijn weggenomen?’

      ‘Ja. Ik moest zeker weten dat hij ertoe in staat was. Ozzie is een slecht mens, Jake – wat ze in 1958 een misbaksel noemden – maar dat hij zijn vrouw sloeg en haar in feite gevangenhield omdat ze de taal niet sprak, betekent nog niet dat je hem mag vermoorden. En dan nog iets. Ook als ik geen K had gekregen, had ik misschien niet meer de kans gekregen om het recht te zetten als ik Oswald doodde en iemand anders de president doodschoot. Als je eenmaal in de zestig bent, is je garantie verstreken, als je begrijpt wat ik bedoel.’

      ‘Had je hem moeten vermoorden? Had je niet gewoon... ik weet het niet... hem de schuld van iets in de schoenen kunnen schuiven?’

      ‘Misschien wel, maar in die tijd was ik al ziek. Ik weet niet of ik het had kunnen doen als ik beter was geweest. Over het geheel genomen leek het me eenvoudiger om een eind aan zijn leven te maken zodra ik zekerheid had. Zoals je een wesp doodslaat voordat hij je kan steken.’

      Ik zweeg en dacht na. De klok aan de muur gaf halfelf aan. Al had in het begin gezegd dat hij het kon volhouden tot middernacht, maar ik hoefde maar even naar hem te kijken om te weten dat hij veel te optimistisch was geweest.

      Ik ging met zijn glas en het mijne naar de keuken, spoelde ze om en zette ze in het afdruiprek. Het leek wel of er een tornado woedde achter mijn voorhoofd, en die zoog geen koeien, hekpalen en stukken papier op, maar wervelde steeds maar weer om namen heen: Lee Oswald, Bobby Oswald, Marina Oswald, Edwin Walker, Fred Hampton, Patty Hearst. Ik zag ook allerlei afkortingen in die werveling. Ze vlogen in het rond als chromen ornamenten van luxeauto’s: JFK, RFK, MLK, SLA. De cycloon had zelfs een geluid, twee Russische woorden die keer op keer met een dof zuidelijk accent werden uitgesproken: idi, soeka.

      Lopen, kreng.

5

‘Hoeveel bedenktijd heb ik?’ vroeg ik.

      ‘Niet veel. Mijn eethuis gaat aan het eind van de maand weg. Ik heb aan een advocaat gevraagd of ik nog wat tijd kan winnen – door een proces tegen ze te voeren of zoiets – maar hij had er niet veel fiducie in. Ooit een bord in een meubelwinkel gezien met HUURCONTRACT VERLOPEN, ALLES MOET WEG?’

      ‘Ja.’

      ‘In negen van de tien gevallen is dat maar een verkooppraatje, maar dit is het tiende geval. En ik heb het nu niet over een discountzaak die graag voor jou in de plaats wil komen, maar over ­Bean’s. Als het op winkelketens in Maine aankomt, is L.L. Bean de alfa-aap in de jungle. Op 1 juli is het eethuis net zo goed weg als Enron. Maar dat is niet het voornaamste. Op 1 juli ben ík misschien ook weg. Ik kan kouvatten en binnen drie dagen aan een longontsteking sterven. Ik kan een hartaanval of een beroerte krijgen. Of ik kan mezelf per ongeluk doodmaken met die verrekte OxyContin-pillen. De wijkzuster die hier komt, vraagt me elke dag of ik wel voorzichtig ben met de dosering, en ik bén voorzichtig, maar ik kan zien dat ze evengoed bang is dat ze op een ochtend binnenkomt en mij dood ziet liggen, waarschijnlijk omdat ik zo erg verdoofd was dat ik de tel kwijtraakte. Bovendien remmen die pillen de ademhaling, en mijn longen zijn ook niks meer waard. Daar komt nog bij dat ik heel wat kilo’s ben kwijtgeraakt.’

      ‘O ja? Dat was me niet opgevallen.’

      ‘Met dat soort praatjes kom je niet ver, vriend – als je zo oud wordt als ik, zul je dat weten. In elk geval wil ik je niet alleen het schrift geven, maar ook dit.’ Hij hield me de sleutel voor. ‘Die is van het eethuis. Als je me morgen belt en van de zuster hoort dat ik vannacht ben overleden, moet je snel in actie komen. Dat wil zeggen, vooropgesteld dat je in actie wílt komen.’

      ‘Al, je bent toch niet van plan...’

