15
Zaterdag 6 juni begint droog en zonnig en er welt zowaar een dankbaar gevoel ten opzichte van Harry in me op, omdat hij juist deze dag heeft uitgekozen om te trouwen, want het betekent voor mij een excuus om Caroline het hele weekend niet te hoeven zien. Gisteravond ben ik weggegaan van mijn werk nadat ik driedubbel had gecheckt of alles goed was geregeld en de envelopjes met zakgeld voor Caroline en Carson had achtergelaten in hun suite in het Dorchester. (Blijkbaar zijn ze niet in staat om zelf ergens geld uit de muur te trekken.) Mijn aanvankelijke teleurstelling dat ik Carson niet zal ontmoeten is helemaal in rook opgegaan en ik ben helemaal uitgelaten dat ik een weekend vrij heb en alles geregeld is – hoewel ik natuurlijk wel voor alle zekerheid mijn mobieltje meeneem.
Maar op dit moment wil ik alleen maar denken aan wat er voor me ligt.
Vandaag zal ik Harry Robinson voor het eerst zien sinds we uit elkaar gingen. En vandaag gaat Harry Robinson trouwen.
Abbie is in de zitkamer en zingt keihard mee met de radio, terwijl ze zich staat op te maken in de spiegel die boven de haard hangt. Ze vangt mijn blik.
‘Je ziet er adembenemend uit,’ zegt ze.
Adembenemend is misschien een beetje sterk uitgedrukt, maar zelfs ikzelf moet toegeven lichtelijk onder de indruk te zijn van mijn eigen spiegelbeeld. Ik heb een prachtig blauw-wit zijden jurkje aan dat ik al eeuwen in de kast heb hangen en dat betekent dus dat ik de verleiding heb kunnen weerstaan om mijn geld, dat ik eigenlijk moet sparen, uit te geven aan iets nieuws. Wat ben ik tegenwoordig toch volwassen! Na dat te hebben vastgesteld, heb ik mezelf verwend met een manicure en een pedicure en eerlijk gezegd kan ik mijn ogen niet van mijn eigen voeten afhouden. Ik heb kokette zilveren sandaaltjes aan die door de zachtroze nagellak op mijn tenen nog mooier uitkomen. Voor de verandering is het heerlijk om eens iets voor mezélf te regelen.
‘Nou, schat, jij ziet er ook fantastisch uit. Ben je bijna zover? Briggsy kan hier ieder moment zijn.’
Ik moet lachen als ze zich omdraait en een gezicht naar me trekt. Abbie weet maar al te goed dat Briggsy zal proberen haar te versieren dit weekend en ze was nou niet bepaald blij toen ik haar vertelde dat we met hem mee zouden rijden. Maar mij komt het prima uit. In de auto zullen we vast heel wat aflachen en ik weet zeker dat zelf terugrijden morgen een heel slecht idee zou zijn voor mij, omdat ik dan wel een enorme kater zal hebben. Dat staat vast, ben ik bang.
De afgelopen tijd is echter gebleken dat er niet zoiets bestaat als een vrijblijvende lift met Briggsy en sinds hij het vriendelijk-lij-kende-geen-verplichtingen-aanbod deed om ons een lift te geven, heeft hij al verschillende keren gebeld om te onderhandelen over de voordelen die het voor hém heeft, behalve dan het feit dat hij de hele tijd naar Abbie zal kunnen loeren. En zo ben ik opgezadeld met het vinden én boeken van een kamer voor ons drieën, plus het aanbetalen ervan.
En het feit dat Briggsy altijd het gevoel moet hebben dat híj aan het langste eind trekt, is slechts één van zijn irritante kanten. Andere zijn het onaangekondigd op bezoek komen, wat hij gelukkig niet meer zo vaak doet sinds Harry het heeft uitgemaakt, alles opeten wat je in de ijskast hebt en zonder het te vragen onze telefoon gebruiken om te bellen naar zijn ‘chicks’ in Florida. Briggsy is dj en leidt een nogal losbandig leven.
De bruiloft vindt om drie uur vanmiddag plaats in een klein dorpje dat Todpuddle heet en Briggsy heeft ons beloofd dat het niet veel meer dan tweeënhalf uur zal kosten om daar te komen, maar ik weet maar al te goed dat hij er niet bepaald rouwig om zou zijn als hij de hele plechtigheid mist, dus ben ik een beetje wantrouwig wat betreft zijn planning. Ikzelf zou me doodschamen en het heel onbeleefd vinden als we te laat zouden zijn, dus hebben we een compromis gesloten en heeft Briggsy beloofd ons om twaalf uur op te komen halen. Het is nu vijf minuten vóór.
