34

‘Je had beloofd me dit nooit te flikken, klootzak. Hoe durf je, verdomme,’ is Carolines eerste reactie op Carsons aankondiging. Ik neem aan dat de kans op een felicitatie van haar kant daarmee erg klein is geworden.

Lorna en ik verstoppen ons nog steeds in de zitkamer, terwijl in de keuken de hel is losgebroken.

‘En ik dan? Zo hadden we het niet afgesproken,’ horen we Caroline met overslaande stem krijsen.

Als haar geschreeuw niet blijkt te werken, verandert ze van tactiek en zijn we gedwongen aan te horen hoe ze haar hele arsenaal aan emotionele chantagetechnieken op hem loslaat – smeken, schelden en dan uiteindelijk huilen. Het enige moment dat ze iets kalmer klinkt is wanneer ze zegt: ‘Ja, ik weet wel dat de scheiding Marina Madson en James Reddington geen schade heeft gedaan, maar denk je dat dat ook voor mij geldt?’

Dan begint ze weer te snikken en als ze er uiteindelijk niet omheen kan dat Carsons besluit blijkbaar onwrikbaar vaststaat, neemt ze haar toevlucht tot het smijten met borden en pannen. Bij iedere volgende klap en nieuwe belofte van wraak, krimpen Lorna en ik iets verder in elkaar, maar het engste van het hele gebeuren is dat het uiteindelijk doodstil wordt.

Ik denk wel dat je kunt zeggen dat ze het nieuws niet echt goed heeft opgenomen.

‘Wat moeten we nou doen?’ fluister ik tegen Lorna. ‘Denk je dat ik even bij haar moet gaan kijken?’

‘Doe wat je wilt, maar ik verroer geen vin,’ fluistert ze terug en klemt een kussen tegen haar borst aan ter bescherming. Zo blijven we zitten, waarschijnlijk maar een minuut of tien, maar het lijkt uren, en als we ten slotte de keukendeur horen opengaan en het geluid van Carolines voetstappen over de houten vloer onze kant uit komt, zijn we allebei nogal bang voor wat er komen gaat. Mijn hart klopt in mijn keel als die hakjes van haar de deur van de zitkamer binnen komen tikken en ze voor ons staat.

Ze ziet doodsbleek, haar haar zit in de war en ze wekt de indruk volkomen gek te zijn geworden.

‘Wist jij hiervan?’ vraagt ze met lage, dreigende stem aan een bibberende Lorna.

‘Waarvan?’ vraagt Lorna.

‘Hou toch op,’ reageert Caroline langzaam met haar handen in haar zij en met priemende ogen. ‘Wist jij dat Carson bezig was alles te verpesten door die zielige trut van een dochter van je ten huwelijk te vragen?’

‘Zeg alsjeblieft niet zulke dingen over Steph. Ze heeft niets misdaan,’ zegt Lorna moedig.

Carolines ogen worden groot en ik zie dat er een ader in haar slaap vervaarlijk begint te kloppen. Dan kijkt ze míj met een ijskoude blik aan. ‘Francesca, ik waarschuw je: als je ook maar één ding tegen iemand anders hierover zegt, sleep ik je voor de rechter.’

‘Dat ben ik niet van plan,’ zeg ik gedwee.

‘Bel Leticia en zeg dat ze meteen hierheen moet komen. En jij,’ wijst ze met een benige vinger op Lorna, ‘verdwijnt meteen mijn huis uit, stomme ouwe hobbezak. Ik wil je nooit meer zien.’

Als ik haar zo vreselijk tegen Lorna hoor doen, voel ik me letterlijk misselijk worden en ik besef plotseling dat ik alleen maar ontzettend van mezelf zal walgen als ik haar afschuwelijke gedrag nog langer accepteer. Het feit dat ze zich zo ongelofelijk laat gaan, versterkt mijn gevoel dat ik nú iets moet doen. In een flits zie ik deze hele toestand opeens heel helder voor me – het is bijna of ik alles door Toms ogen bekijk. Geen wonder dat hem de haren te berge rezen toen hij zag hoe ik me als voetveeg door haar liet behandelen. Het is genoeg geweest.

‘Praat niet zo tegen Lorna,’ zeg ik, kalm maar ferm.

‘Pardon?’ vraagt Caroline, vervuld van afgrijzen vanwege mijn gebrek aan onderdanigheid.