      ‘Ik wil alleen maar rekening houden met alles. Want dit is belangrijk, Jake. Wat mij betreft is het belangrijker dan al het andere. Als je ooit de wereld hebt willen veranderen, is dit je kans. Kennedy redden, zijn broer redden. Martin Luther King redden. De rassenrellen voorkomen. Misschien zelfs Vietnam voorkomen.’ Hij boog zich naar voren. ‘Eén zielenpoot uit de weg ruimen, vriend, en je redt misschien miljoenen levens.’

      ‘Dat is een verdomd goed verkoopargument,’ zei ik, ‘maar ik heb de sleutel niet nodig. Als morgenvroeg de zon opkomt, ben jij nog onder de levenden.’

      ‘Daar is vijfennegentig procent kans op. En dat is niet goed genoeg. Pak die klotesleutel nou aan.’

      Ik pakte de klotesleutel aan en stopte hem in mijn zak. ‘Ik laat je nu wat uitrusten.’

      ‘Nog één ding voordat je weggaat. Ik moet je over Carolyn Poulin en Andy Cullum vertellen. Ga weer zitten, Jake. Dit duurt maar een paar minuten.’

      Ik bleef staan. ‘Nee. Je bent aan het eind van je Latijn. Je moet slapen.’

      ‘Als ik dood ben, krijg ik slaap genoeg. Ga zitten.’

6

Nadat hij het konijnenhol had ontdekt, zoals hij het noemde, had Al het in het begin alleen maar gebruikt om ingrediënten te kopen, weddenschappen af te sluiten bij een bookmaker die hij in Lewiston had gevonden en zijn stapel vijftigjes op te bouwen. Hij ging soms midden in de week ook op vakantie naar Sebago Lake, waar het krioelde van de vis, die lekker was en die je ook volkomen veilig kon eten. Mensen maakten zich zorgen over de neerslag van atoomproeven, zei hij, maar de angst voor kwikvergiftiging door het eten van vis lag nog in de toekomst. Hij noemde die uitstapjes (meestal dinsdag en woensdag, al bleef hij soms wel tot vrijdag) zijn minivakanties. Het weer was altijd goed (want het was altijd hetzelfde weer) en het vissen was altijd geweldig (waarschijnlijk ving hij sommige vissen steeds weer).

      ‘Ik weet precies hoe je over dit alles denkt, Jake, want die eerste paar jaar stond ik er ook versteld van. Wil je weten wat ik pas echt verbijsterend vond? Als ik midden in de vrieskou van januari die trap af ging en in de heldere septemberzon kwam. Typisch weer om met opgestroopte mouwen te lopen, nietwaar?’

      Ik knikte en zei dat hij verder moest gaan. Het beetje kleur dat hij op zijn wangen had gehad toen ik binnenkwam, was helemaal weg, en hij hoestte weer aan één stuk door.

      ‘Maar als je iemand wat tijd geeft, kan hij aan alles wennen, en toen ik eindelijk over de schok heen was, kwam ik op het idee dat ik dat konijnenhol niet voor niets had gevonden. En toen begon ik over Kennedy te denken. Maar jouw vraag stak zijn lelijke kop op: kun je het verleden veranderen? Ik maakte me niet druk om de gevolgen – in het begin tenminste niet – maar ik vroeg me af of het al dan niet te doen was. Toen ik een keer naar Sebago ging, nam ik mijn mes en kerfde ik AL T. UIT 2007 in een boom bij de blokhut die ik had gehuurd. Toen ik hier terug was, sprong ik in mijn auto en reed ik naar Sebago Lake. De blokhutten die ik huurde, zijn weg; er is daar nu een toeristenhotel. Maar de boom is er nog. En wat ik erin had gekerfd, is er ook nog. Oud en gladgesleten, maar nog steeds te lezen: AL T. UIT 2007. Dus ik wist dat het te doen was. Toen begon ik na te denken over het vlindereffect.

