Vrouw met een handwerkje

 

Ik ben een vrouw met een handwerkje. Dat is in deze tijd niet makkelijk om toe te geven. Het past immers niet bij het imago van de multi-taskende, moderne, immer houdbare vrouw…..Geen probleem om in een trendy tent tijdens het nuttigen van een ciabatta caprese wat mailtjes te beantwoorden op je laptop. Maar haal je in een grand café vol jonge mensen een borduurwerkje tevoorschijn, dan valt het stil en word je bekeken alsof je door een pornotijdschriftje zit te bladeren. Het maakt mensen zenuwachtig als je in je pauze in de bedrijfskantine een mouw op de breipennen zet. Alsof het hele concept van de zorgvuldig vormgegeven corporate identity teniet wordt gedaan. Alsof dat ene breiwerkje alle glans van de enorme marmeren lobby haalt. Alsof jouw bol wol de zaak klanten gaat kosten. Handwerken hoort bij oudere vrouwen. En oudere vrouwen zetten we nou eenmaal niet graag op de glimmende folders voor succesvol ondernemen. Bij mijn oma stond altijd een grote pot met breinaalden op het dressoir. Pennen met cijfers op de knopjes, of met aan twee kanten een punt voor het rondbreiwerk zoals boordjes of sokken. En mijn oma had een handwerkmeubeltje. Een prachtig donkerhouten gelakt ding dat kon uitscharnieren en zo een eindeloze voorraad gekleurd garen, spelden, naalden, drukkertjes, haken en ogen, scharen, band, zoomkrijten een meetlint onthulde. Ik kon er uren mee spelen. Geen van mijn vriendinnen heeft nog een handwerkmeubel. We hebben hooguit zo’n kartonnen naaisetje uit een duur hotel in een laatje liggen. Truien kopen we, en als er iets hersteld moet worden, brengen we het naar de Turkse meneer op de hoek.

Mijn oma was een oude vrouw en ik vond haar geweldig. Ze kon breien zonder te kijken. Moeiteloos maakte ze ingewikkelde berekeningen over steken verhoudingen ten opzichte van naald- en draaddikte. Als ik bij haar met mijn broer een spelletje deed, tikten haar breipennen geruststellend met de klok mee. Handwerken is voor mij verbonden met oer en veilig. Met vrouw en traditie. Er liggen diverse werkstukjes van mij in het huis van mijn moeder. Mijn eerste zelfgebreide poppensjaaltje, de poedel die ik om een wijnfles heb moeten haken, een naaldenlapje met alle siersteekjes waar mijn moeder nog steeds haar naalden in bewaart. En uit de tijd dat handwerken al gepimpt moest worden en opeens ‘textiele werkvormen’ werd genoemd, heb ik nog een grillige boomtak met paarse en roze spinnenwebben van smyrnawol en raffia.

Toen kwam de tijd dat vrouwen brandweer of directeur m/v moesten worden en verdween het handwerkje naar het verdachtenbankje. Daar heb ik het weer uit gehaald. Omdat ik het soms gewoon erg leuk vind om te doen. Omdat het mij met de tikkende breipennen van mijn oma verbindt. Om de wereld om mij heen niet te verontrusten, verschool ik aanvankelijk mijn borduurwerkje in zo’n mooi glanspapieren tasje van een peperduur cosmeticamerk. Ik haalde alleen mijn telpatroon, het gekleurde dmc-garen en mijn leesbril tevoorschijn als niemand mij verder zou kunnen verdenken van het verloochenen van het feministisch gedachtegoed. Nu kan het me niet zoveel meer schelen wat de wereld van mij vindt. Je borduurt je hersens er toch niet uit? Mijn moeder was een van de eerste dolle mina’s, heeft een lintje van de koningin omdat ze zich eindeloos heeft ingezet voor de wereld, leest de kranten en is volstrekt zelfstandig.

Maar zij geeft sinds kort breiles, aan heel moderne, leuke jonge vrouwen. Een klein verzetsgroepje in Amsterdam. Vrouwen die daar heimelijk met hun breiwerkje komen voor hulp bij recht en averecht.

Volgens mijn kapper is borduren binnenkort weer hot omdat tout trendsettend New York aan de kruissteek is. Ben ik opeens avantgarde met mijn lentebloemen kleedje…..