Jetlags en gloeilampen


Ik ben erg blij met mijn baan. Ik kom overal en nergens, maak bijzondere dingen mee en krijg zowel in geld als in vrije tijd uitbetaald. Maar één kant van mijn baan blijft toch balen: die allesoverheersende moeheid als je terugkomt. Gelukkig duurt die vermoeidheid niet heel erg lang, maar de dag van terugkomst is toch wel verschrikkelijk. Of moet ik zeggen: ben IK verschrikkelijk...

Ik kan nog leuk en lief glimlachen als ik mijn bemanning gedag zeg in het bemanningencentrum, en ook in de bus naar het parkeerterrein kan ik nog een geforceerde glimlach uit mijn hoofd persen, maar als ik eenmaal de bus uitstap, barst de hel los.

Allereerst de wandeling naar mijn auto. Het is tegenwoordig zo achterlijk vol op het parkeerterrein, dat ik regelmatig ongeveer in Hoofddorp sta en ik dat hele stuk dus moet lopen met koffer en karretje. Helpt mijn humeur enorm. De vernieling in...

Dan de weg terug naar huis. De snelweg is bezaaid met halve gare idioten die niet kunnen rijden. De sfeer in mijn Swift zakt met de kilometer naar recorddieptes. Helaas wil dat ouwe gammele bakkie van mij niet meer zo snel reageren als ik ‘m op z’n staart trap, met als gevolg dat het arme karretje finaal uitgescholden wordt als ik een ander probeer in te halen. Ik heb inmiddels diep respect voor mijn Suzukietje uit ‘91...

Vaak is, als ik thuiskom na een lange vlucht, Dennis inmiddels naar zijn werk en dat is maar goed ook. Tim logeert meestal bij zijn opa en oma zodat ik even kan slapen als ik thuis ben. Hij is de enige tegen wie ik redelijk en normaal kan blijven doen in zulke gevallen, en toch is het fijn om dan even alleen te kunnen zijn.

Mijn vent is een enorme schat en zorgt er tijdens mijn afwezigheid voor dat het huis netjes is en ik niet in een puinhoop beland. En toch loop ik dan op hem te mopperen. Bijvoorbeeld als ik mijn was in het washok op zolder gooi: Dennis heeft netjes de was opgehangen maar op zo’n manier dat ik er niet echt blij mee ben. Mannen hebben denk ik niet in de gaten dat er twee rare punten aan de zoom van je jurk komen te zitten als je hem aan twee wasknijpers ophangt. Terwijl ik mijn naar vliegtuig stinkende uniform van mijn vermoeide lijf trek, zit ik te foeteren op allerlei onbenulligheden. Ik moet allang blij zijn dat ik een kerel heb die wat aan het huishouden doet, maar op dat moment ben ik gewoon een Zeikwijf. Met een hoofdletter Z.

Eenmaal onder de douche vandaan voelt mijn lijf aan alsof er minstens een truck overheen is gereden en stap ik zo vlug mogelijk mijn mand in. Warempel een moment van puur genieten: niet meerdutten op een stoelnaasteen vliegtuigdeur waar de wind langsraast en je hoofd steeds van je romp dreigt te kukelen als je begint te knikkebollen: gewoon helemaal horizontaal in een zalig, schoon en zacht bed. De slaap die volgt bestaat meestal uit meerdere hazenslaapjes met rare dromen en wordt onderbroken door tig keer plassen. Heel gezond hoor, veel water drinken aan boord, maar waarom moet ik dan altijd pas plassen als ik wil gaan slapen?

Meestal zet ik mijn wekker zodat ik niet te lang slaap (anders lukt het ‘s avonds niet meer) en als dat kreng afgaat, volgt het meest verschrikkelijke moment: het opstaan na de jetlagdut... Levensgevaarlijk ben ik dan. Mijn sterrenbeeld doet zijn naam eer aan en ik loop te grommen als een losgebroken circusleeuw. Alles in huis moet het ontgelden: mijn dekbed waar ik over struikel omdat mijn motoriek nog niet aanstaat als ik op wil staan, een drempeltje waar ik mijn vermoeide teen aan stoot, de wasmand waarvan de klep niet omhoog wil blijven staan, de spiegel waarin ik mijn zwaar gehavende hoofd aan moet zien en vooral: mijn haarborstel die in mijn enorme bos haren blijft steken als ik van mijn vogelnest een geordende strobaal wil maken.

