Voor lul


Er zijn soms momenten in je leven dat je denkt: kon ik nu maar onzichtbaar worden… Vandaag had ik zo’n moment. Mijn knieën helpen me er steeds aan herinneren en ik wil er niet aan herinnerd worden. Het was namelijk om me kapot te schamen….

Ik had voor mijn werk net een evaluatiegesprek met een dame van KLM’s development center achter de rug. Een fijn gesprek waar ik absoluut iets mee kan in de toekomst. Ik liep de draaideur van ons bemanningencentrum uit naar buiten. Het zonnetje scheen vrolijk en er stonden buiten zo’n tachtigduizend collega’s te genieten van hun sigaretje. Ik liep het trappetje af met mijn armen vol papierwerk dat ik zojuist uit mijn postvak had getrokken. Bij het laatste treetje dacht ik dat ik al beneden was, dus maakte ik een rare, grote stap. Ik probeerde met al mijn kracht mijn evenwicht te bewaren, maar zonder armen die je daarbij in kunt zetten ging dat best moeilijk. Binnen die ene seconde schoten er duizend-enéén gedachten door mijn hoofd: “Je gaat ’t redden, je gaat ‘t redden, stap bij! Stap bij! Hè kut ik ga vallen, au pats boem, shit, daar ga ik, fuck, wie ziet me, oh nee, nou lig ik languit op de grond…”. Om mij heen lag de inhoud van mijn postvak. Voor mij stond een bus vol collega’s die met een grijns op hun gezicht naar me stonden te kijken. Ik hoorde een mannenstem: “Gaat het? Joh, wat een smak! Niets gebroken? Heb je ergens pijn?”. Ik keek omhoog in het gezicht van een piloot. En begon een beetje te giechelen. “Charming, huh?!”, lachte ik schaapachtig. De collega ontspande zijn gezicht nu hij doorhad dat ik geen ernstige pijn had. Met pijn was ik ook helemaal niet bezig. Al lagen mijn benen eraf, was ik nog het liefst keihard weggerend. Voorzichtig keek ik achter me. Mijn publiek keek me glimlachend aan. Fuckerdefuck, ie-der-een had mijn lompe actie gezien. Ik raapte mijn zooi bij elkaar en kreeg daarbij hulp van de vriendelijke collega. Hij vroeg me nog eenmaal of ik echt oké was en liep daarna terug het bemanningencentrum in. Het enige wat ik op dat moment nog gauw bedenken kon om mijn gezicht enigszins te redden, was het maken van een buiging: “Dit was het. Jongens, bedankt en tot de volgende keer”, riep ik vlug en liep toen quasi-nonchalant naar mijn auto. Ondertussen tussen mijn tanden vloekend dat ik echt ongelooflijk zwaar voor lul stond. Pas in mijn autootje zag ik twee bloedvlekken op mijn knieën steeds groter worden.

Zo heb ik ooit eens zwaar voor (met) lul gestaan op het strand van Camp’s Bay in Kaapstad. Ik had net het strand met wat vrouwelijke collega’s afgecheckt op lekkere mannen. Die waren er genoeg. Er lagen er zelfs wat om ons heen en volgens ons waren ze nog hetero ook. Op een gegeven moment besloot ik stoer te gaan zwemmen in de golven. Ja, het zeewater is daar nogal aan de koele kant, maar ik wilde laten zien dat ik een stoere meid was. Heerlijk gezwommen, af en toe een blik werpend op de heren op het strand. Ik had succes: er werd op me gelet, wauw! Met mijn bruine, geoliede lijf in een piepklein bikinietje liep ik naar mijn collega’s terug. Daarbij probeerde ik te doen alsof ik de blikken van de jongens om ons heen niet zag. Eén van mijn collega’s riep wat naar me. De andere meiden lachten. Ik lachte terug, maar verstond niet wat er gezegd werd. Toen ik eenmaal wilde gaan zitten, merkte ik het zelf al: ik keek naar beneden, tussen mijn benen, en zag dat mijn broekje zich gevuld had met zand. Het zand was in het kruisje gaan zitten, waar altijd een extra stukje stof is ingenaaid. Het leek wel of ik een joekel van een lul had! Oh man, wat wilde ik graag voorgoed de zee induiken op dat moment. De mannen om ons heen schaterden het uit. Mijn collega’s ook. En ikzelf gelukkig ook. Al was het met een gigantisch rood hoofd. Dacht ik even leuk de zee uitgelopen te zijn, heerlijk genietend van de aandacht. Jemigdepemig, stond ik gewoon zwaar voor lul. Letterlijk.

Stom, dat je je zo kunt schamen voor dingen die alle mensen wel eens doen: uitglijden, vallen, naar de verkeerde persoon zwaaien, per ongeluk een boertje of windje laten, iets willen zeggen en dat er dan een stukje uit je mond vliegt zo op de mouw van iemand anders… Allemaal zo ontzettend menselijk en dus herkenbaar maar tegelijkertijd supergênant. Ben benieuwd wanneer ik het verhaal over mijn snoekduik van vanmiddag terughoor. Als je zoals ik een nevenfunctie bij een groot bedrijf hebt, krijg je zoveel collega’s te zien, er moet er gewoon wel één tussen hebben gezeten die mij herkend heeft. Nonderjukes. Denk dat ik er maar wat grappigs van ga maken. Dat ik wilde laten zien hoe je een noodlanding maakt. Of wat een duikvlucht is. Of nee: dat ik wilde laten zien wat een all-gear-failure (een landing waarbij het gehele landingsgestel weigert) was. Wie helpt mij bij het bedenken van een leuke tekst, zodat ik van mijn lompheid nog iets grappigs kan maken?