27

Het is dinsdag en ik kan wel zeggen dat Caroline niet echt vrolijk is. Het ging prima tot op het moment dat ik haar wel moest vertellen over de afspraak met Great British Films en sindsdien is alles nogal precair.

Toen ik vanmorgen precies om tien uur arriveerde met de bekende cafeïnevrije venti quattro met magere melk en hazelnootsmaak in mijn handen, leek de sfeer op nummer 47 heel goed. Steph en Carson waren ergens boven en zaten elkaar waarschijnlijk diep in de ogen te kijken, Cameron zat aan zijn derde kom chocopops en Lorna was luid meezingend met de radio bezig de ontbijtboel op te ruimen. Caroline zat in haar vaste stoel bij de openslaande deuren een sigaret te roken en door een Hello te bladeren.

‘Morgen, Caroline,’ zei ik opgewekt, met het gevoel dat het vandaag wel eens een van die zeldzame dagen zou kunnen zijn dat ze in een goed humeur was.

‘Morgen, Fran. O, lekker, mijn koffie. Kijk hier eens,’ zei ze, en likte aan haar vinger om een bepaalde pagina op te zoeken. ‘Hier.’

Ik nam het tijdschrift van haar aan en zag een paar vage foto’s van haar en Cameron op de stoep voor het huis. Ik herkende de foto van een dag dat Caroline naar haar werk ging en Steph en Cameron op hetzelfde moment waren vertrokken om een eindje te gaan wandelen. De fotograaf had Steph buiten de foto weten te houden en als je heel goed keek kon je nog net haar elleboog zien. Ik neem aan dat het de bedoeling was geweest voor hun huis een leuke foto van ‘moeder’ en zoon te maken. Ik wierp een korte blik op Caroline om in te kunnen schatten wat haar reactie op deze schending van haar privacy was, op het uitbuiten van haar ‘zoon’. Maar het was zeker niet de reactie die ik had verwacht.

‘Best een goede foto van mij, hè?’

Blijkbaar is ze nog altijd in staat mijn afgrijzen op te wekken met haar gedrag.

Op dat moment besef ik pas dat ik haar na haar verjaardag nog niet heb gesproken.

‘Caroline, hoe waren je feest en de lunch de volgende dag? Is alles goed verlopen?’ informeer ik.

‘Ja, hoewel mijn lamsbout zondag iets te gaar was, was het wel in orde,’ zegt ze, zonder zelfs maar op te kijken of haar ogen los te maken van de foto van zichzelf.

‘En... vond iedereen je jurk en die glitterschoenen mooi?’

‘O, die heb ik niet aangetrokken. Ik wou toch liever wat meer casual gaan.’

Ik kan haar wel wurgen en op dat moment beslis ik dat dit het goede ogenblik is om haar te vertellen over de rem die binnenkort op haar carrière wordt gezet. Terwijl ik haar de laatste ontwikkelingen vertel verdwijnt haar goede humeur en in de loop van de dag is ze steeds razender geworden en nu is onderhand iedereen in huis chagrijnig. Het laatste uur probeert iedereen krampachtig uit haar buurt te blijven. Caroline heeft zichzelf in de werkkamer opgesloten om privé te kunnen telefoneren met Geoffrey, Kenneth en haar advocaat en ik heb mijn telefoon meegenomen naar de salon om daar te kunnen werken. Steph houdt zich boven schuil en is aan het inpakken, omdat Cameron en zij vanavond weer naar de Verenigde Staten vertrekken. Eerst blijven ze een tijdje in New York en dan moet Cameron weer naar school en gaan ze terug naar Los Angeles. Carson geeft Caroline sowieso altijd volop de ruimte, dus als ze in zo’n stemming is als nu, blijft hij een flink eind uit haar buurt. Nu is hij ook boven bij Steph en Cameron en doet hij net of hij helpt met inpakken. Lorna heeft zich in de badkamer verstopt, waar ze zogenaamd aan het schoonmaken is, hoewel ze de laatste keer dat ik om het hoekje keek op de rand van het bad door een oude Hello zat te bladeren.

Zodra Caroline heeft opgehangen, word ik de keuken in geroepen, waar ik in mijn eentje met Cruella de Vil zit opgescheept. Het is echt geen pretje.

Ik doe mijn best om haar wat te kalmeren. ‘Je weet natuurlijk nog niets zeker tot de bespreking van volgende week, dus probeer je nou niet druk te maken tot je precies weet wat ze van plan zijn.’

