Annie van de wasserette  

 

‘Jezus, Thea! Wat krijg jij een reet!’ Onbevangen en op volle stemsterkte schreeuwt mijn buurvrouw van tweehoog deze zin richting een inderdaad wat dikkige vrouw die op straat loopt.  

Ik stort bijna van mijn balkon, waar ik in het zonnetje keurig een boterham dun besmeerd met halvarine en een plakje 20+ kaas eet. Geschrokken kijk ik naar de psychologische gevolgen van de verbale zweepslag, maar Thea zwaait vrolijk omhoog naar de buurvrouw en loopt door.  

Dit gebeurde vijfentwintig jaar geleden, maar die uitroep dreunt nog altijd na in mijn oren. Ik zat toen zelf op de dansacademie. Topsport op een halve appel en een pakje kauwgom per dag. Hoe dunner hoe beter. Vijf plakken komkommer in een Tupperware-doosje als lunch, maar de hele dag praten over lekker eten en chocola. Aankomen was een dodelijke ziekte die alleen maar in bedekte termen werd besproken. Zelfs als de schade van een vreetkick duidelijk op de heupen waarneembaar was, omzeilde je de waarheid: ‘Dikker geworden? Denk je? Nou, je bent misschien iets voller inje gezicht, maar dat staat je wel beter, minder moe ook.’ Een gemanoeuvreer met woorden op de millimeter. De ongegeneerde directheid van mijn bovenbuurvrouw schokte mijn delicate wereld. Maar misschien was ik nog meer verbaasd dat Thea niet snikkend op haar volle kont op de stoep ineenstortte.  

Tactvol zijn is een ingewikkeld spel. Het mag dan hogere beschaving zijn, ik word er soms onwijs moe van. Je komt bij een vriendin, midden in de kamer staat een monsterlijk rood geval, een ernstig misverstand van stof en schuimplastic. Vraagt zij blij: ‘Wat vind je van mijn nieuwe bank?’Je echte mening rent in een fractie van een seconde naar je mond: wat een drol! Maar je houdt van haar, dus begint dat geschuif met belangen: waarheid versus liefde. Snel zoek je positieve woorden: ‘Wat een, eh... opmerkelijk concept. Staat leuk bij die vaas ook.’  

Moeilijker wordt het als zij innig omstrengeld haar nieuwe verkering aan je voorstelt en jij in één oogopslag ziet dat het een schuldenbouwer is met bindingsangst en een bierabonnement. Wat zeg je dan? Niks! Je wenst de tortelduifjes veel geluk maar begint meteen te breien aan een vangnet. Wie niet meteen zijn echte mening durft te geven, leeft vaak een ingewikkeld dubbelleven. Jarenlang riep mijn moeder in paniek: ‘De kussentjes!’ als mijn oma onverwacht voor een kop koffie aanbelde. Als een speer vloog er dan iemand naar de logeerkamer. Daar lagen vijf lelijke klonten huisvlijt op bed, ooit met veel liefde door oma geborduurd. Nog voor zij haar jas uit had, lagen de kussentjes op de bank.‘Maar dat is toch niet eerlijk, mam?’  

‘Nee, maar wel aardig!’  

En dat blijkt later de kern van al het gedraai en gedoe. Eerlijk zijn omruilen voor aardig zijn is een dagtaak. Je onbeschaafde zelf kakelt in je hoofd aan één stuk door als een Annie van de Wasserette: moet je kijken wat een dikke reet,scheve neus, stom haar, rare broek, rare schoenen, nare stem. Dat is toch veel te kort of te strak of te groen of te blauw. Vreemd schilderij, sneue tuin, afzichtelijk huis, kleffe vent, lelijke baby! Maar je leert al snel dat je zonder beschuit met muisjes op straat wordt gezet als je tegen de pas bevallen moeder zegt: je kind is net een kruising tussen een big en een bloemkool. Dus kir je wat sociaal acceptabele, lege zinnen boven de wieg: ‘Wat een klein piemeltje, hè, sprekend zijn vader.’  

Je wordt nooit meer uitgenodigd als je op de afterparty vaneen mislukte première tegen de acteur zegt: ‘Wat een ruk-voorstelling, zeker geregisseerd door jouw ellebogen, zonde van de subsidie.’ Dus glimlach je naar hem en roept: ‘Dit doet niemand in Nederland je na! Helemaal jij! Een unieke avond!’ En dan maar hopen dat hij, verdoofd door de adrenaline, de ironie niet opmerkt.  

Wie niet eenzaam en onbemind in een bejaardenhuis wil eindigen, kan Annie van de Wasserette maar beter muilkorven. Jammer eigenlijk. Want vaak is de waarheid makkelijker te incasseren dan te moeten raden naar iemands eigenlijke bedoelingen.