21  Mes



New York, 2007

Michèle logeert bij vrienden in de 69ste straat in Manhattan. Ze is nu drieënvijftig. De laatste vier jaar zijn hectisch geweest. Haar basis is haar huis in de Jura, waar ze met Ringo woont. Van daaruit coördineert ze activiteiten in verschillende landen. Er zijn regelmatig conferenties voor het uitwisselen van gegevens en ervaringen. De organisatie en de netwerken krijgen langzaam vorm. Michèle denkt dat ze nu een omslagpunt bereiken, waarna ze zullen overgaan tot concrete voorbereidingen voor de Grote Klap, zoals de komende gebeur­tenissen intern worden genoemd. De mensen die dichter bij Mirrari staan, spreken liever van 'de Kentering'.
  Het leven met Ringo is plezierig. Het is alsof ze alle jaren dat ze niet samen waren, gretig inhalen. Ze hebben allebei hun werkzaamheden, maar ze proberen zo veel mogelijk tijd met elkaar door te brengen. Haar dochter is nu bijna dertig, ze woont in Nieuw-Zeeland. Ze bellen af en toe.
  Via Miguel blijft Michèle op de hoogte van wat er speelt op het 'hoofd­kwartier'. De oude Mirrari zelf blijft buiten beeld en dat vindt ze prima. Ze heeft vaak geen geduld met de manier waarop hij met mensen omgaat.

Ze is in New York voor een afspraak met Lecomte. Hij zou uit Boston komen en een paar dagen in New York blijven. Ze zullen elkaar treffen in het café van de dierentuin in Central Park. Ze loopt er vroeg in de na middag heen, het is niet ver van de straat waar ze logeert.
  Tussen de toren­hoge gebouwen voelt ze zich heel klein, maar de zinderende sfeer van de stad is zoals altijd zo aanstekelijk, dat ze automatisch sneller gaat lopen. In deze stad ademt alles drie keer sneller dan in andere steden. Even is ze haar kalme leven in het Juradorpje volkomen vergeten.
  In het café wacht ze een half uur. Op het moment dat ze haar telefoontje uit haar tas haalt, wordt ze op haar schouder getikt. Een jonge, zwarte vrouw met een zorgvuldig verzorgd kapsel, grote ogen en felrood gestifte lippen vraagt: 'mevrouw Burg?'
  Michèle probeert niet te schrikken. Ze had haar niet zien aankomen.
  'Wie bent u?'
  'Martha Jenkins. Bent u mevrouw Burg?'
  'Waarom spreekt u mij aan?'
  'Ik werk voor Gus Lecomte. Mag ik een moment bij u komen zitten?'
  Michèle knikt. Ze denkt niet dat deze dame kwaad in de zin heeft, maar vooralsnog wil ze eerst weten wat er aan de hand is.
  'Nogmaals: waarom spreekt u mij aan?'
  'Gus heeft me u eens beschreven: lang zwart haar, lichte huid, strenge mond, lachende ogen, vijftig, chique kleren, moedervlek op rechterwang, Europees uiterlijk. Dat klopt. Alleen is uw haar nu kort.'
  'Ja, en het wordt grijs als ik het niet bijhoud.' Michèle glimlacht, maar ze blijft op haar hoede. 'Waar is Lecomte?'
  De jonge vrouw knippert met haar ogen. 'Hij is gisteravond dood aangetroffen in zijn kantoor.' Ze zwijgt en Michèle kan zien dat ze zich probeert te beheersen.
  'Wat erg,' zegt Michèle, 'was hij heel belangrijk voor u?'
  'Ja. Neem het me niet kwalijk, maar het grijpt me aan.'
  'Was hij ziek?'
  'U begrijpt het niet, hij is vermoord! Er stak een mes in zijn borst.'
  Michèle schrikt. 'Wie heeft dat gedaan? Hij leek mij altijd heel voorzichtig.'
  'De zaak is in onderzoek, maar ik kan me niet voorstellen dat het een insluiper was.'
  'Ik bied u mijn medeleven aan, mevrouw Jenkins.'