Ze kijkt me recht aan met een blik waar ik het letterlijk koud van krijg.

Caroline draagt haar favoriete kaftan, haar haar hangt los en de altijd aanwezige sigaret brandt op tussen haar vingers. Zonder waarschuwing gooit ze haar hoofd in haar nek en laat ze een primitieve, uit haar tenen komende schreeuw uit haar keel ontsnappen. Ik schrik me werkelijk kapot en denk zelfs even dat ze echt gek is geworden.

Dan loopt ze boos stampend naar het kookeiland en slaat er met gebalde vuisten een paar keer heel hard op.

‘Klootzakken. Kloot-, kloot-, klootzakken.’

Het maakt me verdomme geen bal uit – al was ze de koningin van Sheba. Ze gedraagt zich als een verwend klein kind en streng onderbreek ik haar gevloek.

‘Caroline, Cameron is boven.’

Dat snoert haar gelukkig de mond. Vermoedelijk omdat ze beseft dat Cameron niet alleen boven is, maar Carson ook en dat ze daarom haar gedrag moet intomen. Verslagen laat ze zich in haar stoel zakken. Dan knijpt ze haar ogen tot spleetjes en zie ik haar gewoon denken: wat kan ik voor vervelends verzinnen voor Francesca?

‘Mijn telefoon doet het nog steeds niet goed. De ontvangst is abominabel en je zei dat je ervoor zou zorgen dat die beter werd.’

‘Ja, ik heb gezegd dat ik ernaar zou kijken,’ geef ik toe.

‘En?’ vraagt ze uitdagend.

‘Nou, ten eerste zul je nooit overal kraakheldere ontvangst hebben met welke telefoon dan ook, maar als je het werkelijk zo vervelend vindt, kun je een opwaardering nemen, maar dat kost je wel tachtig pond.’

‘En waarom heb je dat dan nog niet gedaan?’ snauwt ze.

‘Dat heb ik je laatst al gezegd,’ begin ik, terwijl ik probeer niet met mijn ogen te rollen. ‘Omdat je zelf naar de winkel moet komen om je handtekening te zetten onder het nieuwe contract en ik je zogenaamde handtekening niet wil zetten – dat is tegen de wet,’ leg ik geduldig voor de zoveelste keer uit.

‘Wat ben je toch kleinburgerlijk,’ zegt ze kattig, precies op het moment dat Carson binnenkomt.

‘Wat is hier aan de hand, Cas? Ik zou echt willen dat je niet meer zo raar gaat schreeuwen met Cameron in de buurt. Hij wordt er bang van en denkt dat je pijn hebt,’ zegt hij, terwijl hij de koelkast opendoet en de inhoud ervan bestudeert.

Caroline vindt duidelijk niet dat die opmerking een antwoord waard is en werpt achter zijn rug een blik op hem die een puber van dertien niet zou misstaan. Dan richt ze haar energie weer op het irriteren van mij.

‘Dus jij zegt dat ik naar de winkel moet om mijn telefoonabonnement te laten veranderen?’ zegt ze op een toon alsof ik haar heb gevraagd een arm af te hakken.

‘Ja,’ antwoord ik rustig, terwijl ik op een van de krukken aan de eetbar ga zitten en toekijk hoe Carson een literpak melk in één keer leegdrinkt.

Ze denkt er blijkbaar over na, terwijl ze met een frons in Carsons richting kijkt, die zijn melksnor met de rug van zijn hand wegveegt.

‘Wanneer ga jij terug naar de Verenigde Staten,’ vraagt ze hem pruilend.

‘Pas over een week,’ zegt hij, terwijl hij het lege melkpak terug in de koelkast zet. ‘Ik moet een afspraak met die verdomde regisseur maken. Mijn agente staat erop en die vent is volgende week woensdag hier in Londen, dus heeft het weinig zin om heen en weer te vliegen.’

Ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat het Carson allemaal geen bal interesseert.

‘Mmm,’ gromt Caroline en ik wéét gewoon dat ze zich opvreet van jaloezie. Stonden de regisseurs maar in de rij voor een afspraak met háár.

‘Francesca, wat denk je aan die telefoon te doen?’

Ik weet niet of ik me moediger dan anders voel omdat Carson ook in de keuken is of omdat ik werkelijk doodziek ben van dat gezeur over die telefoon van haar, maar voor ik het weet reageer ik: ‘Uit het raam gooien, misschien?’

