11

Het bijwonen van de repetities is fascinerend en op dit moment denk ik oprecht dat ik de mooiste baan van de hele wereld heb. Alle gedachten aan sokken voor de sportschool, lakens en spullen terugbrengen naar Harrods verdwijnen uit mijn hoofd, wanneer ik de beroemde Sir Richard Brocklebank zijn magie zie loslaten op de acteurs die een rol spelen in de scène die vanochtend wordt gerepeteerd. Het is een liefdesscène die een belangrijk deel van het verhaal bepaalt en ik moet zeggen dat Caroline fantastisch speelt. Om te repeteren heeft ze zich omgekleed in haar Missoni-kaftan en zelfs in deze armoedige repetitieruimte met stukken tape op de grond geplakt die aan moeten duiden tot hoe ver het toneel loopt, lijkt ze bovennatuurlijk en afkomstig uit een andere wereld, wat precies de bedoeling is en wat – laten we eerlijk zijn – een flink stuk afstaat van haar echte persoonlijkheid. Ik moet toegeven dat ik af en toe een steek van jaloezie voel – wat moet het geweldig zijn om zo beroemd en zo goed in je vak te zijn dat je een stuk als dit aankunt. Jeremy, die het object van haar liefde speelt, is van een totaal andere orde, maar wordt wel steeds beter onder de uiterst nauwkeurige regie van Richard Brocklebank. Ondanks alle aanwijzingen zal hij nooit het niveau van Caroline kunnen bereiken en is daarmee niet goed gecast voor deze rol. Het is de bedoeling dat Caroline en hij een stel spelen dat over hun oren verliefd op elkaar is en dat zij zich alleen als hij bij haar in de buurt is, veilig voelt. Maar zoals de zaken er nu voor staan, is het duidelijk dat zij hem op elk moment dat ze maar wil tot pulp kan vermalen. Vergeleken met Carolines sterke, subtiele spel, komt hij nogal bot en boers over. Ik vermoed dat Richard Brocklebank, als ík het al kan voelen, zich daar zeker bewust van moet zijn, maar daar is niets van te merken en behalve een paar momenten waarop ik hem peinzend over zijn sikje zie strijken, straalt hij louter rust en kalmte uit. Na ieder stuk dialoog legt hij de boel stil en geeft hij uitgebreid commentaar, maar hij is uiterst bedreven in het geven van kritiek zonder de fragiele ego’s van de acteurs te schofferen. De overige spelers worden aangespoord hun gedachten en suggesties kenbaar te maken en wanneer een van de jongere acteurs het lef heeft een constructieve opmerking over een zin uit Carolines tekst te maken, wordt hij door haar getrakteerd op een ijskoude blik.

Alle acteurs zijn heel liefjes tegen elkaar als ze iets bespreken, vooral Caroline, die Richard regelmatig meetroont naar een hoekje om daar een heftige, gefluisterde discussie met hem te voeren, terwijl de anderen een beetje rondhangen en koffiedrinken. Ik durf te wedden dat die arme Jeremy, die zich volkomen onbewust is van zijn tekortkomingen en geen idee heeft hoezeer hij Caroline irriteert, waarschijnlijk het belangrijkste onderwerp van hun conversaties is. Om eerlijk te zijn begrijp ik haar ergernis uitstekend en nu ik haar in levenden lijve heb zien acteren, voel ik een nieuw soort bewondering voor haar. In de pauzes is ze echter direct weer uit haar rol. Het ene moment ligt ze nog huilend, jammerend en wanhopig handenwringend op de grond en het volgende komt ze op me aflopen en zegt ze: ‘Er is iets met mijn iPod. Zorg dat hij gerepareerd wordt,’ of: ‘Waar blijft die verdomde journaliste? Ze is te laat. Bel Kenneth onmiddellijk. Je moet die andere dingen ook nog voor me doen en ik wil niet dat je weggaat voordat dat interview achter de rug is.’

Persoonlijk vind ik het fantastisch dat de journaliste, Linda Myles, zo laat is, maar desondanks loop ik gehoorzaam de repetitieruimte uit om Kenneth, Carolines arme, gekwelde publicrelationsmanager, die doorlopend klinkt alsof hij op het punt staat een hartaanval te krijgen van de stress, te bellen.

‘Is ze er nog niet?’ vraagt hij zodra hij hoort dat ik het ben.

‘Nee, nog niet.’

‘Shit. Oké. Ik bel je zo terug. Hoe is ze eronder? Is ze boos?’ vraagt hij, doodsbang klinkend.

‘Niks aan de hand. Maak je niet druk, het is jouw schuld niet,’ antwoord ik, niet van plan om een hartaanval te veroorzaken. De waarheid is natuurlijk dat Caroline kokend van woede zal zijn als die journaliste niet heel snel komt opdagen. Zelfs ík weet dat het de actrice is die de journaliste laat wachten en níét andersom. Kenneth belt terug.

‘Dat rotkind van haar is op school ziek geworden. Dat mens moest haar daar eerst op gaan halen en is er nu over ongeveer twintig minuten, zegt ze,’ briest hij. ‘Wat zal ik doen?’

‘Ik leg het wel uit,’ zeg ik rustig. ‘Als het kind van die arme journaliste plotseling ziek is geworden, zal Caroline daar echt wel begrip voor kunnen opbrengen.’

Maar Caroline begrijpt er geen hout van.

‘Wat bedoel je, haar kind is ziek? Dat is verdomme míjn probleem toch niet,’ sist ze me toe in een ver hoekje van de repetitieruimte, zodat Richard Brocklebank haar niet kan horen. ‘Waar is Kenneth? Zorg dat je hem aan de telefoon krijgt.’

Ik veeg haar speekselspetters van mijn gezicht en toets met een zwaar hart Kenneths nummer nog een keer in, maar op het allerlaatste moment krijgt hij gelukkig uitstel van executie omdat een uitermate gestreste Linda Myles, journaliste bij de Evening Standard, hijgend de repetitieruimte binnen komt stormen. Ik heb medelijden met haar.

‘Hallo, mevrouw Mason. Het spijt me dat ik zo laat ben. Ik heb net een kinderoppasnachtmerrie doorstaan. U kent dat vast wel, als moeder.’

Ik grijns. Goed gebracht – Linda Myles valt nu niets te verwijten.

Mevrouw Mason is ook niet gek en weet wanneer ze het spel mee moet spelen. Dus zet ze haar beste beentje voor.

‘O, natuurlijk,’ zegt ze zangerig. ‘Wat vreselijk voor je. Hoe is het met je kind?’

‘O, wel goed, het zijn haar amandelen denk ik, maar ze zit nu bij haar oma en ik hoop dat ik een afspraak kan maken met...’ Haar stem sterft weg omdat ze zich, terecht, realiseert dat het Caroline geen bal interesseert.

‘Dus, oké, waar wilt u graag gaan zitten?’

‘Loop maar mee,’ zegt Caroline nogal bot en beent met grote stappen de repetitieruimte uit, zonder ook maar één keer om te kijken of Linda wel achter haar aan komt.

Linda kijkt me even aan en glimlacht vriendelijk naar me. En dan, met een air of ze haar leven lang veroordeeld is tot interviews met dit soort diva’s, slaat ze snel haar ogen ten hemel. Vervolgens lopen we samen gehoorzaam achter Caroline aan.