‘Ik zei: praat niet zo tegen Lorna.’

‘Het is wel goed, Francesca,’ probeert Lorna alles nog glad te strijken, maar het is al te laat. Ik ben voorbij het punt waarop nog een terugkeer mogelijk is en ik besef nu dat het na mijn ruzie met Tom slechts een kwestie van tijd was voordat dit zou gebeuren. Het is bijna of ik in stilte heb gewild dat ze mijn grens over zou gaan en dat heeft ze nu dus gedaan.

‘Nee, het is helemáál niet goed,’ zeg ik. ‘Het is helemaal niet goed om tegen mensen te vloeken en te schreeuwen. Dat is gewoonweg verschrikkelijk onbeschoft.’

‘Hoe durf je zo tegen mij te praten?’ krijst Caroline, terwijl ze op me af stormt tot ze nog maar een paar stappen van me is verwijderd.

Ik blijf stokstijf staan en hou vol. ‘Die vraag zou ik jou ook kunnen stellen, want je praat nu al maanden tegen mij alsof ik een minderwaardig onderkruipsel ben. Geen enkel vriendelijk woord, nog niet eens een miezerig dankjewel voor al mijn harde werken en dat is prima, maar ik sta niet toe dat je ook zo tegen Lorna doet.’

Ik sta zo dicht bij Caroline, dat ik alle haartjes op haar gezicht kan zien. Haar ogen puilen uit hun kassen en er zit spuug in haar mondhoeken. Ik ben niet alleen ontzettend kwaad op haar, ik voel ook iets wat op medelijden lijkt. Zoals ze daar staat in die belachelijke minirok die veel te jong voor haar is, ziet ze er gewoon een beetje zielig uit en plotseling ben ik blij dat ik het geluk heb mezelf, Francesca Massi, te zijn en geen Caroline Mason, omdat ze misschien wel de ongelukkigste en meest egocentrische persoon is die ik ooit heb ontmoet, en als resultaat daarvan is ze eenzaam en ongeliefd en is ze absoluut niet in staat het mooie in haar leven te waarderen.

Mijn moed moet besmettelijk zijn, want Lorna komt uit het hoekje waar ze zich verscholen hield en loopt de kamer door om naast me te komen staan in haar polyester broek en haar ‘Frankie Says Relax’-T-shirt.

‘Francesca heeft gelijk, Caroline. Je hebt je nogal misdragen en volgens mij moet je eens ophouden met dat geschreeuw en nadenken over je gedrag.’

Zoiets zal Caroline nooit van haar leven over haar kant laten gaan. ‘Hou je kop, jullie!’ krijst ze doordringend. ‘Wat dénken jullie wel, verdomme? Zijn jullie soms vergeten tegen wie jullie het hébben of zoiets? Zijn jullie gek geworden? Ik bedoel, mijn god, o wat vreselijk, ik heb mevrouw middelmaat-met-de-goedkopekleren, mevrouw o-wat-ben-ik-goed-want-ik-weet-iets-over-was-middelen en die lelijke ouwe tang van een ik-kan-nog-niet-eensgoed-schoonmaken-dwerg beledigd. O, wat erg toch. Ik wil niets meer van die mekkerige nonsens horen en ik denk niet dat jullie nog kunnen verwachten dat je wordt betaald voor deze week.’

Nu ben ik het die dreigend op Caroline af loopt. Caroline doet haar best om haar hautaine houding vol te houden als ik haar in een hoek van de kamer dwing.

‘Hoe durf jij óns te veroordelen? En, om nog preciezer te zijn: hoe durf je ons te veroordelen om zulke materialistische en waardeloze criteria? De enige reden waarom jij constant in designerkleding kunt rondlopen, is omdat Carson ervoor betaalt, maar het lijkt erop dat die melkkoe van je nu voor altijd is opgedroogd, is het niet? Dus als ik jou was, Caroline, zou ik maar gauw ophouden met andere mensen veroordelen en eens heel goed in de spiegel kijken, want, geloof me, aan jou valt nog enorm veel te verbeteren.’

