Dood


Er zijn een hoop mensen die bang zijn om dood te gaan. Die angst ken ik niet. Ik ben behoorlijk fatalistisch ingesteld: als mijn tijd gekomen is, is mijn tijd gekomen. Tot die tijd leef ik. Zo simpel is het. Maar als het aankomt op het verliezen van familie of vrienden, ben ik als de dood voor de dood.

Ik was onlangs bij de crematie van de vader van één van mijn dierbaarste vriendinnen. Haar vader is slechts 61 geworden. Wat een verdriet, wat komt dat dan dichtbij... En terwijl zij mooie woorden sprak over haar vader en hoezeer ze hem zou missen, gingen mijn gedachten naar de man in die kist. En ik kon me er niets bij voorstellen. Hoe kan dat nou? Hoe kan iemand nou zomaar ineens ophouden te bestaan? Hoe kan het zijn dat alles wat men in het leven geweest is, geleerd en betekend heeft, ineens weg is, foetsie, nergens meer te bekennen. Ik geloof daar niet in.

Ik geloof ook niet echt in de Bijbel en alle verhalen die daarin beschreven staan, simpelweg omdat dat me te ver gaat. Ik ben als baby gedoopt en ik ging vroeger wel eens naar de kerk. Maar echt aangeslagen is het niet: ik weet niet waar ik in geloof. Maar ik geloof wel iets. En ik geloof dat ik ook in God geloof. Alleen niet volgens de Bijbel, maar volgens mijn gevoel. De Bijbel is er voor mij alleen met Kerstmis. Met de herdertjes die bij nachte in het veld lagen, en de ster die hen de weg wees naar het Kindeke Jezus dat in een kribbe lag. Waar mijn geloof in de Bijbel precies ophoudt, weet ik zelf niet eens. Ik geloof dat het het verplichte is, dat me van een echt geloof weerhoudt. Ik geloof niet in verplicht een rijmpje opzeggen elke avond voordat je gaat eten. Zonder gevoelens, zonder passie, gewoon een verplicht versje opdreunen, zodat je je niet zondig hoeft te voelen. Onzin, vind ik. Als je bidt, moet je het gebed voelen. Dat moet vanuit je hart komen, met zelfbedachte teksten, gevoed vanuit je gevoel. Geen voorgeschreven riedels uit een boek.

Ik bid ook wel eens. Als ik verdriet heb of wanhopig ben. Dan probeer ik me God voor te stellen en in mijn gedachten is dat altijd een man met lang bruin golvend haar en een baard en een lief gezicht. Volgens mij verwar ik God met Jezus, zoals deze laatste te zien is in films als “Ben Hur” en “The Passion of the Christ”. Ik weet ook niet zo goed het verschil tussen God en Jezus. Maar als ik bid, is dat tot God. Ik bid ook als ik me intens gelukkig voel, gewoon omdat ik ergens heel erg van geniet. Of omdat ik tranen met tuiten kan huilen omdat ik een gezond kind heb. En een lieve vriend, en omdat mijn ouders nog leven en mijn zussen ook en omdat ik het zo enorm goed heb. Ik bid eigenlijk best vaak. Maar dat zijn kleine gebedjes die ik zelf verzin. Ik hoop maar dat God dat goed vindt. Soms ben ik wel eens jaloers op mensen die zo blindelings vertrouwen op het geloof. Die zeker weten dat er na de dood een hemel is met groene weiden vol bloemen, waar je al je overleden familie en vrienden en huisdieren weer terug ziet. Die in de meest uitzichtloze situaties kunnen vertrouwen op God, zelfs als ze hun kind dreigen te verliezen aan een ernstige ziekte. “Het is in Gods handen, Hij weet wat Hij doet”, zegt men dan. Ongelooflijk. Ik zou op dat moment een hekel krijgen aan zulk gepraat. Geef me mijn kind terug, oprotten met Bijbels en “God heeft er een bedoeling mee”. En dus zou ik gek worden. Terwijl zij die hun geloof volgen, daarin kunnen berusten. En dus verder kunnen met hun leven.

Maar waar blijft dan toch iemands ziel? Is het zoals in “The Sixth Sense”, dat die geesten om ons heen blijven en ons kunnen zien en wij hen niet? Dat er mensen zijn die menen af en toe wel ontmoetingen te hebben met overleden personen? Ik weiger te geloven in mensen die geld vragen om contact te kunnen leggen met iemands overleden dierbare. Mijn nekharen gaan daarvan overeind staan. Makkelijk om zulke mensen om de tuin te leiden met mooie praatjes: de slachtoffers zijn vaak wanhopig van verdriet en dus geneigd om alles voor waar aan te nemen. Zo’n medium als Char zou zich wat mij betreft heel diep moeten schamen. Hopelijk moet zij zich ooit verantwoorden tegenover God. Als hij dus echt bestaat zoals in alle verhalen.

Maar er zal heus wat zijn. Ik hoop het maar. Want dan zal de vader van mijn vriendin hebben kunnen zien hoeveel mensen er bij zijn afscheid waren. Hoezeer hij gemist wordt. Hoeveel men aan hem denkt. Zelfs ik hier, gewoon een vriendin van zijn dochter. Het rouwkaartje hangt op het prikbord in de keuken, en elke keer als ik voorbij loop, kijk ik eventjes naar die man met zijn grote snor en zijn pretogen. En dan denk ik: het is geen kunst om dood te zijn. Het is pas een kunst om te leven en na te moeten denken over zoiets onbegrijpelijks als de dood.