Wereldomroep

 

 

 

 

 

 

Ook op het Franse platteland is de ramadan voorbij, maar om te zeggen dat dit van invloed is op het humeur van de bewoners, nee. Sterker nog: je merkt er eigenlijk niets van. Net als altijd zijn de winkels dicht op maandagochtend, en net als altijd, in deze tijd van het jaar, knetteren in de dalen de motorzagen, want als de Fransman iets kan, is het bomen vellen.

Wij intussen luisteren naar de Wereldomroep.

Dit is een kunst op zich, want onze radio, een eenvoudige kortegolfontvanger van Sony, beschikt slechts over een lullig, uitschuifbaar antennetje, en om het nieuws uit het vaderland storingsvrij door te krijgen, moeten we driftig rondlopen met het apparaat en de zaak voortdurend naar het noorden richten. Het belangrijkste nieuws dat dan doorkomt, is dat de ramadan voorbij is, en daarom is er een item met een jonge Marokkaanse vrouw die uitlegt hoe gezellig het Suikerfeest is. Je zou van de weeromstuit bijna moslim worden, tenzij je natuurlijk geen zoetekauw bent.

Waar komt dat woord ineens vandaan?

Zoetekauw – dat komt van heel ver, inderdaad. Dat komt uit een gereformeerde jeugd met pepermuntjes op zondag, in de kerk, kandijsuiker in de thee, bij oma, af en toe een ijsje in de zomer, een split of een raket, en van je zakgeld – twee kwartjes – een paar spekken, een muis en een toverbal uit de automaat. Ik zal niet zeggen dat het vroeger beter was, maar er was beslist minder aandacht voor de ramadan. In plaats daarvan hadden we gewoon Kerst, Pasen, Pinksteren en Hemelvaart en dat was het. Al erg genoeg, inderdaad.

Terwijl de Wereldomroep doorleutert, wandelen we over het erf. Waar we de antenne ook heen richten, het is inmiddels een en al ruis en geknetter. Af en toe komt een woord door, een flard van een zin, een voetbaluitslag. Je zou het frustrerend kunnen noemen, en dat is het ook, maar het heeft ook z’n voordelen: Nederland is ver weg, en dat is maar goed ook. Afstand schept duidelijkheid, en dat niet alleen: ook heimwee steekt de kop op, en dat is een mooie emotie, vooral om weerstand aan te bieden.

De lucht is grijs, en zwaar van wolken. Toch is het niet koud. Er vliegen nog een boel insecten rond, alsof de zomer nog niet echt vertrokken is. In de bomen kwetteren de vogels. Helder en duidelijk komt dan ineens op de radio het bericht door dat gepensioneerde Nederlanders in het buitenland ouder worden dan hun lotgenoten in het vaderland. Het is dat we zelf nog lang niet gepensioneerd zijn, anders was een gat in de lucht op zijn plaats. Zie je nou wel! Hier is het beter!

Dat is nog maar de vraag, want Frankrijk maakt zich op voor de herdenking van de gewelddadige rellen in de voorsteden. De dood van twee Noord-Afrikaanse jongens in een elektriciteitshuisje zette de buitenwijken van Parijs in vuur en vlam. Wekenlang was het hommeles, en de verwachting is dat het ook nu weer goed uit de hand gaat lopen.

Maar het platteland zal er niets van merken, en de mensen zullen hoofdschuddend en mompelend vloekend het nieuws in de cafés doornemen. Waar gaat het met de wereld naartoe, dat is zo’n beetje de kern van hun onbegrip. We weten het niet. Maar wat wel zeker is: de komende dagen is het zacht, rustig weer, van dat weer dat voorafgaat aan woeste stormen.