Carson schiet hardop in de lach en Caroline kijkt alsof ze net in een citroen heeft gebeten.

‘Francesca, we gaan nú naar die verdomde rotwinkel. Zorg dat Terry de auto voorrijdt.’

‘Terry wordt deze week geopereerd,’ breng ik haar in herinnering. Soms vraag ik me af of ze wel ooit luistert naar wat iemand tegen haar zegt, of, trouwens, ooit léést wat ik opschrijf voor haar. ‘Weet je nog? Dat heb ik je verteld en jij zei dat ik alleen maar chauffeurs voor de ritjes van en naar het theater moest boeken bij wie je mag roken in de auto, wat ik ook heb gedaan. Het staat allemaal in de rapporten die ik iedere dag voor je achterlaat op je bureau.’

Carson vangt mijn blik voor hij de keuken uit loopt en slaat zijn ogen zogenaamd wanhopig omhoog, terwijl hij zijn brede schouders ophaalt.

‘Oké. Maar hoe denk je dan in vredesnaam bij die klotewinkel te komen om mijn telefoon om te ruilen?’

Ik laat me, voorzichtig om geen bloemenvazen om te stoten, van de kruk glijden. ‘We kunnen erheen lopen. Het is maar vijf minuten.’

Ze kijkt me verbijsterd aan. ‘Lópen?’

‘Ja, lopen,’ antwoord ik eenvoudig.

‘Oké, goed, we lopen,’ zegt ze opstandig. Ze hijst zichzelf melodramatisch uit haar stoel en loopt achter me aan de keuken uit, de hal in, waar ze in een paar Gina-ballerina’s stapt. ‘Wat moet ik meenemen?’ vraagt ze. Opeens klinkt ze vreemd opgewonden over ons spontane uitje.

‘Niets. Ik heb je kaarten, je telefoon en je huissleutels. Steph, Carson... we zijn even weg,’ roep ik naar boven.

Ik doe de voordeur open en het voelt heerlijk buiten. Het is een vochtige dag in september.

‘Francesca?’

‘Ja, Caroline?’

‘Volgende week heb ik een botoxbehandeling en ik wil niet dat iemand anders me daarheen rijdt dan Terry,’ zegt ze. Ze loopt op een manier alsof haar benen niet gewend zijn aan deze vreemde gewaarwording. Misschien hebben haar voeten nog wel nooit stoeptegels onder zich gevoeld.

‘Dat is in orde. Terry is volgende week weer terug, als zijn benen tenminste niet te veel pijn doen en ik heb ook in mijn rapport geschreven dat ik je als noodplan altijd zélf nog weg kan brengen in mijn eigen autootje.’

‘Nou, hopelijk hoeft het niet zover te komen, maar ik denk dat het goed is dat je een noodplan hebt gemaakt,’ reageert ze en werpt me zowaar een glimlach toe. Eerlijk, dat mens is veranderlijker dan het weer op de Caribische eilanden.

We zijn nu bijna aan het einde van de straat en ik zie dat iemand Caroline heeft herkend. Het is een jonge knul van een jaar of vijftien en hij komt op ons aflopen – voor een handtekening volgens mij. Het zou werkelijk onmogelijk zijn om zo met Carson over straat te lopen. Die zou letterlijk op een nogal bedreigende manier bestormd worden, maar Caroline wordt meestal niet vaak lastiggevallen voor zover ik heb meegemaakt op mijn tripjes naar een kledingwinkel of een restaurant met haar, hoewel mensen wel altijd naar haar omkijken, omdat ze natuurlijk bloedmooi is en ze daarom opvalt. Ik werp even een blik op Caroline en zie dat zij die nogal verlegen uitziende jongen óók heeft gezien en ze nu vreselijk haar best doet om net te doen alsof haar dat niets doet, maar op zo’n doorzichtige manier dat ik weet dat ze vanbinnen gewoon naast haar schoenen loopt.

‘Hallo,’ zegt de jongen en steekt om de een of andere reden een stuk papier en een pen naar míj uit. ‘Bent u degene van Dekking voor Dames? En als u het bent, mag ik dan een handtekening van u?’

Carolines gezicht betrekt en ik zou het liefste ter plekke door de grond zakken. Ziet dat joch niet dat ik naast een echte filmster sta? Nee dus, dat is duidelijk. Zo snel ik kan zet ik mijn handtekening en bedank de jongen haastig, die blij wegloopt.