‘Ik ben er klaar voor,’ zegt Abbie, terwijl ze een laatste beetje rouge opsmeert.
‘Je ziet er echt super uit,’ zeg ik.
Ze draagt een crèmekleurig broekpak met een lila hemdje eronder, hoge hakken en een grote flaphoed.
‘Bedankt, schat. Ik weet alleen niet waar ik mijn sigaretten moet bewaren.’
Twintig minuten later is dat nog onze minste zorg. Briggsy is er nog steeds niet en we lopen vloekend door de flat te ijsberen. Er wordt getoeterd buiten.
‘Godzijdank,’ zeg ik, terwijl ik mijn enveloppentasje en pashmina pak. Wiebelend op onze hakjes trippelen we zo snel mogelijk de flat uit. 130
‘Waar heb jij in vredesnaam gezeten?’ vraagt Abbie boos.
‘Alles goed, schatjes? Ik moest vanmorgen nog een paar dingen regelen,’ zegt Briggsy bij wijze van verontschuldiging.
Ik geloof er niets van dat wat hij vanmorgen moest doen, niet langer kon wachten. Ik ga voorin zitten.
‘O, trouwens,’ zegt Briggsy opgewekt. ‘Ik heb je pas geleden weer in die idiote reclame van je gezien. Hoe ging dat liedje ook alweer? Heb je een deuk of... hoe was het ook weer... tadatadatada... Dekking voor Dáááámes, die regelt het wel!’
Ik heb hier helemaal geen zin in. En bovendien had ik besloten de vreemde blikken te negeren die me de laatste tijd weer af en toe op straat worden toegeworpen – en die alleen maar kunnen betekenen dat die gevreesde reclame weer op de televisie is.
‘Briggsy, wat heb je verdomme áán?’ is mijn niet zo vriendelijke reactie. Hij draagt een spijkerbroek, T-shirt en slippers die zijn afstotelijk behaarde tenen blootgeven.
‘Zo, zo, Abs, je ziet er lekker uit, meid,’ zegt hij, mij volkomen negerend. Wat irritant. ‘En jij ook, Fran. Je hebt geweldige tieten in die jurk.’
Ik begin dat nerveuze gevoel te krijgen dat me altijd bekruipt als ik bang ben te laat te komen en dan knapt er opeens iets in mijn verwijtende hoofd wat me al tijden dwarszit.
‘Eigenlijk heb ik een stevig appeltje met je te schillen, Briggsy – er is iets wat ik je al eeuwen ontzettend kwalijk neem. Waarom heb je me verdomme nooit verteld dat Harry iets had met iemand en dat dat wel eens op trouwen zou kunnen uitdraaien? Ik bedoel, dat moet je toch geweten hebben en dan was het voor mij niet zo’n schok geweest, toen die aankondiging op de mat viel.’
Briggsy kijkt nogal schaapachtig.
‘Oké,’ buldert hij dan, ‘als jullie van plan zijn moeilijk te gaan doen, ben ik bang dat Briggsy niet thuis is.’
Briggsy heeft het vaak over zichzelf in de derde persoon.
‘Ik bedoel, zou het echt een verschil hebben gemaakt, als ik het je had verteld?’
Ik geef geen antwoord en Briggsy maakt gebruik van mijn zwijgen door zelf het antwoord te geven: ‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Dus, zo zit het,’ vervolgt hij. ‘En buiten dat, als ik iets had gezegd zou ik alleen maar verwijten hebben gekregen. Je weet toch dat de boodschapper meestal de volle laag krijgt?’ eindigt hij met een knipoogje, wat voor Briggsy zo ongeveer gelijkstaat met zijn excuses aanbieden. Ik besluit het maar zo te laten.
‘Maar ik wil je nog wel iets zeggen, Fran.’
‘Ja?’ vraag ik, een wijze opmerking verwachtend.
‘Ik hou er wel van als je een appeltje met me wil schillen. Dat mag je altijd met me doen, je hoeft het niet eens te vragen.’ En met die opmerking barst Briggsy in zijn ongelofelijk aanstekelijke schaterlach uit en rijdt hij achteruit de oprit af.
