5
Ik legde handdoeken over Lens lichaam en gescheurde kleren over het hoofd van Kaya en over haar billen en benen. Haar rug liet ik zoals hij was. Ik keek ernaar tot mijn ogen vol water stonden en probeerde te zien wat Kaya me had getoond op de middag die zo’n diepe indruk had gemaakt dat ik me alle details herinnerde.
Het was het zevende bezoek geweest dat ik aan Kaya en Len had gebracht.
Len zat met zijn bandana om het hoofd en zijn Bailey eroverheen klarinet te spelen, Kaya zat voornamelijk naar haar Double-H laarzen te kijken. De muziek van Len ging me boven de pet. Een paar maten van een jazzmelodie werden gevolgd door iets wat op een gospel leek, door eindeloze intervallen, door hoge tonen die zo iel waren dat ze van een panfluit afkomstig leken, door een regel van het volkslied, een flard Xmas Song, chaos.
Kaya dronk haar wijn omdat dat bij bezoek paste. Ze leek nauwelijks te weten dat ik bestond en liet door niets blijken dat ze hoorde wat Len aan geluiden produceerde. Ze zat voorovergebogen en keek naar beneden. Ze had weer haar Navajo-jurk aan, die, zo had ze een paar maanden eerder laten weten, van hertenleer was gemaakt. Over de jurk droeg ze een dun vest. Het was niet heet, maar beslist niet fris genoeg voor een vest. Zonder dat ze het leek te merken liet ze het vest een stukje van haar schouders glijden. Ik zag twee getatoe�erde oren tevoorschijn komen die op hoorns leken. De hoorns stonden rechtop op wat de bovenkant van een schedel leek.
Na drie kwartier zwijgen waarin ik de zon een paar handbreedtes had zien zakken, vond ik het tijd voor een opmerking.
“Of heb je een tatoeage op je rug?”
Het was niet de meest gevatte zin, maar ik had geen betere. Kaya ging met een ruk rechtop zitten. Ze trok haar vest omhoog en stevig om zich heen alsof ze het opeens koud had.
Daarna draaide ze zich langzaam naar me toe en keek me aan met ogen waarin tranen stonden. Als ze lachte hadden haar ogen een blauwe kleur met groene spikkels, nu waren ze donkergroen met iets dofblauws. Ze knikte naar me, draaide zich zo snel een halve slag om dat ze bijna van haar stoel schoof en liet het vest een stuk zakken. Ik zag een schedel met hoorns. Eronder zat een duivelsgezicht met een lange, rode tong die tot voorbij haar middel leek te lopen, links en rechts stonden letters en cijferreeksen.
Kaya draaide zich terug. “Nu heb je mijn duivelsrug gezien, en mijn verleden.” Ze keek langs me heen. “Ik heb mijn verleden op mijn rug. Mijn toekomst ook.” Ze streek over haar onderrug. “Zonder Len…misschien…” Ze draaide zich naar het zuiden en maakte een machteloos gebaar. “Len heeft van die buien. Dan vernielt hij alles. Niets is dan veilig voor hem. Behalve wat ik bij me draag. Zoals dat.” Ze streek opnieuw over haar rug. “Hij kan er niets aan doen, Len. Hij is zoals hij is. Zoals hij is geworden. Hij kan geen mensen meer verdragen. Jou wel, maar jij bent een uitzondering. Hij ziet jou…” weer een beweging die onmacht uitdrukte, “laat maar, je bent heel bijzonder voor hem.”
Ze keek alsof ze wilde praten, maar niet durfde. Ik wilde zeggen: “Toe maar, praat als je wilt,” maar ik zag dat ze zich in zichzelf had teruggetrokken. Ze sprak niet tegen mij, maar tegen zichzelf. “Ze zeggen dat hij niet oud wordt, Len. Drie specialisten, alle drie zeiden ze hetzelfde. Tien jaar, drie jaar, ze hadden geen idee, maar oud zal hij niet worden. Hij durft niet te vliegen. Hoogtes maken hem bang.” Feller: “Mensen maken hem bang. Waarom denk je…” Ze wees om zich heen en het kostte me geen moeite om de zin aan te vullen. “Dus blijven we hier en denk ik niet aan wat we hadden kunnen doen. Niet aan het verleden en niet aan de toekomst. Achter mijn rug, begrijp je. Achter me, alles. En ik kan er niets van zien.” Ze wees naar de trailer. “Voor het geval je je hebt afgevraagd waarom er geen spiegels in de Sundowner zitten.”
Ik had het geconstateerd, maar me er niets bij afgevraagd. “Daarom?”
“Daarom. Niet verder naar vragen. Goed?”
Ik beloofde het en ze knikte. We spraken nooit meer over de tatoeage, maar dat had niet aan mij gelegen. Ik had duizend keer aan de duivelskop gedacht die helemaal niet paste bij het beeld dat ik van Kaya had gevormd en ik had verschillende malen een poging gedaan het gesprek in een richting te sturen waarin ik het over de duivelsrug zou kunnen hebben, maar ze had me elke keer afgekapt, snel en kordaat, met een stem die geen tegenspraak duldde.
Een paar keer was een hand in de richting van haar rug gegaan en als dat tot haar doordrong, keek ze weg met een blik waar ik van schrok. De afbeelding op haar rug was belangrijk voor haar. Hoorde bij haar.
Voor altijd, dacht ik, ook nu ze dood is.
Ik zou haar moeten begraven voor de gieren een kans kregen, maar ooit zou het vel met de duivelskop naar haar terug moeten. In haar graf moest Kaya compleet zijn.