‘Nou, dat is werkelijk nog nooit gebeurd,’ stamel ik blozend, in een poging om de situatie te verzachten, maar Caroline luistert niet naar me en loopt met grote stappen geërgerd verder, duidelijk niet van plan me te vragen wat Dekking voor Dames is, hoewel ik zie dat ze daar razend nieuwsgierig naar is.

De hele situatie is natuurlijk idioot, maar ze mag me niet betrappen op een lachje, dus bijt ik hard op de binnenkant van mijn wang tot ik de ijzersmaak van bloed proef en loop kalmpjes achter haar aan.

Ik vermoed dat de meesten van mijn vrienden zich afvragen waarom ik zo lang in deze baan blijf hangen, me Carolines onbeschofte gedrag laat welgevallen en me iedere dag weer als een soort meubelstuk door haar laat behandelen. En buiten het geld, wat natuurlijk een heel goede reden is, vind ik het ook moeilijk uit te leggen. In ieder geval is het zo dat hoewel Caroline een nachtmerrie kan zijn en ik haar niet mag, ik haar ook niet haat. Ik moet eerder bekennen dat ik me op een gekke manier wel thuis voel in die rare wereld van haar en me zelfs op mijn gemak voel in dat kleine plekje dat ik voor mezelf heb veroverd in haar huishouden. Natuurlijk zijn er momenten dat ik met liefde die dunne nek van haar om zou willen draaien, maar over het geheel genomen vind ik haar eerder fascinerend afgrijselijk dan iets anders en natuurlijk is die scène met die handtekening van daarnet geweldig om te gebruiken in mijn boek. Sinds ik begonnen ben met schrijven bekijk ik alles wat ik meemaak door een heel andere bril en soms betrap ik mezelf er zelfs op dat ik hoop dat Caroline iets vreselijks zal doen, zodat ik weer nieuw materiaal heb.

‘Caroline!’ roep ik, omdat ik zie dat ze al voorbij de telefoonwinkel is gelopen.

We gaan de winkel binnen, waar ze opeens volkomen niet op haar plaats lijkt in haar veelkleurige Missoni-kaftan. In deze gewone omgeving lijkt ze opeens minder filmster en meer Joseph and The Amazing Technicolor Dreamcoat, maar tot mijn opluchting herkent de man achter de toonbank haar wel, wat meteen ook een pleister op de wonde is voor het handtekeningfiasco van daarnet. Ze knippert een beetje halfslachtig met haar ogen, maar blijkbaar is ze niet van plan echt indruk te maken, want ik zie niets van die stralende charme waarvan ik weet dat ze die tentoon kan spreiden. We zoeken een nieuwe telefoon uit – sorry, ík zoek haar nieuwe telefoon uit – en dan is alles wat Caroline hoeft te doen het contract te tekenen, zodat ik kan betalen voor de opwaardering.

‘Francesca,’ zegt ze lijzig, terwijl ze vaag met haar hand rondwappert. ‘Ik laat jou het hier dan verder afhandelen, dan ga ik alvast terug naar huis.’

‘Ik ben zo klaar,’ reageer ik.

‘Nee, ik ga nu, zodat jij alles kunt regelen,’ zegt ze en ze zwaait koninklijk naar de manager terwijl ze de winkel uit loopt. De winkelmanager, die Nigel heet aan de speld op zijn overhemd te zien, wil me net mijn bon geven nadat hij het geld in de kassa heeft gestopt en probeert ook nog: ‘Ze is al klaar...’ Maar Caroline is al verdwenen.

Het lijkt wel of ze me niet wil laten denken dat we écht iets samen hebben gedaan. Om de een of andere ongrijpbare reden moet ze blijkbaar het gevoel hebben dat ík die telefoon voor haar heb geregeld. Maar nu ik ook klaar ben om te gaan en de winkel uit stap, blijkt ze maar een paar meter verderop te zijn en loop ik dus vlak achter haar aan naar huis, onzeker of ik nou even een spurtje moet trekken om naast haar te gaan lopen of haar als een soort inspecteur Clouseau moet blijven achtervolgen.

Die avond bij mijn ouders in Teddington vertel ik het hele belachelijke verhaal, maar pap en mam vatten de clou niet helemaal, omdat ze niet begrijpen wat er zo grappig is aan het feit dat ze samen met mij naar een winkel gaat.