      Er was in die tijd een krant in Lisbon Falls, de Lisbon Weekly Enterprise, en de bibliotheek heeft in 2005 alle nummers ingescand. Dat bespaart je veel tijd. Ik ging op zoek naar een ongeluk in het najaar of het begin van de winter van 1958. Een bepaald soort ongeluk. Ik zou helemaal tot begin 1959 zijn gegaan als het moest, maar ik vond wat ik zocht op 15 november 1958. Een twaalfjarig meisje, Carolyn Poulin, was met haar vader aan de overkant van de rivier aan het jagen, in het deel van Durham dat Bowie Hill wordt genoemd. Om ongeveer twee uur die middag – het was een zaterdag – schoot een jager uit Durham, een zekere Andrew Cullum, in diezelfde bossen op een hert. Hij miste het hert maar raakte het meisje. Hoewel ze vierhonderd meter bij hem vandaan was, raakte hij haar. Ik denk daar veel over na, weet je. Toen Oswald op generaal Walker schoot, was de afstand nog geen honderd meter, misschien maar zestig meter. Maar de kogel raakte de lat midden in het raam en het schot was mis. De kogel die het meisje Poulin verlamd maakte, legde een afstand van meer dan vierhonderd meter af – twee keer de afstand van het schot dat Kennedy doodde – en miste onderweg alle boomstammen en takken. Als hij zelfs maar een dun takje had geraakt, zou hij haar vast en zeker hebben gemist. Dus ja, ik denk daar veel over na.’

      Het was de eerste keer dat de frase ‘het leven is een dubbeltje op zijn kant’ bij me opkwam. Het was niet de laatste keer. Al nam weer een Maxi Pad, hoestte, spuwde, gooide hem in de afvalbak. Toen haalde hij diep adem, of wat bij hem daarvoor moest doorgaan, en ging moeizaam verder. Ik probeerde hem niet tegen te houden. Ik was weer gefascineerd.

      ‘Ik gebruikte de zoekfunctie om in de jaargangen van de Enterprise naar haar te zoeken en vond nog een paar verhalen over haar. Ze deed in 1965 eindexamen op het Lisbonlyceum – een jaar later dan de rest van haar klas, maar ze redde het – en ging naar de Universiteit van Maine. Hoofdvak bedrijfskunde. Ze werd boekhouder. Ze woont in Gray, amper vijftien kilometer verwijderd van Sebago Lake, waar ik voor mijn minivakanties heen ging, en ze werkt nog steeds freelance. Wil je raden wie een van haar grootste cliënten is?’

      Ik schudde mijn hoofd.

      ‘John Crafts, hier in Lisbon Falls. Squiggy Wheaton, een van de verkopers, is een van mijn vaste klanten, en toen hij me op een dag vertelde dat ze hun jaarlijkse inventaris opmaakten en dat de ‘‘cijferdame’’ de boeken zou doornemen, reed ik daarheen om een kijkje te nemen. Ze is nu vijfenzestig, en... Je weet dat sommige vrouwen van die leeftijd heel mooi kunnen zijn?’

      ‘Ja,’ zei ik. Ik dacht aan Christy’s moeder, die er pas goed ging uitzien toen ze in de vijftig was.

      ‘Zo is het met Carolyn Poulin. Haar gezicht heeft een klassieke schoonheid, het soort gezicht dat een schilder van twee- of driehonderd jaar geleden mooi vond, en haar sneeuwwitte haar is lang en hangt tot op haar rug.’

      ‘Zo te horen ben je verliefd, Al.’

      Hij had genoeg kracht over om zijn middelvinger naar me op te steken.

      ‘Ze verkeert ook in een heel goede fysieke conditie – nou ja, dat zou je ook verwachten, nietwaar, een ongetrouwde vrouw die zichzelf elke dag in en uit een rolstoel hijst, en in het speciaal omgebouwde busje waarin ze rijdt. En ook nog in en uit bed, onder de douche en eronder vandaan, en noem maar op. Dat doet ze allemaal – Squiggy zegt dat ze zichzelf helemaal kan redden. Ik was onder de indruk.’

      ‘Dus je besloot haar te redden. Als test.’

      ‘Ik ging naar het konijnenhol terug, alleen bleef ik deze keer wel twee maanden in de blokhut bij het meer. Ik zei tegen de eigenaar dat ik geld van mijn oom had geërfd. Dat moet je onthouden, vriend – dat verhaal van die rijke oude oom is heel goed te gebruiken. Iedereen gelooft het, want iedereen wil er een hebben. En toen brak de dag aan: 15 november 1958. Ik deed niets aan de Poulins. Omdat ik uiteindelijk Oswald wilde tegenhouden, was ik veel meer geïnteresseerd in Cullum, de schutter. Ik had ook onderzoek naar hem gedaan en ontdekt dat hij een kilometer bij Bowie Hill vandaan woonde, in de buurt van de oude feestzaal van Durham. Ik wilde daarheen gaan voordat hij naar het bos vertrok. Maar het ging niet helemaal zoals ik wilde.

