De nederzetting

 

 

 

 

 

 

De nederzetting ligt op een heuvel. Ze bestaat uit zeven huizen, een grote boerderij en een T-splitsing. Voor de splitsing liggen het huis van de burgemeester van de gemeente waartoe de nederzetting behoort en de houten bungalow van Nathalie.

Aan de linkerpoot van de T liggen de boerderij, de bijbehorende schuren en verderop een klein, eenvoudig huis van beton met erachter een enorme loods vol autowrakken. Tegenover de boerderij staat een oud huis dat dienstdoet als kippenhok.

Aan het rechterdeel van de T liggen drie kleine huizen: ons huis, het huis van opa en aan het einde van de weg het huis van de metselaar en zijn vrouw, een voormalige verpleegster.

Er gebeurt zelden iets in de nederzetting. Het wereldnieuws dringt door via opa’s televisie, die altijd op maximaal volume schettert, want opa is doof en als het warm is staan zijn ramen open. Zijn de ramen dicht, dan gebeurt er niks in de wereld, tenzij hij vergaat.

Het streeknieuws wordt elke ochtend bezorgd door de kletskousende postbode, die ook de verspreiding van supermarktfolders en telefoonrekeningen verzorgt. Vooral de boerin wil alles weten van haar lotgenoten op andere heuvels, ja zelfs van de stakkers in de dalen. Zeker een halfuur per dag is de postbode met haar zoet. Van verre is het gesprek te horen, althans de bijdrage van de boerin: zij heeft een harde, kwetterende stem.

Een paar jaar geleden liet de burgemeester een zwembad in zijn tuin graven, voor zijn vrouw, die niet van hem houdt, maar ook niet bij hem weggaat – om hem te pesten. Zij golft, in mondainere streken, heeft een poedel die Lipton heet en ligt als de zon schijnt in een luxe bikini aan de rand van het zwembad te wachten tot haar slachtoffer thuiskomt. De metselaar aan het einde van ons weggetje volgde het voorbeeld, ook een zwembad. Zo veel zwembaden op zo weinig inwoners, de boerin kon er met haar verstand niet bij. Waar aan toegevoegd dient dat het weer hier maar zelden zodanig is dat er gezwommen kan worden.

De metselaar is inmiddels verhuisd, maar hij was een man van een jaar of vijftig met een aanzienlijke baard en buik. Hij had van zijn beroep zijn hobby gemaakt, zou je kunnen zeggen – iedere vrije dag bracht hij metselend op zijn erf door. Dat leidde tot enorme muren, een aangebouwde serre en een geweldige borstwering op het glooiende deel van zijn terrein. Al deze bouwwerken kenmerken zich door twee dingen. Ze zijn veel te groot vergeleken met het huis, dat klein is, en ze zijn qua metselwerk slordiger dan het oorspronkelijke metselwerk van het huis. Je zou zeggen: een beetje metselaar ziet zoiets, en houdt er rekening mee, maar deze metselaar dus niet.

Hij metselde, en hij metselde.

De cementmolen stond nooit stil.

Toen kwam er in de herfst een graafmachine die een reusachtige krater in de tuin groef. Dat moest het zwembad worden. Een bijkomend voordeel van de kuil was dat er heel veel mooie stenen boven kwamen waar de metselaar weer mee kon metselen. Het hield maar niet op. Zelfs in zijn slaap moet hij hebben gemetseld.

Op een dag was het feest in de kuil van de metselaar. Om een uur of elf reed een oude Opel, gevolgd door een grote Landrover, de nederzetting binnen. Beide auto’s waren tot het dak gevuld met mannen, vrouwen, kinderen, koelboxen, zakken barbecuehoutskool en diverse baby’s. Bij het uitstappen hingen de dames nog keurig hun tasjes aan de schouder, alsof ze ter kerke waren geweest en nu bij grootouders op visite gingen, maar al spoedig klonk uit de kuil luid gezang, geschreeuw en kindergehuil. Een dikke, zwarte rookpluim steeg op.

De feestelijkheden duurden tot diep in de nacht. De kinderstemmen vielen stil, en de volwassenen zongen padvindersliederen en oude chansons van Georges Brassens. Men zat op plastic zakken in de enorme kuil, en men genoot van het leven. Alleen de metselaar drukte af en toe zijn snor om even aan een muur te metselen. Zijn oude herdershond liep dan kreupel achter hem aan. Wat een man bouwt, is nooit af, zag je de hond denken, en inderdaad: een jaar later lag er een olympisch zwembad in de tuin, met eromheen een zee van tropisch tegelwerk.

