Beetje sporten


Op de display tikt de tijd tergend langzaam voort. Ik moet van mijn crosstrainer nog dertien minuten door zijn verrassingsmenu ploeteren. Het zweet prikt in mijn haar en ik heb dorst, duldeloze dorst. Hoe vaak kun je eigenlijk per minuut kijken of een minuut al om is? Ik leg mijn handdoek maar over de rode cijfertjes en kijk naar buiten. De grote ramen van mijn sportschool kijken uit op een heel druk punt van Amsterdam. Trams, auto’s, fietsers, voetgangers en zelfs boten trekken aan mij voorbij. Iedereen lijkt haastig op weg naar iets of iemand.   

Ik voel me ongelooflijk stom, zo met mijn neus voor de ruit hollend op dat fitnessapparaat. Als een wandelende tak in een terrarium. Als een uitkeringstrekker zonder geld in een winkelstraat. Je loopt er wel, maar doet niet echt mee. Waarom holt iemand met een boshuisje niet gewoon fijn haar rondjes in het bos? Heb ik gedaan, jarenlang. Prachtige zon door de ochtendnevel, druppels aan de blaadjes, vogels,je voeten knerpend op het schelpenpad, geuren, onverwachte doorkijkjes naar verre wollige paarden in een weiland….. En toch, voortdurend over je schouder kijken of er geen enge vent te zien is en steeds je maag pas voelen ontspannen als je weer door je eigen tuinhekje stapt.  

Ik weet niet wanneer ik het vertrouwen in de vrije natuur ben kwijtgeraakt, maar op een dag was het voorbij. Ik heb het laatst nog één keer geprobeerd, maar het wil niet echt meer fijn worden in mijn eentje in een bos. Dan maar veilig achter glas op mijn crosstrainer van nergens naar niks.  

Ik gluur hoopvol onder mijn handdoek: nog zeven minuten tot de drie verlossende piepjes van de cooldown. Ik kan elke seconde wel om-wurgen, maar blijf braaf mijn benen ronddraaien tot het apparaat tevreden is en mij het trainings-overzicht geeft: driehonderdtwintig kilocalorieën verbrand. Het ontbijt weer terugverdiend. Hoera! Ik heb het weer gewonnen van mijn laffe luie zelf. Tevreden veeg ik het zweet van mijn voorhoofd, drink mijn bidon leeg en begeef me richting kleedruimte en zwembad. Misschien nog even een zonnebankje?  

Deze zomer heb ik een gruwelijke ontdekking gedaan. Ik durf het bijna niet op te schrijven, maar ik ben in de wieg gelegd voor een leven met een rijke man. Niks alleen mijn geluk vinden in hard werken voor financiële zelfstandigheid. Waar is die sponsor die mij een rustig leven biedt? Een pijnlijke openbaring. Alsof ik na jaren fanatiek kamperen voor het eerst in een sterrenhotel heb geslapen. Ik voel me nu iemand uit het tv-programma Amish in the city die nooit meer terug wil naar zijn geloof.  

Ik had een heel slecht beeld van getrouwd-met-een-rijke-man-vrouwen. Altijd als ik in de P.C. Hooftstraat dat winkelende blonde geweld in hun vette cabrio’s bekeek, dacht ik dat hun leven een hel van verveling was. Beetje sporten ineen kek outfitje, beetje botoxen, beetje Leco van Zadelhoffna haren, beetje highteaen met vriendinnen, beetje kankeren op de huishoudelijke hulp en shoppen tot het op is. Als het op is even met de gebruinde benen wijd om zijn creditcard te downloaden en daarna weer hoppa! Dolce e Gabbana. In juli ging ik de vakantie in als depressieve spons. Uitgeknepen tot mijn laatste drup door al dat vervullende werk. Ik liep al maanden met een grom in mijn ziel die niet meer wilde weggaan. Om weer op de been te komen heb ik de hele zomer niet veel anders aan mijn kop gehad dan ’s morgens om negen uur naar de sportschool, beetje fat-attacken of body-shapen. Beetje kracht, beetje cardio. Daarna in alle rust in het sportcafé een bak yoghurt met fruit en cruesli en een krantje. De middag steeds maagdelijk voor mij. Nooit geweten dat het luie leven me zó zou bevallen. Al hollend achter mijn veilige raam, ver van mijn verantwoordelijkheden, verdween de chronische snibbigheid en daalde er een diepe rust in mijn ziel neer. Eindelijk hoorde ik mezelf weer zomaar zingen bij een klusje. Het theaterseizoen gaat weer beginnen. Ik check uit bij het sterrenhotel van de vrijheid en laat de luxe van een zomervakantie achter me. Ik sla met weinig overtuiging de haringen van mijn werktentje weer in de grond. Lief zegt dat ik niet zonder mijn werk kan. Maar sinds deze zomer weet ik het voor het eerst niet zo zeker.  

Zodra die chronische grom door het werk weer terugkomt,bel ik Leco en ga ik op zoek naar een rijke vent. Sorry.