      Ik vertrok heel vroeg uit mijn blokhut aan Sebago Lake, en dat was maar goed ook, want ik had nog geen twee kilometer gereden of mijn huurauto kreeg een lekke band. Ik nam de reserveband, zette hem erop, en hoewel er niets bijzonders aan die band te zien was, was hij na nog een kilometer ook lek.

      Ik liftte naar het Esso-benzinestation in Naples, waar de monteur zei dat hij het veel te druk had om ook nog een nieuwe band op een huurauto te zetten. Ik denk dat hij kwaad was omdat hij die zaterdag niet kon jagen. Twintig dollar bracht hem op andere gedachten, maar ik kwam pas na twaalf uur in Durham aan. Ik nam de oude Runaround Pond Road omdat dat het vlugste was, en weet je wat? De brug over Chuckle Brook was in het water gevallen. Rood-witte wegversperringen; vuurtonnen; een groot oranje bord met WEG AFGESLOTEN. Intussen begreep ik wel zo ongeveer wat er aan de hand was, en ik had het moedeloze gevoel dat ik niet zou kunnen doen wat ik die ochtend van plan was geweest. Vergeet niet dat ik voor alle zekerheid al om acht uur was vertrokken en dat ik er meer dan vier uur over had gedaan om dertig kilometer af te leggen. Maar ik gaf het niet op. Ik nam de Methodist Church Road, haalde alles uit die rammelkast wat erin zat en trok een grote waaierstaart van stof achter me aan – alle wegen daar waren toen nog onverhard.

      Oké, hier en daar zag ik auto’s langs de kant van de weg staan, of aan het begin van boswegen, en ik zag ook jagers met opengeklapte geweren over hun armen lopen. Ze staken allemaal hun hand naar me op – de mensen waren vriendelijker in 1958, geen twijfel mogelijk. Ik zwaaide terug, maar eigenlijk verwachtte ik elk moment weer een lekke band. Of zelfs een klapband. Dan zou ik van de weg af raken en in de greppel terechtkomen, want ik reed minstens honderd. Ik weet nog dat een van de jagers met zijn handen tegen de lucht duwde, zoals je doet wanneer je iemand duidelijk wilt maken dat hij langzamer moet rijden, maar ik trok me er niets van aan.

      ‘Ik vloog tegen Bowie Hill op, en net voorbij het oude quakers-samenkomsthuis zag ik een pick-uptruck bij de begraafplaats staan. POULIN BOUW- EN TIMMERWERK stond er op het portier. De wagen was leeg. Poulin en zijn dochter waren in het bos. Misschien zaten ze ergens in een veldje hun lunch op te eten en te praten zoals vaders en dochters doen. Tenminste, ik stel me voor dat ze dat doen, want ik heb zelf nooit een dochter gehad...’

      Weer een hoestbui, die eindigde met een nat kokhalsgeluid.

      ‘O shit, wat doet dat een pijn,’ kreunde hij.

      ‘Al, je moet ophouden.’

      Hij schudde zijn hoofd en veegde met de muis van zijn hand wat bloed van zijn onderlip. ‘Ik moet dit vertellen, dus hou je kop en laat me mijn gang gaan.

      Ik keek eens goed naar die pick-uptruck, terwijl ik honderd bleef rijden, en toen ik weer naar de weg keek, zag ik dat er een boom overheen lag. Ik remde net op tijd om te voorkomen dat ik ertegenaan knalde. Het was geen grote boom, en voordat de kanker me te pakken kreeg, was ik tamelijk sterk. Bovendien was ik woedend. Ik stapte uit en ging in de slag met de boom. Terwijl ik dat deed – vloekend en tierend – kwam er een auto van de andere kant. Er stapte een man uit; hij droeg een oranje jagershesje. Ik wist niet zeker of het míjn man was of niet – de Enterprise had geen foto van hem afgedrukt – maar hij had ongeveer de juiste leeftijd.

      Hij zei: ‘‘Laat me je daarmee helpen, ouwe.’’

      ‘‘Bedankt,’’ zei ik, en ik stak mijn hand uit. ‘‘Bill Laidlaw.’’

      Hij schudde mijn hand en zei: ‘‘Andy Cullum.’’ Dus het was hem. Na alle problemen die ik had gehad om in Durham te komen, kon ik het bijna niet geloven. Het was alsof ik de loterij had gewonnen. We pakten de boom vast en kregen hem samen in beweging. Toen de boom van de weg af was, ging ik op de weg zitten en drukte ik mijn hand tegen mijn borst. Hij vroeg of ik me wel goed voelde. ‘‘Nou, ik weet het niet,’’ zei ik. ‘‘Ik heb nooit een hartaanval gehad, maar dit lijkt er sterk op.’’ En daarom is Andy Cullum die novembermiddag niet aan jagen toegekomen, Jake. En daarom heeft hij ook nooit dat meisje neergeschoten. Hij was druk bezig die arme ouwe Bill Laidlaw naar het Medisch Centrum Maine in Lewiston te brengen.’