‘Oké,’ zegt hij, met een elleboog nonchalant uit het raam hangend – als een puber die aan illegale races mee gaat doen. ‘Waar moet ik zijn voor een pak?’
‘Briggsy, klootzak,’ blaft Abbie vanaf de achterbank. ‘Daar hebben we geen tijd voor.’
Ik ben blij dat zíj protest aantekent, want ik denk niet dat ik nog uit mijn woorden kan komen.
‘Doe normaal, zeg. Moet je jullie nou eens zien. Zijn jullie ongesteld of zo? We halen het makkelijk.’
O, ik haat hem. Echt, ik haat hem. Maar ik weet ook dat hij het fantastisch vindt als hij mij boven op de kast heeft, dus staar ik strak het raampje uit. Abbie zit op de achterbank te mokken. Zich niets aantrekkend van de hernia’s die hij ons bezorgt, scheurt hij weg, draait de stereo voluit en racet naar Jigsaw for Men op King’s Road. Als we daar arriveren, smeekt hij ons mee naar binnen te gaan en hem te helpen een pak uit te kiezen. Maar daar trappen we niet in, want dan duurt alles nóg maar langer en dus snauw ik hem toe: ‘Rot op en zorg dat je snel terug bent.’
De zon brandt op het zwarte autodak en Abbie en ik beginnen zoetjesaan te koken, maar we blijven koppig zitten. Ik scheld Briggsy de huid vol en Abbie steekt de ene sigaret na de andere op. Dan beseffen we op precies hetzelfde moment dat we in alle haast om te vertrekken onze weekendtassen thuis bij de voordeur hebben laten staan. Dat is niet iets waar ons humeur beter van wordt. Verdomme.
Eindelijk komt Briggsy de winkel uit stappen en ondanks alles moet ik op mijn lip bijten om niet in lachen uit te barsten. Hij heeft een lichtblauw pak aan, dat misschien een lekker ding als Carson Adams zich zou kunnen permitteren, maar Briggsy ziet er echt belachelijk in uit. Zijn oude kleren zitten in een tasje gepropt en hij heeft nog steeds die afgrijselijke slippers aan.
‘Mijn god, wat heb jij je in je hoofd gehaald? Je ziet eruit als een pooier,’ lach ik als hij instapt.
Abbie snuift. ‘Je bent veel te veel een boerenpummel om zo’n pak te kunnen dragen.’
Briggsy heeft zo’n groot ego, dat je zulke dingen tegen hem kunt zeggen en dat dan opvat als een grapje. Hij kijkt ons allebei aan, zet de radio weer keihard, knipoogt en wurmt zich weer tussen het verkeer dat over King’s Road rijdt.
‘Ik ben Briggsy en ik zie er supercool uit. Dat jullie dat maar goed onthouden,’ krijst hij boven de eerste klanken van een Ibizahit uit.
Nu we dan eindelijk onderweg zijn, verbetert de stemming in de auto drastisch. De zon schijnt, de muziek is goed en Abbie en ik ontspannen, vooral omdat het verkeer ongelofelijk rustig is. Briggsy rijdt de hele weg naar Wiltshire op de manier van iemand die net zijn rijbewijs heeft. Heel veilig. Ik lees de kaart, dus het is een wonder dat we maar één keer verdwalen en ik kan het nauwelijks geloven als we twintig minuten te vroeg bij de kerk aankomen.
‘Had ik gelijk of had ik gelijk, dames?’ vraagt onze pooier als hij de auto parkeert.
‘Je had gelijk,’ geven we toe en we stappen meteen de auto uit om onze benen te strekken.
Ik adem diep in. De frisse buitenlucht. Heerlijk om uit Londen weg te zijn. En na het lawaai van de auto, is het een genot te merken hoe stil het hier is. Al met al is het heel relaxed hier en ik voel alle spanning uit mijn schouders wegglijden. Ik kijk eens in het rond. De meeste gasten zijn al gearriveerd en overal staan kleine groepjes mensen met elkaar te kletsen. De mannen zien er knap uit in een keurig pak en de vrouwen zijn allemaal prachtig aangekleed. Het is geen moeilijke opgave om te zien wie van de vrouwelijke gasten uit Londen komt en wie hier op het platteland woont. Degenen uit de stad hebben speciaal voor de gelegenheid een fortuin aan de kapper uitgegeven, dragen torenhoge hakken en hebben stuk voor stuk een enorme zonnebril op hun neus, terwijl de plattelandsmeisjes jurken aanhebben die weinig bloot laten zien en geen zonnebril ophebben maar wel een enorme hoed dragen.
