Foute prinsen  

 

Opeens wilde mijn moeder een eigen leven vol zelfontplooiing, gelijke rechten en een eerlijk verdeeld huishouden. En dat allemaal door die stomme Opzij die vijfendertig jaar geleden voor het eerst door de brievenbus viel. Boven op de Libelle . Een zwarte dag uit mijn puberdagboek. Niets zou meer hetzelfde zijn.  

Jaren had mijn moeder mij uit sprookjesboeken voorgelezen over het geluk dat achter de ophaalbrug zou beginnen als je eenmaal door een prins was uitgekozen. Maar toen ik op mijn veertiende door de hormonen eindelijk begreep waar zo’n prins voor diende en dromend voor een bruidsjurkenwinkel stond, kreeg ik een klap voor mijn kop met hetzelfde sprookjesboek en duwde ze me nijdig verder. Doorlopen! Prinsen zijn mannen! En mannen werpen je hele huisvol ongewassen sokken en halfgelezen kranten. Zorg jij nou maar eerst dat je een goede baan krijgt en baas in eigen buik wordt, kun je later altijd nog een prins in dienst nemen.  

De Libelle -wereld was mijn paradijs: mijn moeder fijn thuis op het nest om ons te vertroetelen en mijn pa op de brommer het oerwoud in om op voedsel te jagen. Maar iedereen blij, behalve zij. Dus moest het anders.  

Als puber kon ik haar verlangen naar bevrijding niet waarderen. Ik wilde gewoon een Pickwick-moeder. En geen briefjes op tafel: ‘Ben naar het vrouwencentrum, de moedermavo, yoga of ppr-vergadering. Kus! Mama’. Wat kon mij haar zelfontplooiing en de verbetering van de wereld schelen. Als ik het maar leuk had. Later kwam er meer begrip. Zeker toen ik met de prins van mijn keuze ging samenwonen en tegen precies dezelfde dingen opliep als zij bij mijn vader. Een oershit die waarschijnlijk tot de Batavieren terug te voeren is: ruim die knots achter je reet op als je uitgeknuppeld bent!

Mijn moeder stortte zich vooral op het emanciperen van de buitenwereld: vergaderen, ludieke acties organiseren of vrijwilligerswerk op het vrouwencentrum. Veranderingen binnen haar huishouden kreeg ze moeilijker voor elkaar. Het lag niet alleen aan een eventuele onwil van mijn pa. De wortels van het samenzijn met mijn vader zaten te vastgegroeid in traditie. De opvoeding tot dienende huisvrouw zat te diep in haar eigen ziel. Maandag wasdag, woensdag gehaktdag, vrijdag visdag en zondag rust dag. Mij kon de buitenwereld minder schelen. Dankzij de opvoeding en ondersteuning van mijn moeder had ik het maatschappelijk snel zoals ik het wilde hebben. Verkoop die derde feministische golf maar aan de moslima’s. Daar waar het mijn moeder ontbrak aan de moed om de dagelijkse strijd in huis aan te gaan, heb ik mij, tot lering ende vermaeck van de vrouwen die naar mijn theatershows komen, gestort op het veranderen van het huwelijk. Dag in dag uit, prins na prins heb ik geprobeerd de Batavieren knobbel uit hun mannenhoofd te beitelen. Ik heb werkelijk alle tactieken toegepast, van vriendelijk vragen tot regelrechte oorlogvoering. Jarenlang heb ik onderzocht waarom ze thuis niets konden vinden en op hun werk wel. Waarom ze een auto in de polish konden zetten maar de tafel niet. Waarom ze een computer tot op de laatste bite konden ontleden maar de wasmachine niet konden starten. Waarom ze wel een worm aan een vishaak kregen maar geen garnaal aan een grillstokje…..

Het antwoord: het waren gewoon de foute prinsen.

Nu zie ik nog maar weinig heren om mij heen die thuis geen poot uitsteken. Al mijn vriendinnen hebben mannen die kunnen koken, wassen, schoonmaken, kinderpartijtjes organiseren en verjaardagen onthouden.

Kúnnen.

We moeten het alleen maar even vragen. Zucht.