      ‘Heb je het klaargespeeld? Echt waar?’

      ‘Reken maar. In het ziekenhuis zei ik dat ik die middag een ‘‘grote ouwe held’’ had gegeten – zo noemden ze in die tijd een Italiaanse sandwich – en de diagnose was ‘‘acute indigestie’’. Ik betaalde vijfentwintig dollar cash en ze lieten me gaan. Cullum wachtte op me en bracht me naar mijn huurauto terug – was dat niet vriendelijk van hem? Diezelfde avond keerde ik terug naar 2011; alleen was het natuurlijk maar twee minuten nadat ik vertrokken was. Van al dat gedoe zou je een jetlag krijgen, al zit je nooit in een vliegtuig.

      Ik ging eerst naar de bibliotheek, waar ik het verhaal van de diploma-uitreiking in 1965 nog eens bekeek. De vorige keer had daar een foto van Carolyn Poulin bij gestaan. De directeur uit die tijd – Earl Higgins, hij rust allang in vrede – bukte zich om haar het diploma te geven terwijl ze met toga en baret in haar rolstoel zat. Het onderschrift luidde: Carolyn Poulin bereikt een doel op haar lange weg naar herstel.’

      ‘Was het verhaal er nog?’

      ‘Het verhaal over de diploma-uitreiking wel. Natuurlijk. Die uitreiking haalt altijd de voorpagina van streekkranten; dat weet je zelf ook wel. Maar toen ik uit 1958 was teruggekomen, zag je op de foto een jongen met een belachelijk beatle-kapsel achter het spreekgestoelte staan. Het onderschrift luidde: Trevor ‘Buddy’’ Briggs houdt de toespraak namens de leerlingen. De krant noemde de namen van alle geslaagden – het waren er maar een stuk of honderd – en Carolyn Poulin was er niet bij. En dus keek ik naar het diplomaverhaal van 1964, het jaar waarin ze eindexamen zou hebben gedaan als ze niet aan het herstellen was geweest van dat schot in haar wervelkolom. En bingo. Geen foto en geen speciale vermelding, maar ze stond op de lijst tussen David Platt en Stephanie Routhier.’

      ‘Gewoon een van de vele leerlingen die hun diploma kregen?’

      ‘Precies. En toen ik haar naam invoerde in de zoekfunctie van de Enterprise, kreeg ik een paar hits na 1964. Niet veel; drie of vier. Ongeveer wat je zou verwachten van een gewone vrouw die een gewoon leven leidt. Ze ging naar de Universiteit van Maine, hoofdvak bedrijfskunde, en ging toen in New Hampshire studeren. Ik vond nog één verhaal uit 1979, niet lang voordat de Enterprise ophield te bestaan: EX-SGL-LEERLING WINT NATIONALE DAGLELIEWEDSTRIJD. Er stond een foto van haar bij. Ze stond op haar eigen twee goede benen, met de winnende lelie in haar hand. Ze woont... woonde... dat weet ik niet, misschien allebei... in een stadje in de buurt van Albany in de staat New York.’

      ‘Getrouwd? Kinderen?’

      ‘Dat denk ik niet. Op de foto houdt ze haar lelie omhoog, en ze heeft geen ringen aan haar linkerhand. Ik weet wat je denkt: niet veel verandering, behalve dat ze kan lopen. Maar wie zal het zeggen? Ze woonde ergens anders en beïnvloedde de levens van wie weet hoeveel andere mensen. Mensen die ze nooit zou hebben gekend als Cullum haar met zijn kogel had geraakt en ze in Lisbon Falls was gebleven. Begrijp je wat ik bedoel?’

      Wat ik begreep, was dat het onmogelijk na te gaan was, maar ik gaf hem gelijk. Vooral omdat ik dit wilde afmaken voordat hij instortte. En ik was van plan hem veilig naar zijn bed te brengen voordat ik wegging.

      ‘Wat ik wil zeggen, Jake, is dat je het verleden echt kunt veranderen, maar dat het niet zo gemakkelijk is als je misschien denkt. Die ochtend voelde ik me net iemand die verwoede pogingen deed zich uit een nylonkous te bevrijden. Die kous gaf telkens een beetje mee, maar sprong terug en zat dan weer net zo strak als tevoren. Toch lukte het me uiteindelijk hem open te scheuren.’

