5
In mijn kamer in het Days Inn voerde de airco nog steeds een verbeten strijd met de warme lucht. Het apparaat rammelde en knarste en het overstemde elk ander geluid. Een paar keer dacht ik dat de buren ruzie hadden, maar zeker was ik er niet van en ��n keer schrok ik op van geblaf en wist ik zeker dat de hond uit de tuin bij die van Ann Lurie me gevolgd was. Door die gedachte besefte ik dat ik af en toe sliep, maar ik had het gevoel dat ik eindeloos lang wakker lag. AnnaLee Lurie was bang. Iemand had haar verteld dat haar kind gevaar liep en daar was ze door over haar toeren geraakt. Ik wist dat ze een paar keer op het punt had gestaan om me iets te vertellen, maar ik had geen idee wat het was. Iets over Jack misschien, de zoon van Kaya die volgens Kaya dood was, maar volgens Ann Lurie niet.
Ik was geneigd om Kaya te geloven, maar toen ik me afvroeg waarom dat was, moest ik toegeven dat het kwam omdat Kaya me had bemoederd. Een moeder liegt niet, zoiets was het. Mijn moeder had nooit tegen me gelogen, maar ze had er de tijd ook niet voor gehad. Kaya had niet ��n keer de indruk gewekt dat ze me voorloog, maar ik had nooit redenen gehad om aan haar woorden te twijfelen. Misschien dacht Kaya dat haar zoon dood was. Misschien zei Ann maar wat omdat ze niet wist wat ze aan me had. “Ze houden de winkel in de gaten,” had ze gezegd. Ik had in Congress Street niemand gezien die speciaal op me lette, maar ik had in Huntington Street ook niets gemerkt voor Jones en Johnson naast de Oldsmobile stonden. Ik had het gevoel dat ik het duo nog wel een keer zou tegenkomen en maakte in gedachten twee aantekeningen: wapen kopen, Oldsmobile verkopen.
Midden in de nacht wist ik dat er nog iets was waar ik aandacht aan moest besteden. De ijzerwinkel. Ik had uren naar de winkel van Ann Lurie staan kijken en maar een paar klanten gezien. Was het gebruikelijk dat er maar ��n klant per uur een winkel binnenging? Ik wist niets van middenstanders en evenmin iets van zakendoen, maar het aantal bezoekers van Congress Hardware leek beneden elk peil. Ik moest me nodig bijscholen, op elk gebied eigenlijk, ik wist vrijwel niks, van wat dan ook. Te lang op een berg gewoond, te lang in een woestijn gezeten. Dat ik wel eens een boek las had aan Kaya gelegen, Kaya die mijn tweede moeder was en die dood was en verminkt. Ze had over Jack gesproken, maar nooit over een kleinzoon met wie ze op de foto was gezet. “Die fijne oma,” had Ann gezegd en haar stem had bitter geklonken. Ann kende Kaya en ze had de indruk gewekt dat ze met plezier het bloed van Kaya zou hebben gedronken. Aan dat soort dingen dacht ik terwijl ik op het bed lag op twee meter van de rochelende airco, maar misschien droomde ik wel dat ik het dacht.