Het balkon

 

Het gaat volgens mij niet zo goed met mijn achterbuurvrouw.

Haar balkonnetje biedt een treurige aanblik. De rotzooi staat tot aan het plafond opgestapeld: overal plastic zakken en kinderspeelgoed, genoeg lege flessen om een maand van het statiegeld te leven en de was hangt vaak dagen aan de lijn.

Altijd als ze naar buiten kwam keek ze even naar de tuinen beneden, geleund op de balustrade, haar hoofd rustend op haar ellebogen. Of ze frutselde wat oude blaadjes van de bloemen in haar bakken. Nu zijn haar bewegingen kort en venijnig. De keukendeur gaat met een ruk open. De deksel van de ijzeren vuilnisbak gaat met een klap dicht en zonder dat ze iets van de wereld ziet is ze twee seconden later weer binnen.

Drie jaar geleden werd het nieuwe huis stralend in bezit genomen. Er werd veel en hard gelachen. Zij en haar vriend zaten elkaar met verfkwasten achterna, verdwenen steeds tien minuten naar binnen en stonden dan later met zo’n wij-hebben-geneukt-grijns weer zoet te schilderen tot de volgende aanval van liefde.

Het bouwpuin verscheen en verdween weer. Fluitend werden de schrobber en zeep door het huis gehaald en er werd verhuisd.

Het balkon kreeg een gezellig bistrozitje en ze hing leuke rieten bakken met bloemen aan de balustrade, die natuurlijk de hele zomer onstuitbaar bloeiend over de rand bulkten.
Elk mooi moment zaten ze buiten. ’s Avonds hoorde je ze onderdrukt giechelen bij een wijntje en flakkerende windkaarsjes, of je zag ze in de ochtendzon ingetogen en vredig,met die grijns, aan het ontbijt met croissantjes en verse jus. Hij in de pyjamabroek, zij in het pyjamajasje. Steeds een kus of een streling in het voorbijgaan. Uit de woonkamer klonk Chopin.

Groen van jaloezie heb ik vaak vanuit mijn ingedutte paradijs naar ze geloerd. Mijn Lief met z’n ongeschoren ochtend kin in z’n oude badjas tegenover me en ik met de Brinta in m’n boerenbontbord. Hij de voorpagina van de krant en ik het tweede katern.

De volgende zomer zag het er voor mijn achterbuurvrouw aanvankelijk veelbelovend uit. Er werd een kattenluikje gezaagd en een klein rood katertje nam bezit van het balkon.
Maar al snel kwam de klad erin.

Zij droeg inmiddels bij het ontbijt de hele pyjama en hij zijn kantoorblauw. Er werd gehaast gegeten. Weinig lieve gebaren. ’s Avonds zat zij steeds vaker alleen aan haar wijntje buiten en zag ik hem door de ramen in het schijnsel van zijn pc. Het vuilnis bleef langer staan en de lege kratten van een feestje werden niet meer weggebracht.

De meibloemen haalden juli niet meer en stierven een droeve dood door vergeting.

Toen weer een jaar later de relatieredder werd geboren was er een korte opleving van de liefde. Ze tortelden weer om elkaar heen. Het was baby hier en baby daar. Viooltjes in de bloembakken en lichtblauwe vlaggetjes wapperend in de wind. Weer zag ik groen van jaloezie. Nu zou het geluk pas echt losbarsten.

Niets bleek minder waar. In het jaar van de bal, de driewieler, het opblaasbadje en de zandbak met vormpjes heb ik hem helemaal niet meer gezien. Zij slaat driftig met deuren en vuilnisbakdeksels zonder op of om te zien. Het kind speelt vaak onbewaakt, waardoor het balkon opeens gruwelijk hoog lijkt. Af en toe staat er ’s avonds een man tegen de balustrade geleund te roken. Telkens een andere. Ik ben niet meer jaloers.

Vorige week is ze opeens verhuisd.

Naar een woonboot.

Het huis is verkocht.

Er wordt weer geschilderd en gelachen met die grijns door nieuwe, jonge bewoners. Het bistrosetje is geadopteerd en heeft een tweede jeugd ineen andere kleur. Een grote pot narcissen straalt op het tafeltje, voor de bakken is het nog te vroeg.

Ik zit nog steeds met m’n Brinta in m’n boerenbontbord tegenover m’n Lief. In juli wordt het twintig jaar.

En in niets lijkt ons ontbijt op het geluk van de foto’s uit de tijdschriften die ze op het balkon zo knap nadoen. Wij scharrelen maar wat tussen de eeuwige rommel op de tafel, de melk hangt vaak met z’n nagels aan de uiterste verkoopdatum, het brood een dag te oud, zelden verse jus of croissants, geen Chopin.

Maar als we de delen van de krant uitwisselen kijk ik opeens in die intens vertrouwde ogen.

En ben gelukkig dat wij stug doorgaan met het niet uitmaken.