      ‘Waarom is het zo moeilijk? Omdat het verleden niet veranderd wíl worden?’

      ‘Er is iets wat niet veranderd wil worden. Daar ben ik vrij zeker van. Maar het is te veranderen. Als je rekening houdt met de weerstand die het biedt, is het mogelijk.’ Zijn ogen schitterden fel in zijn ingevallen gezicht. ‘Al met al eindigt het verhaal van Carolyn Poulin met ‘‘en ze leefde nog lang en gelukkig’’, nietwaar?’

      ‘Ja.’

      ‘Kijk eens naar het achteromslag van het schrift dat ik je heb gegeven, vriend. Misschien verander je dan van gedachten. Iets wat ik vandaag heb uitgeprint.’

      Ik deed wat hij vroeg en vond een kartonnen vakje. Om dingen als memo’s en kaartjes in te bewaren, nam ik aan. Er zat één enkel gevouwen papier in. Ik haalde het eruit, maakte het open en keek er een hele tijd naar. Het was een uitdraai van pagina één van de Weekly Lisbon Enterprise. De datum was 18 juni 1965. De kop luidde: SGL-KLAS VAN ’65 VERLAAT SCHOOL MET LACH EN TRAAN. Op de foto boog een kale man (met zijn baret onder zijn arm om te voorkomen dat het ding van zijn hoofd viel) zich over een glimlachend meisje in een rolstoel. Hij hield de ene zijkant van haar diploma vast, zij de andere kant. Carolyn Poulin bereikt een doel op haar lange weg naar herstel, luidde het onderschrift.

      Ik keek verbaasd op naar Al. ‘Als je de toekomst hebt veranderd en haar hebt gered, hoe kun je dit dan hebben?’

      ‘Elke trip is een reset, vriend. Alles begint steeds overnieuw. Weet je nog wel?’

      ‘O mijn god. Toen je terugging om Oswald tegen te houden, is alles wat je had gedaan om Poulin te redden weer uitgewist.’

      ‘Ja... en nee.’

      ‘Wat bedoel je, ja én nee?’

      ‘Die trip om Kennedy te redden, zou de laatste worden, maar ik had geen haast om in Texas te komen. Waarom zou ik? In september 1958 was Ozzie Rabbit – zoals zijn medemariniers hem noemden – niet eens in Amerika. Toen voer hij nog vrolijk met zijn eenheid door de Stille Oceaan om Japan en Formosa veilig te stellen voor de democratie. En dus ging ik naar de blokhutten aan Sebago Lake terug en bleef daar tot vijftien november. Opnieuw. Maar toen die dag kwam, vertrok ik nog eerder in de ochtend, en dat was maar verdomd goed ook, want ik kreeg die keer niet alleen twee lekke banden. Die verrekte huur-Chevrolet van mij schoot een drijfstang dwars door het motorblok. Uiteindelijk moest ik die monteur in Naples zestig dollar betalen om zijn auto die dag te mogen lenen. Ik gaf hem ook nog mijn mariniersring in onderpand. Daarna beleefde ik nog een paar avonturen, die ik nu niet zal vertellen...’

      ‘Lag die brug nog in Durham?’

      ‘Dat weet ik niet, vriend, want ik probeerde niet eens daarlangs te gaan. Iemand die niet van het verleden leert, is in mijn ogen een idioot. Eén ding had ik ontdekt: waar Andrew Cullum vandaan kwam, en ik ging daar dan ook zo gauw mogelijk naartoe. De boom lag over de weg, net als de vorige keer, en toen hij eraan kwam, was ik ermee aan het worstelen, net als de vorige keer. Algauw kreeg ik pijn in mijn borst, net als de vorige keer. We werkten de hele komedie af, Carolyn Poulin had haar zaterdag in het bos met haar vader, en veertien dagen later zei ik tabee en nam ik de trein naar Texas.’

      ‘Hoe kan het dan dat ik nu deze foto van haar diploma-uitreiking in mijn hand heb?’

      ‘Omdat elke trip door het konijnenhol een reset is.’ Toen keek Al me aan om te zien of ik het begreep. Even later begreep ik het.

      ‘Ik...?’

      ‘Ja, vriend. Je hebt vanmiddag een glas gazeuse gekocht. Je hebt ook Carolyn Poulin in haar rolstoel teruggezet.’