De kerk is prachtig. Voor de ingang is een boog van paars- en crèmekleurige bloemen neergezet die zijn doorvlochten met groene bladeren, waar een heerlijke geur vandaan komt. De oude grijze stenen van de kerk steken prachtig af tegen de korenbloemblauwe lucht en er waait een heerlijk zacht briesje. Het is de perfecte dag voor een zomerse bruiloft en het is een genot af en toe het gezoem van een bij, het constante gekwetter van de vogeltjes in de bomen en het zachte geroezemoes van alle gesprekken op de achtergrond te horen... en mijn mobiel.
Paniekerig grabbel ik in mijn tas.
‘Hallo?’
‘Mijn computer doet het niet.’
‘Hallo, Caroline. Welke computer?’ vraag ik luid fluisterend.
‘Mijn laptop,’ snauwt ze.
‘Ik wist niet dat je die mee wilde nemen naar het Dorchester,’ zeg ik, terwijl ik wegloop van het kerkje om de geïrriteerde gezichten van een paar van de bruiloftsgasten te ontwijken. Eenmaal veilig om de hoek, weg van al die afkeurende blikken, vervolg ik: ‘Ik betwijfel of je laptop in het Dorchester zal werken, omdat het een Amerikaans apparaat is. In jouw huis is speciaal die draadloze netwerkverbinding aangelegd, weet je nog.’
‘Nou, en wat moet ik dan verdomme dit hele weekend?’
Ik kan wel een paar suggesties doen, maar dat zijn geen dingen die ik hardop kan zeggen. Ik hoor dat ze rook uitblaast.
‘Ik moet mijn e-mail toch kunnen checken.’
‘Dan moet je, denk ik, gewoon even de conciërge van het hotel bellen. Ik weet zeker dat ze daar wel ergens een computer hebben staan waarop je je e-mail kunt bekijken.’
Ik hoor een geluid dat het midden houdt tussen een zucht en geïrriteerd gesnuif en dan hangt ze op. Wat is dat mens toch ongelofelijk.
Ik loop terug naar het kerkje en zie Briggsy staan praten met een paar gasten die ik niet ken. Abbie komt naast me staan en pakt mijn hand.
‘Alles goed?’
‘Ja, wat zou er aan de hand moeten zijn?’ vraag ik, terwijl ik mijn eigen Dior-zonnebril opzet.
Abbie weerstaat de verleiding om te antwoorden: ‘Omdat je op het punt staat je ex te zien trouwen,’ en zegt eenvoudig: ‘Je zag er plotseling nogal gespannen uit, dat is alles.’
‘Niks aan de hand,’ zeg ik en dat is ook zo, of was ook zo – in ieder geval tot op het moment dat Abbie me eraan herinnerde dat ik me eigenlijk niet goed hoor te voelen. Plotseling begin ik een beetje nerveus te worden over het feit dat ik hier ben. De andere gasten zullen het waarschijnlijk raar vinden en ik weet ook niet hoe ik zal reageren als ik de huwelijksceremonie pal voor mijn ogen zie voltrekken. Maar op dit moment ben ik toch voornamelijk vol verwachting. Mijn maag knijpt samen als ik eraan denk dat ik Harry over een paar minuten zal zien. Ik ben er blij om – ik besef opeens dat ik hem heb gemist.
‘Hallo,’ zeg ik kortaf.
‘Volgende week moet je regelen dat mijn computer het overal doet, zodat ik hem altijd mee naar hotels kan nemen. Anders heeft het geen enkele zin dat ik een laptop héb,’ sist Caroline, die zichzelf duidelijk op heeft zitten winden na ons gesprek van daarstraks.
‘Caroline,’ probeer ik mijn geduld te bewaren, ‘kunnen we het hier alsjeblieft volgende week over hebben? Ik sta op het punt de kerk binnen te gaan voor een bruiloft.’
‘Goed.’ Ze verbreekt de verbinding.
Godzijdank dat Carson zo zal arriveren. Misschien zal ze me dan vijf minuten met rust laten. Ik rol met mijn ogen naar Abbie, die nu zo onderhand immuun is geworden voor Carolines dagelijkse stortvloed van telefoontjes.
