Hittegolf

 

 

 

 

 

 

Het land trilt, het asfalt op de wegen smelt, tuinen mogen niet gesproeid worden. De boer en de boerin zijn op vakantie geweest.

Vier dagen.

Ze zijn net terug – een uur geleden aangekomen. Nu zitten ze in de schaduw op hun erf tussen de hortensia’s, naast elkaar op een bankje. De thermometer aan de muur wijst 34 graden aan. Tussen de benen van de boerin staat een oude, rieten mand waaruit een oude, metalen thermosfles steekt. Er zit een stuk kaas in de mand, vliegen dwarrelen eromheen. Het is moeilijk niet naar de blauwe spataderen op de boerinnenbenen te kijken, een leven lang hard werken. Ze draagt gelukkig een vrolijke, gebloemde jurk. Haar brillenglazen zijn beslagen.

De boer rookt een sigaret. Dat is een gewoonte die hij sinds kort onder de knie heeft. Nooit gerookt, alleen maar gezwoegd en gedronken, en nu aan de sigaret. Hij zuigt aan de filter van de Marlboro alsof hij nooit iets anders heeft gedaan. Zweet loopt in dikke druppels onder zijn geruite pet vandaan. Zijn ogen zijn rood. Hij draagt een gestreept shirt en een blauwe, kraakheldere werkmansbroek.

Waar zijn ze geweest?

In de Dordogne, Sarlat.

Dat is ongeveer honderd kilometer hiervandaan. Het is hun derde vakantie sinds de pensionering van de boer. De eerste voerde twee jaar geleden naar een dorp vijftig kilometer verderop en behelsde één overnachting. Wekenlang was de boerin zenuwachtig en opgewonden, en vol nieuwe indrukken kwam ze terug. Vorig jaar gingen ze drie dagen en twee nachten weg, maar nog steeds binnen het eigen departement. Dit jaar overschreden ze voor het eerst in hun leven een grens – die tussen Corrèze en Dordogne. Ze logeerden daar bij Sarlat in een pension bij een boerderij. En druk dat het er was!

In Sarlat dus, en langs de rivier.

Ongelofelijk!

En heet natuurlijk, net zo heet als hier.

Tijd om naar de lucht te kijken; vanuit het noordwesten komen langzaam dikke, bijna geelgrauwe wolken onze kant op. De boer wist met een grote, geruite zakdoek het zweet van zijn gezicht en voorspelt onweer. De boerin staat zuchtend op. ‘Ça tonne,’ zegt ze als ze in de deuropening naar de keuken staat. Inderdaad klinkt in de verte een zacht gerommel. De boer grijnst. De eerste zwaluwen komen naar beneden.

Anderhalf uur later hangen de wolken boven de nederzetting. Ze zijn langzaam volgeschoten en niet grauwgeel meer, maar donkergrijs, bijna zwart. Er is een zachte bries opgestoken, het kan nu niet lang meer duren. We zitten binnen en kijken naar het Franse journaal: Libanon, Haifa, Jacques Chirac die heftig gesticulerend een persconferentie houdt, een wielrenner die in de etappe naar Gap over een vangrail duikelt en in een partij bramenbossen terechtkomt. Daarna het weerbericht, terwijl buiten de eerste druppels vallen.

Catherine Laborde.

De Franse weervrouw die een fenomeen is: uitgemergeld, maar sexy tot op het bot en zo gekleed dat ieder bot ook goed in beeld is. Ze danst voor de weerkaart en spreekt met hese stem. Het gaat alleen maar heter worden de komende dagen, kinderen onder de vier en bejaarden moeten streng in de gaten worden gehouden. Buiten klinken donderslagen, de regen gutst naar beneden. Af en toe heel plaatselijk een onweersbui, besluit Catherine haar bericht, en even lijkt het alsof ze naar ons knipoogt. Een halfuur later is het weer droog.