15. Fuckin’ Geert
-Met wie was Barry Hughes als trainer eigenlijk te vergelijken?
‘Met niemand. Alhoewel: misschien met Bobby Robson.’
-Robson?
‘Ja. Bij het overlijden van Bobby Robson kwamen allemaal grote spelers aan het woord. Alan Shearer, Gary Lineker, noem maar op. En eigenlijk zeiden ze allemaal in andere woorden hetzelfde, namelijk: wat een aardige man. Wát een ontzettend aardige, enthousiaste man. Ik hoorde niemand over zijn trainingsmethodiek, of zijn tactische ingrepen of zijn opstelling. Nee: een aardige man.’
-Zo was Hughes ook?
‘Ja. Maar het lijkt wel of de trainers van deze generatie dat niet meer willen. Het is allemaal zo stoer. Verbeek, Jans, noem ze allemaal maar op. Zelfs Mario Been, wat echt een vreselijk aardige jongen is, heeft daar last van. Terwijl: als we straks twintig jaar verder zijn en al die mannen zijn zeventig, dan moeten ze hopen dat ze een oud-speler van hen tegenkomen die zegt: wat een aardige man. Ik bedoel: het is toch aandoenlijk als je Dickie Advocaat hoort zeggen dat het hoogtepunt in zijn leven is, dat hij met Medvedev in de lift stond. Kom op hé. Dat is zelfverheerlijking en nietigheid tegelijk.’
-Had Hughes geen last van?
‘Welnee. Dat vond ik ook het leuke aan hem. Hughes kon ook na een nederlaag nog gieren van de lach. Omdat die man tenminste de betrekkelijkheid van alles inzag.’
-Toch hebben jullie ook weleens ruzie gehad.
‘Ik heb een keer een schoen naar zijn kop gegooid, dat klopt. Dat was na een verloren wedstrijd met Sparta. Eerst vroeg hij aan me of ik wel had meegespeeld. Daarna haalde hij heel opzichtig mijn shirt tussen de andere shirts vandaan en zei dat die niet gewassen hoefde te worden omdat ik toch niet had getranspireerd. Toen werd ik boos. Gooide ik een schoen naar zijn kop.’
-En?
‘Mis. Ik raakte wel Geert Meijer vol op zijn knie. De hele kleedkamer was stil. ‘Fuckin’ Geert’, zei Hughes, ‘Nou is hij voor het eerst van zijn leven geblesseerd.’ Daarmee was de zaak afgedaan.’