Natuur

 

 

 

 

 

 

Het is warm. Of is het heet? Achtentwintig graden in de schaduw. Het levert grote zwermen insecten op. Ik heb daar kijk op, want ik zit naast een grote, bloeiende wisteria die van alles aantrekt.

Zware, trage hommels.

Exotische vlinders.

En wespen natuurlijk.

Er is ook een insect bij dat ik nog niet eerder heb gezien: een rank, zwart geval met lange, afhangende poten en op de kop een soort bolletjes. Hij heeft iets van een klein luchtschip uit een oude sciencefictionfilm.

Hij meldt zich in gezelschap van een hoop collega’s en met z’n allen maken ze een onregelmatig, zacht knetterend geluid. Sommige stuiteren op en neer in de lucht. Na een tijdje neem ik de veldgids ter hand om uit te zoeken welk insect het is en het blijkt de maartse vlieg, die tot de muggen wordt gerekend.

Aai, muggen.

Het luchtstuiteren noemt de veldgids een bruidsdans die wordt uitgevoerd door de mannetjes. Ze zoeken een vrouwtje waarmee ze in de lucht kunnen paren. Ik kijk een tijdje met andere ogen naar het gekrioel om me heen, maar het dierenrijk beheerst zich en stelt de voortplanting uit. Weer wat later trekken de maartse vliegen in een donkere wolk weg van het erf.

Omdat ik toch de veldgids op schoot heb, blader ik wat langs de pagina’s waar ik in het verleden een kruis of een aantekening op heb gezet. Ik kom langs een hoop bloemen – muurpeper, hondsroos, robertskruid, koekoeksbloem, reigersbek, pinksterbloem, ereprijs – die ik een paar jaar geleden in de tuin en langs de weg plukte om thuis aan de hand van de boeken hun rechtmatige naam te geven, in de stellige hoop dat ik, als ik het maar vaak genoeg deed, de namen vanzelf zou onthouden.

Niet dus.

Gelukkig is er één uitzondering: de stinkende gouwe, een gele bloem die op een boterbloem lijkt en die een lange, bijna oranje wortel heeft. Die bloem kende ik tot mijn achtendertigste niet, en sindsdien wel en nu dus nog steeds, ik zie hem voortdurend staan. De enige bloem die ik vanbuiten ken. De stinkende gouwe groeit graag op puin en in de buurt van ruïnes. Hij komt ook voor in oude binnensteden: eeuwen geleden gebruikten de mensen het sap uit die oranje wortels tegen wratten. Het zaad van de bloemen wordt door mieren verplaatst, vandaar dat de bloem ook vaak op muren is te vinden. Ja, ik noteer dit allemaal uit het hoofd, want wie iets weet, wil het ook graag weer kwijt, dat is het lot van kennis.

Nog iets over deze bloem, omdat het inmiddels uren later is en de zwaluwen laag over het erf scheren; een zeker teken dat het weer gaat omslaan. Zwaluwen schijnen het sap van de stinkende gouwe te gebruiken om de ogen van hun jongen mee te openen, die worden namelijk blind geboren. Ik zal niet zeggen dat dit leuke dingen zijn om te weten, maar dat is natuurlijk wel zo.

Hoog boven de zwaluwen, tot slot, en recht boven het erf, cirkelt al geruime tijd een buizerd. Dat doet me aan oud-premier Van Agt denken, die koningin Beatrix ooit met deze vogel vergeleek. Hoog hangt zij boven het gewriemel in haar koninkrijk, maar zelfs de kleinste veldmuis ziet ze bewegen. Een ongelukkige vergelijking, maar mooi dat ik voorlopig bij iedere buizerd aan onze eenzame vorstin zal moeten denken, en dat duizend kilometer van huis.