Een straat

 

 

 

 

 

 

De Rue Campagne Première ligt in het 14de Arrondissement in Parijs, Montparnasse dus. Het is een vrij onbeduidende straat, tussen de Boulevard Raspail en de Boulevard Montparnasse. De dichtstbijzijnde attracties zijn brasserie La Coupole, de begraafplaats van Montparnasse en Place Camille Jullian, vlak bij het Observatoire de Paris, waar in 1815 maarschalk Ney werd geëxecuteerd. Een groot standbeeld herinnert daaraan.

Die executie was overigens een laffe: Ney, die onder Napoleon een heldenrol vervulde tijdens de Russische veldtocht en na diens verbanning naar Elba in dienst trad van de Bourbons, maar onmiddellijk weer voor de keizer koos toen die vanaf Elba zijn historische comeback maakte, die eindigde bij Waterloo, waar Ney een dubieuze, maar heroïsche rol speelde, was tot de dood veroordeeld omdat hij de Bourbons had verraden, maar ondanks zijn verzoek aan het vuurpeloton toch vooral op zijn hart te richten, schoten ze zijn beroemde, roodharige hoofd aan flarden. De maarschalk droeg uiteraard geen blinddoek, en gaf zelf het bevel tot vuren.

Tot zover de doodstraf.

Waar we tegen zijn.

Terug naar de Rue Campagne Première; daar woonde tot zijn dood in 1962 op nummer veertien de kunstenaar Yves Klein, ook wel genoemd Yves le Monochrome, omdat hij zijn faam verwierf met een paar enorme, monochrome schilderijen in de kleur blauw. Die schilderijen waren laatst allemaal te zien in het Centre Pompidou. Behalve in blauw was Klein geïnteresseerd in goud, roze en vuur: en zijn vuurschilderingen zijn misschien wel zijn mooiste werken. Er waren in de expositie een paar mooie filmpjes te zien van hoe Klein die vuurschilderingen maakte. Keurig in pak, met een vlinderstrikje voor, maar zwetend als een otter, manoeuvreerde hij grote, geprepareerde doeken in een enorme gasvlam – en dat gaf wonderbaarlijke, om niet te zeggen geheimzinnige vlekken. Je zou die vuurschilderingen een soort toevallige abstractie kunnen noemen.

Klein, voor de helft Nederlander, overigens, was een typisch Franse avant-gardekunstenaar. Aan de ene kant beleed hij zijn werk met grote, bijna loden ernst, en had hij een zwak voor ronkende proclamaties en zwevende teksten over de leegte en de toekomst van het realisme, aan de andere kant was hij een soort Louis de Funès met een voorkeur voor drollige humor, oude militaire uniformen en practical jokes. Hij werd in de New Yorkse kunstscene als een poseur en een maker van kitsch beschouwd, maar in Parijs als de vaandeldrager van het oude dadaïsme, dé opvolger van Marcel Duchamp.

In de Rue Campagne Première hangt uiteraard een mooie plaquette aan het appartementengebouw waar de kunstenaar woonde. Maar verder is er niets wat aan hem herinnert, er zijn bijvoorbeeld geen mooie anekdotes die zich afspelen in het restaurant pal tegenover zijn huis, een zaak die eruitziet alsof hij al zeker vijftig jaar niet is veranderd en die La Mer Agitée heet, gespecialiseerd in cuisine traditionelle en fruits de mer, uiteraard. Jammer dat deze zaak in de biografie van Yves Klein geen rol speelt; alleen de naam al, de woeste zee, moet toch tot zijn verbeelding hebben gesproken. Maar misschien hield hij niet van water. Of niet van vis.

Verder bevat de straat een paar kleine hotels, een supermarkt, nog twee restaurants, een wasserette, diverse parkeermeters en een bouwput. Oude dames laten er hun hondje uit, en aan de kant van de Boulevard Raspail is de oude bebouwing weggeslagen voor de nieuwbouw van een groot lyceum. De Rue Campagne Première is gewoon een straat als alle andere.