Goed, over de tijd in mijn klerenkast kan ik kort zijn: ik sta urenlang naar mijn garderobe te turen zonder dat ik ook maar iets zie dat me op dat moment bevalt. Alles is stom en lelijk en niet hip en vooral ernstig aan vervanging toe. Als ik de kastdeur met spiegelwand dichtschuif, doe ik meestal mijn ogen even dicht. Vreselijk om toe te moeten geven maar ik kan mijn lijf op zo’n dag niet normaal bekijken zonder treurig te worden van alles waar ik normaal gesproken best tevreden mee ben. Ik mag heus niet klagen over mijn 36-jarige moederlijf, maar op zo’n moment is mijn lijf ook stom. Alles is dan stom.

Van mijn normaliter best vrolijke humeur is geen bal meer over als ik naar beneden strompel met mijn stomme kleren aan en mijn mislukte make-up op mijn stomme hoofd. In de koelkast kan ik nooit wat vinden dat goed genoeg voor me is op dat moment en meestal valt mijn keuze dan op een reep chocola die ik gelukkig bijna altijd klaar heb liggen in een kastje. Een mega Milka-reep met biscuit, mmm. Chocola is Goddelijk spul, verandert zelfs de gevaarlijkste leeuw in een tevreden spinnend poesje.

Helaas verpest het boodschappen-doen dan weer mijn zoete chocoladestemming. Doe ik dus ook haast nooit op de dag dat ik thuiskom. Bij de groentenafdeling heb ik een keer drie maal opnieuw in het zakje moeten kijken wat er ook alweer in zat voordat ik met mijn vinger op het knopje “tomaten” kon drukken. Bizar hoe weinig hersenactiveit je hebt na een nachtvlucht. Tegen de kassajuf heb ik meermaals “hello” gezegd en als ik eindelijk mijn pinpas gevonden heb tussen alle andere pasjes, staan de klanten achter mij me ongeduldig aan te staren. Kan het echt niet helpen maar ik ben met zoveel moeheid gewoon echt een sukkel. Ik kan niet eens gewoon boodschappen doen. Maar goed, ik leer van mijn fouten en de supermarkt laat ik dus meestal voor wat ‘ie is op zo’n dag.

Tijdens de rit naar mijn schoonouders wordt elke weggebruiker weer stevig van repliek voorzien maar dan... is het moment van puur geluk aangebroken... het weerzien met mijn zoon! Echt, heus, eerlijk waar, het klinkt vreselijk zijig en mutserig, maar ik meen wat ik zeg: op het moment dat ik bij mijn schoonpaps en -mams voor de deur sta en ik Tims buggy zie staan, breekt er zowaar een heuse glimlach op mijn gezicht door. En als ik kort daarna die lekkere spek-armpjes om me heen voel en die overheerlijke lucht in Tims nekje opsnuif, verdwijnt mijn jetlagdepressie als sneeuw voor de zon. En ben ik de rest van de dag slechts wat rustiger en minder spraakzaam dan normaal. Wat een kind wel niet voor elkaar kan krijgen... Ik vind het echt afschuwelijk om te moeten toegeven, maar dit krijgt niemand behalve Tim voor elkaar. Zelfs Dennis niet, al ben ik dol op hem. Nee, alleen Tim. Die hoeft me alleen maar aan te kijken met dat lekkere smoeltje van hem, en ik begin te glimmen.
Er is dus een wondermiddel tegen mijn jetlags... mijn kind is mijn energiebedrijf. Ik hoef er alleen niet voor te betalen. Als bij mij de duisternis invalt, hoef ik hem alleen maar op te zoeken en alle gloeilampen in mijn hoofd beginnen weer te branden...