  De aangesprokene pakt een zwartleren boekje uit haar schoudertas.
  'Dit is zijn agenda. Hier staat zijn afspraak met u. Het leek me juist om in zijn plaats te komen.'
  'Hij vroeg om een ontmoeting. Wat weet u ervan?'
  Als antwoord houdt Martha Jenkins de agenda onderste­boven en vangt een foto op die tussen de bladzijden zat. Michèle ziet een groepje mensen afgebeeld onder wie zij behalve zichzelf en Mirrari, ook Miguel, Carly, Bertholdo en enkele andere frequente bezoekers van het hoofdkwartier in Guatemala herkent. Ze bewaart haar kalmte. 'Interessant. Hoe komt u aan die foto?'
  'Die lag thuis op zijn bureau. Toen ik hoorde wat er gebeurd was, ben ik meteen naar zijn huis gegaan. Ik heb altijd alle sleutels. De agenda zal ik aan de politie moeten geven, maar de foto laat ik bij u.'
  'U heeft mij van deze foto herkend?'
  Jenkins glimlacht. 'Ja, maar Gus' beschrijving hielp me om u op de foto te herkennen.'
  'Komt de politie ook bij mij?'
  'Ik betwijfel of zij weten wie "Michèle" is.'
  'Maar in de agenda staat erbij "Dierentuin, café, cp". Misschien zit er op dit moment wel een rechercheur naar ons te kijken.'
  'Deze agenda hebben ze nog niet gevonden.'
  Michèle is in de war. Als het waar is wat de vrouw vertelt, is deze reis voor niets geweest. Toen Lecomte haar uitnodigde, had hij gezegd dat ze gegevens zouden uitwisselen en zouden praten over de besteding van nieuwe fondsen die hij had weten te werven.
  Jenkins ziet haar aarzelen. Uit haar tas haalt ze een exemplaar van de Boston Globe van die ochtend. Op een binnenpagina een klein bericht. 'Professor dood. Op het kantoor van zijn consultancy firma in High Street is gisteravond dood aangetroffen August F. "Gus" Lecomte, bij leven...'
  'Ja,' zegt Michèle, 'ik geloof dat hij dood is. Maar ik vraag mij af wat uw rol in het geheel is? Bent u van alles op de hoogte? Kunnen wij eventueel met u verder? Wat zal het gevolg zijn van zijn dood? En heeft zijn dood iets met zijn werk te maken?'
  'Hij stond sympathiek tegenover uw organisatie,' antwoordt de jonge vrouw. 'Ik had zijn volle vertrouwen, maar ik besef dat ik dat niet kan bewijzen. Maar als u vragen heeft, kan ik proberen ze te beantwoorden. Daarna moeten we voorlopig uiteengaan.'
  'Hoe kwam Lecomte aan al dat geld? Als ik ernaar vroeg, reageerde hij ontwijkend.'
  'Zijn firma gaf financiële adviezen. Hij wist altijd investeerders te vinden.'
  'Waar dan?'
  'Overal. Iedereen met een hart voor de wereld kwam in aanmerking. "Iedereen met een schuldgevoel," zei hij altijd.'
  'Komt dat ook allemaal in de krant?'
  'Ik denk het niet. Ons netwerk is puur informeel. En de financiële transacties zien er volkomen normaal uit.'
  'Wie heeft hem dan vermoord?'
  'Daar denken we natuurlijk over na. Er gaat of ging per jaar veertig miljard dollar door zijn handen. Daar kan altijd iets tussen zitten met een besmet verleden. Het zijn "globale fondsen".'
  'Witgewassen?'
  Martha Jenkins haalt haar schouders op. 'Er wordt jaarlijks door alle banken 500 miljard dollar wit­gewassen. Je weet nooit absoluut zeker waar iemand zijn geld vandaan haalt. Maar ik moet terug naar Boston. Hier is mijn kaartje. We houden contact, hoop ik. Hoe kan ik u bereiken? Via e-mail?'
  'Nee, ik neem zelf contact op. Anders kijkt u maar in Lecomte's adressenboek.'

Ze nemen afscheid. Op weg naar haar logeeradres koopt Michèle een krant. Ze stuit op een twee­koloms­bericht over de moord in Boston. Lecomte wordt omschreven als een bekend socioloog en econoom met banden in de olie-industrie en de financiële wereld. De politie tast in het duister. Luguber detail: '...zijn hart was met een scherp voorwerp uit zijn borst gesneden. Het slachtoffer moet nog geleefd hebben op het moment dat de dader toestak.'