‘Kijk eens wie daar aankomt,’ roept Abbie blij. Zo snel haar hakken haar toestaan galoppeert ze het grasveld over. ‘Wayne! Hoe gaat het met jou?’
Ik loop wat kalmer achter haar aan en ben een beetje gespannen. Ik heb niet alleen Harry gemist, zijn beste vriend ook, merk ik. Wayne heeft een pak aan dat hem totaal niet past en duidelijk gehuurd is. De broek is een paar centimeter te kort voor zijn lengte van bijna een meter negentig. Hij is blij ons te zien.
‘Abbie, ouwe trol, wat fantastisch om je te zien. En Fran, ik zou bijna op je vallen in die jurk. Hoe gaat het?’
‘Geweldig, bedankt,’ zegt Abbie. ‘En dat ondanks het feit dat we met Briggsy zijn meegereden.’
‘Mooi.’ Hij kust Abbie op haar wang en draait zich dan om naar mij. ‘En hoe gaat het met jou, mijn engel? Ga je straks in de kerk opstaan en bezwaar maken tegen deze verbintenis of ga je voor eeuwig zwijgen?’ Hij kijkt me recht aan.
‘Doe niet zo idioot. Het maakt mij geen reet uit. Ik ben hier alleen maar vanwege de gratis drank,’ doe ik stoer en ik besluit dat dat mijn houding zal zijn voor de rest van de dag.
Wayne geeft me een kneepje in mijn arm. ‘Zo mag ik het horen.’
Ik slik. ‘Mooi, nou we zien je straks nog wel. Veel succes met je speech. Tenminste, ik neem aan dat jij Harry’s getuige bent?’
‘Ja. Hoewel ik denk dat hij daar spijt van krijgt,’ reageert Wayne.
Abbie schiet in de lach. ‘Nou, dat is dan een speech waar ik echt naar uitkijk.’
‘Ja, ik ga echt gemeen doen,’ zegt Wayne ernstig. ‘Het is mijn bedoeling dat hij onterfd wordt en door de rest van zijn familie in de steek is gelaten als deze dag ten einde is. Ik heb al een begin gemaakt, want ik heb hem een blauw oog geslagen, moet ik tot mijn vreugde bekennen.’
‘Ja? Mooi!’ grinnik ik. ‘Tot straks. Kom op, Abs. We gaan een plaatsje zoeken, ja?’
In de zon moet het nu op zijn minst dertig graden zijn, dus is het prettig om de koelte van de kerk binnen te gaan. Onze ogen moeten even wennen en ik drapeer mijn pashmina over mijn schouders. Het orgel speelt zachtjes en we blijken ongeveer de laatsten te zijn die een plaatsje zoeken.
‘Bruid of bruidegom?’ vraagt de man die de plaatsen aanwijst en die ik herken als een van Harry’s drinkbroeders.
‘Bruidegom, alsjeblieft,’ zegt Abbie. De meeste banken zitten al vol dus wringen we ons halverwege de kerk nog ergens in een hoekje. Briggsy zit twee rijen voor ons en het is hem gelukt om tussen twee aantrekkelijke blondines terecht te komen.
Voorzichtig speur ik de middengang af.
Daar zit hij, meneer Harry Robinson. Tot mijn teleurstelling voel ik een steek in mijn maag als ik zijn achterhoofd bekijk. Gewonde trots, maar tot mijn verbazing ook een scheut van verlangen. Maar dat is natuurlijk ook weer níét zo raar – als jij degene bent die wordt gedumpt, betekent dat niet dat je de ander opeens onaantrekkelijk gaat vinden.
Abbie geeft me een elleboogje tussen mijn ribben.
‘Au, waarom doe je dat?’ fluister ik bozig.
‘Omdat je zit te staren,’ zegt Abbie zachtjes vanuit haar mondhoek.
Ik wend mijn ogen af en doe net of ik de bloemstukken bestudeer. Ik zucht. Het is allemaal zo onwerkelijk.
Harry, mijn ex die zich niet wilde binden, gaat trouwen. Ondanks het feit dat hij met zijn rug naar me toe zit, zie ik dat hij nerveus is. Hij schuift heen en weer met zijn voeten en tuurt gespannen voor zich uit.