Caroline is nu werkelijk furieus en ik zie dat ze zich klaarmaakt voor weer een nieuwe woedende woordenstroom, maar dan lijkt ze zich opeens te bedenken. Ik besef dat dat komt omdat ze heel goed doorheeft dat ze niet langer de sterkste is hier en dat het niets meer uitmaakt wat ze zegt, omdat het geen van ons tweeën ook maar een jota kan schelen. Ze doet nog een laatste, zwakke poging om weer de overhand te krijgen en ons te treffen. ‘Jullie zijn allebei ontslagen.’

‘Mooi,’ zeg ik lachend. ‘Ik hoopte al dat je dat zou zeggen, want ik zou geen minuut langer voor je willen werken – al zou je me er een fortuin voor betalen. Dus ik wens je succes met een nieuwe assistente die je leven voor je regelt. Nee, ik kan je beter succes wensen met het zélf regelen van je leven, vooral met het huishoudelijk werk. Ik zal al je bankpasjes, creditcards en dat soort troep in de werkkamer achterlaten, hoewel je waarschijnlijk geen idee hebt hoe je die moet gebruiken, is het wel? Geen nood, ik laat Jodies aanwijzingen wel voor je liggen. Die zijn geweldig om te lezen als je zin hebt om een uur of drie tot gapens toe verveeld te worden. En er ligt natuurlijk van alles te eten in de koelkast, maar als er iets op is, heb je iets verderop een heel leuke supermarkt,’ zeg ik, terwijl ik langs haar heen de kamer uitmarcheer naar de werkkamer, waar ik mijn toilettas met bonnetjes en reçu’s boven het bureau omkeer.

Caroline loopt achter me aan. ‘Francesca, je bent wel ontslagen, maar dat betekent niet dat je mij zomaar in de steek kunt laten. Je moet een nieuwe assistente voor me regelen, want ik heb nog drie weken te gaan hier.’

‘En? O, wacht even, begrijp ik je nou goed? Je hebt me ontslagen, maar je wilt nog wel dat ik een nieuwe assistente voor je zoek. En als ik toch bezig ben wil je ook wel graag dat ik je vlucht naar de Verenigde Staten nog regel, neem ik aan?’

‘Ja, dat zou het beste zijn,’ beaamt ze voorzichtig.

Ik gooi mijn hoofd naar achteren en lach om de volslagen absurditeit van dat mens. ‘Ja, oké, da’s een goeie. Je bent werkelijk niet te geloven, Caroline. Lorna, ga je mee? Ik moet mijn auto ophalen in Teddington en als je meegaat trakteer ik je op een lunch in het restaurant van mijn vader.’

Lorna kijkt me bewonderend aan en pikt mijn signaal op. ‘Dat klinkt heerlijk. En omdat ik toch ontslagen ben, kan ik het ook rustig doen, nu. O, super – ik ben dol op Italiaans eten.’

‘Goed, dan gaan we. Succes, Caroline. O ja, tussen twee haakjes, om twee uur staat er een auto voor, die je komt ophalen om... ach dat hoef ik je natuurlijk niet te vertellen. Dat heb je natuurlijk al in het rapport gelezen dat ik iedere avond voor je klaarleg. Of misschien toch niet? Ik schrijf waarschijnlijk veel te saai, want ik bén zo saai, hè? O ja, nog één ding: de melk in de ijskast is volle melk, dus geen magere, en de kip die je gisteravond hebt gegeten was helaas níét biologisch. Dag.’

Triomfantelijk slaan Lorna en ik de deur van nummer 47 voor de laatste keer achter ons dicht en laten we Caroline buiten zichzelf van woede en trillend achter in de hal, terwijl ze waarschijnlijk berekent hoeveel extra calorieën ze ongewild naar binnen heeft gekregen door mij.

‘Je was fantastisch, Fran,’ lacht Lorna, als we samen naar de ondergrondse lopen, terwijl de adrenaline nog door onze aderen raast.

‘Jij ook,’ zeg ik.

‘Nee, jij was degene die haar echt heeft verteld waar het op staat. Ik bedoel, haar gezicht, geweldig, en ik vind het ook fantastisch om me voor te stellen hoe ze staat te klooien als ze moet zien uit te vinden hoe het strijkijzer of de droger werkt. Zullen we Carson en Steph bellen om te vertellen wat er is gebeurd?’

