Brief aan Muphy


Geachte heer Murphy, Deze brief schrijf ik u omdat ik ergens mee zit. Ik weet dat u ooit een wet ontworpen heeft die inhoudt dat als iets mis kan gaan, het ook daadwerkelijk mis zal gaan. Het klopt volkomen hoor, en heel fantastisch dat u uw naam aan die wet gegeven heeft. Maar ik ben er niet echt blij mee. Ik heb namelijk nogal vaak last van uw wet. Lees maar:

  • als mijn kind zijn boterham eet, en een stukje laat vallen, valt zo’n stukje altijd met de besmeerde kant naar beneden. Vooral als er appelstroop op de boterham zit. En vooral als ik net de dag daarvoor de hele vloer geboend heb. Waarom?
  • als ik eens een feestje heb, zit er gegarandeerd een joekel van een puist op mijn kin. Normaliter heb ik nooit last van puistjes, maar dan ineens wel. Leuk.
  • als ik ‘s avonds in de spiegel kijk bij het tandenpoetsen, zit mijn haar opvallend vaak geweldig. Terwijl ik overdag moeite moet doen om mijn bos in model te houden. ‘s Avonds voor het slapen gaan hoeft mijn haar niet geweldig te zitten. Dan heb ik er namelijk niet zoveel meer aan.

  • als ik helemaal klaar ben om boodschappen te gaan doen, bepakt en bezakt en kind goed aangekleed, besluit mijn kind juist op het moment dat ik hem in het fiets- of autostoeltje zet, zijn luier vol te poepen. Inclusief romper en liefst ook nog maillot. Kan ik weer helemaal opnieuw beginnen.

  • als ik snotverkouden ben en last heb van een verstopt voorhoofd, laat ik opvallend vaak dingen uit mijn handen vallen. Bukken met een bomvol voorhoofd is NIET leuk.

  • als ik in de rij ga staan bij de kassa, is bij mijn kassajuf altijd de kassarol op. En mijn kassajuf is altijd een mevrouw die niet weet hoe zo’n nieuwe rol erin moet. Wel erg toevallig.

  • als ik een tijdlang niet ziek ben geweest en dat trots tegen mensen zeg, word ik meteen de dag daarop snoeihard gestraft met een buikgriep. Waarna ik de hele maand blijf kwakkelen. Nee, dat is niet grappig.

  • en om met dit onderwerp af te ronden: als er een passagier aan boord is met luchtziekte of buikgriep of een opstandige maag, zit die persoon ALTIJD in mijn werkgebied. Ik heb inmiddels in de gaten dat ik kotsers aantrek. De zuurgraad bij mijn passagiers ligt opvallend hoog. Betekent dit iets? Had ik misschien verpleegster moeten worden? Ik geloof dat ik in de afgelopen tien jaar zo’n 300 liter kots opgeruimd heb.

U ziet, beste meneer Murphy, ik leef geheel volgens uw wet. Nu vraag ik me af of u niet nog een wet kunt maken. De AntiWet van Murphy, bijvoorbeeld. Die inhoudt dat als iets goed kan gaan, het ook daadwerkelijk goed zal gaan. Als u nou belooft mij als proefpersoon in te zetten voor deze nieuwe wet, beloof ik u dat ik een blog zal wijden aan de successen die me dat oplevert. Deal?

Met vriendelijke groet,


Erica van Dam