Op dat moment komt Wayne langs, op weg naar de plek waar zijn vriend staat te wachten. Het arriveren van de getuige lijkt te betekenen dat er iets staat te gebeuren en alle aanwezigen beginnen een beetje te schuiven op hun stoelen. Opeens hangt er een sfeer van opgewonden verwachting. Normaliter is dit mijn favoriete gedeelte van een bruiloft: het moment dat je de bruid, de trotse vader en de gezichtsuitdrukking van de bruidegom ziet.
De organist stort zich plotseling op het orgel en ik schrik me halfdood. De bruiloftsmars galmt keihard door de kerk en als Harry beseft dat de bruid eraan komt, draait hij zich om.
Er gaat een geroezemoes op terwijl er naar hem wordt gekeken. Niet, moet ik hier haastig aan toevoegen, vanwege zijn verbijsterend knappe verschijning, hoewel ik toe moet geven dat hij er goed uitziet, maar omdat hij een enorm blauw oog heeft. Wayne bedoelde het blijkbaar doodserieus.
Ik keer me om naar Abbie om te kijken of zij het ook heeft gezien, maar ik ontdek dat ze haar mouw in haar mond heeft gepropt en haar uiterste best moet doen om niet hardop te lachen. Ik begin te grijnzen. Op de een of andere manier is het een stuk makkelijker om je ex met een ander te zien trouwen als hij eruitziet alsof hij net drie ronden in de ring achter de rug heeft. Abbie en ik stoten elkaar aan.
‘Voltreffer, Wayne,’ fluister ik.
Dan draait iedereen zich om. Het lijkt wel een tenniswedstrijd. Dit is hét moment. Nu ga ik de vrouw aanschouwen die het is gelukt Harry Robinson zodanig te temmen dat hij zich bindt voor het leven. De vrouw waar ik ongelofelijk nieuwsgierig naar ben en waarvan ik bij voorbaat weet dat ik haar niet erg zal mogen.
Nog even...
En daar is ze dan. Mevrouw Sandy Reed.
Als de bruid aan de arm van haar vader in de deuropening verschijnt, hapt minstens de helft van de gasten hoorbaar naar adem. En weer heeft die reactie niets van doen met haar schoonheid, hoewel ik moet toegeven dat Sandy Reed ontegenzeglijk mooi is. Ze doet me denken aan een prerafaëlitisch schilderij met haar lange blonde krullen. Haar jurk is geweldig (empirelijn, heel romantisch en geborduurd met kleine pareltjes en kraaltjes) en haar bruidsboeket is prachtig. Maar ik dwaal af.
De reden dat er naar adem wordt gehapt heeft niets te maken met hoe ze eruitziet of wat ze aanheeft, maar alles met het feit dat Sandy Reed zwanger is. Hoogzwanger. In feite heeft ze een van de meest enorme buiken die ik ooit heb gezien.
Ik onderdruk een kreet en bijt op mijn lip.
Het duizelt me, terwijl ik deze nieuwe ontwikkeling probeer te verwerken. Sandy Reed is in verwachting. Daar is geen twijfel over mogelijk. Ze is niet gewoon dik. Ik weet het zeker omdat ik steeds weer naar haar kijk als ze langzaam door het middenpad van de kerk loopt en langs ons heen komt. Nee hoor, die is vast en zeker niet in haar eentje. En dat is ze al langer dan een paar maanden. Eigenlijk lijkt het er meer op dat ze ieder moment kan gaan bevallen. Weer een feit dat verdomme iedereen is vergeten me te vertellen.
Ik onderga een hele reeks emoties: schok, vernedering en verbazing, om er maar een paar te noemen.
Geen wonder dat Harry het zo plotseling uitmaakte met mij. Hij had dus blijkbaar niet alleen iets met twee vrouwen tegelijk, maar hij moet die Sandy ook al vrij snel zwanger hebben gemaakt. Het is een moetje. De man die deed alsof hij aan bindingsangst leed, gaat niet alleen trouwen, maar staat ook nog op het punt vader te worden. Het is zo’n farce dat het bijna grappig is.
Ik kijk weer even naar Abbie. Ze heeft nog steeds haar mouw in haar mond, bovendien schokken haar schouders nu vervaarlijk en stromen er zelfs tranen over haar wangen.
‘Geweldig,’ snikt ze.
Sandy Reed staat nu naast haar bruidegom. Het orgel houdt op met spelen en de dominee begint.
‘We zijn hier vandaag bijeen...’
Mijn mobieltje rinkelt.