Weer wat later, nimmer hoorden we de metselaar of zijn verpleegster in het water springen, wel draaide de cementmolen onverminderd voort, liep het huwelijk van het stel op de klippen. Wij denken dat de vrouw genoeg had van het metselen. Jarenlang had ze het zich laten welgevallen, en toen, op een dag, vloog het haar ineens aan.

Dat eeuwige metselen!

In onze afwezigheid ging het huis over in andere handen: die van een brave schoolmeester met drie zonen en een brave vrouw. Zij plonsen wel voortdurend in het zwembad, een vervelend geluid als je zelf geen zwembad hebt, maar verder niets aan de hand. En gezegd moet worden dat de schoolmeester een waardige opvolger van de metselaar is. Want ook hij metselt, en metselt – ja, het zal een Franse afwijking zijn.

Is er nog meer over de nederzetting te melden? Jazeker. Zo hebben we dus opa, die naast ons woont. Hij moet inmiddels een jaar of tachtig zijn. Hij heeft zijn leven lang op de heuvel doorgebracht. Hij kent iedere notenboom, ieder appel- en perenboom in de wijde omtrek. Af en toe trekt hij er in een oud Fiatje op uit om ergens een boom te enten. Daarna is hij een week te moe om zijn huis uit te komen. Of er staat net een koude bries die hem de das om zou kunnen doen, dan komt hij sowieso niet naar buiten. Hij is als de dood voor de dood – groot gelijk, wie niet?

Iedere dag tegen twaalven wandelt hij dik ingepakt in vieze, oude jassen naar zijn dochter, die aan de andere kant van de nederzetting woont, met een paar zonen die in autowrakken doen. Daar gaat hij eten. Na het eten komt hij terug, nog langzamer dan hij op de heenweg al was, en doet hij een dutje. Aan het einde van de dag, vlak voor halfacht, arriveert de dokter in haar donkerblauwe Peugeot om hem zijn dagelijkse injectie te geven. Ze laat de auto met draaiende motor voor de deur staan, holt het pad af naar opa’s voordeur, verdwijnt naar binnen en komt weer naar buiten gehold. Ergens in de tussentijd heeft ze opa behandeld, en morgen gaat alles zich herhalen.

Tot opa dood is, op een dag.

Verder zijn er in de nederzetting de boer en de boerin, en, als gezegd, de burgemeester van de gemeente waar we onder vallen. Hij is tevens apotheker en rijdt ieder jaar in een nieuwe Landrover. Dat zegt wel iets over de positie van apothekers op het platteland. In alle jaren dat we nu in de nederzetting zitten, heb ik nog nooit meer dan drie woorden met hem gewisseld. Hij groet beleefd, als we elkaar passeren, maar dat is het. Zijn apotheek in het dorp waar ook het gemeentehuis is gevestigd bezoeken we nooit. Het gaat hem niets aan dat ik aambeien heb, ook al heb ik ze niet.

Dan, tot slot, Nathalie.

Zij woont net buiten de nederzetting, maar langs de weg die erheen voert. Een mooie, rechte weg, over de kam van een heuvel. Bij helder weer zie je in de verte de besneeuwde toppen van het Centraal Massief. Nathalie hoort er wel degelijk bij. Het naambordje van onze nederzetting staat precies op de rand van haar terrein. Haar huis is afkomstig uit een bouwpakket: chalet, hout. Ze is onderwijzeres en heeft een zoontje. Sinds een jaar of wat heeft ze ook een man: de tuinman die een kilometer verderop woonde. Zijn vrouw woont daar nog steeds, en werkt ook nog in zijn zaak. Maar hij woont bij Nathalie, en speelt met haar zoontje. De laatste keer dat ik in mijn nederzetting was, was een graafmachine bij hen langs geweest voor de aanleg van een zwembad.

Als toegift: het landschap. Daarover kan ik kort zijn. Het is heuvelachtig, en rijk aan landbouwgrond. Er zijn weides waar koeien in grazen, van die bruine limousines, er zijn akkers en boomgaarden, vooral met notenbomen. Er voeren slingerende, smalle weggetjes door het land, en hier en daar staan huizen of boerderijen. Bij herfstig weer hangen er dikke nevels in de dalen. In de winter stijgt uit de hele omgeving de lucht op van brandend hout. ’s Zomers is het een trillende zee van groen, met een blauwe hemel erboven. Het paradijs is het niet, maar met het juiste humeur is de streek wel als zodanig te beleven. Het is maar wat je ervan maakt, en thuis is het overal hetzelfde, waar je ook bent.