We gaan op het eerste het beste bankje dat we tegenkomen zitten en ik toets het nummer van hun appartement in New York in. Gelukkig neemt Carson op en ik weet niet precies hoe het komt, maar hij lijkt werkelijk geschokt als hij hoort hoe vreselijk Caroline zich heeft gedragen. Ik denk dat hij eigenlijk nooit echt haar ware gezicht heeft gezien en haar nooit in haar volle vreselijke glorie heeft meegemaakt. Hij verzekert me ervan dat ik alles betaald krijg wat ze me nog schuldig is en zegt tegen Lorna dat hij haar een ticket zal sturen zodat ze naar New York kan komen om de bruiloft met Steph te bespreken. Dan vraagt hij mij opnieuw aan de telefoon.

‘Fran, luister. We willen onze plannen nu nog echt geheimhouden omdat ik nog wat promotiewerk moet doen voor mijn laatste film. Ik moet naar een hele reeks premières, waar ik gewoon in mijn eentje naartoe zal gaan en Steph heeft liever dat dit allemaal nog niet wereldkundig wordt. Dus de officiële versie wordt voorlopig dat Caroline ziek is, en dus zou ik het erg op prijs stellen als je alles nog een tijdje voor je houdt.’

‘Prima,’ beloof ik hem.

‘Maar daarna wordt ons leven echt anders en ik wil je nog een keer ontzettend bedanken omdat je de moed hebt gehad om ervoor te zorgen dat ik de boel anders ging aanpakken.’

‘Doe niet zo raar,’ zeg ik. ‘Jíj bent degene die moedig is geweest. Maar mag ik nog één ding vragen?’ voeg ik er aarzelend aan toe, niet zeker of ik het recht wel heb om het te weten.

‘Ja natuurlijk, vraag maar wat je wilt.’

‘Nou, ik vroeg me gewoon af – hoe heeft Cameron op het nieuws gereageerd?’

Carsons stem breekt van emotie en hij moet moeite doen om het te kunnen zeggen: ‘Hij was zó opgelucht. Zó opgelucht dat zij níét z’n moeder is en hij zei dat hij altijd al stiekem had gehoopt...’

‘O, wat fantastisch. Ik ben zo blij dat het goed is gegaan. Geef hem alsjeblieft een dikke knuffel van me,’ zeg ik, terwijl ik Lorna negeer, die allemaal vreemde gezichten naar me trekt en duidelijk doorheeft dat ik veel meer weet dan ik tot nu toe heb laten blijken.

‘Carson, ik zou graag nog wat verder kletsen, maar ik kan beter ophangen – ik ga met Lorna lunchen in Massi’s, ik moet mijn auto nog ophalen daar.’

‘O, goed idee, Francesca. Neem maar een taxi, dan betaal ik die – je kunt het bonnetje bij je rekening doen.’

Ik grijns en doe niet eens een poging ertegenin te gaan. ‘Bedankt, Carson, misschien doen we dat wel.’

‘En doe Tom de groeten. Het is een geweldige vent, Fran.’

Mijn hart huilt als ik antwoord geef. ‘Ik weet het.’

Als ik veel later op de dag thuiskom, na een volgegeten en hikkende Lorna bij haar huis te hebben afgezet, ga ik met de telefoon in mijn hand opgekruld op de bank zitten. Ik wil ontzettend graag tegen iemand vertellen wat er vandaag is gebeurd, maar ik kan maar niet beslissen tegen wíé. Er is eigenlijk maar één naam die steeds in mijn hoofd opkomt en met wie ik alles zou willen delen en waarvan ik weet dat hij het meest blij van iedereen voor me zou zijn. Het lijkt ironisch dat Tom zo vreselijk boos was over het feit dat ik voor Caroline werkte en dat juist haar vreselijke gedrag nu mijn gezichtspunt zo radicaal heeft veranderd en me uiteindelijk duidelijk heeft gemaakt wat nou écht belangrijk is. Maar het is niet mogelijk met Tom te praten en ik mis hem vreselijk. Ik zet de telefoon maar terug op de standaard en vind wat troost in mijn dagboek.

28 november
Als er iets ergs gebeurt, wil ik dat aan Tom vertellen. Als er iets leuks gebeurt, wil ik dat aan Tom vertellen. Ik hou van hem en hij heeft nu een hekel aan me, dus zal ik alles wat ik voor hem voel moeten vergeten en ik denk dat dat gewoon onmogelijk zal zijn. Vooral omdat dat werkelijk het laatste is wat ik wil.