7  Wereldhart



Als Ringo die avond gaat slapen, heeft hij het koud. 's Nachts droomt hij voor het eerst in lange tijd een nachtmerrie.

Hij zit in een zeilboot met Nora en een groepje andere kinderen van haar school. Het is mistig en heel stil. Ondanks de mist is er toch wind. Alleen het geluid van water dat langs de boot glijdt, is hoorbaar. Ringo zit aan het roer. Dan verminderen ze vaart, alsof ze worden tegen­gehouden. Het zeil klappert en iedereen tuurt naar het water­oppervlak. Een zeemeermin duikt plotseling naast de boot op, waarbij kringen in het water ontstaan. Ze is een struise verschijning, althans haar hoofd en borsten zijn flink uit de kluiten gewassen. Haar staart beweegt vlak onder het water­oppervlak bruusk heen en weer. De kinderen zijn bang en praten door elkaar heen. Ringo probeert hen te kalmeren. Dan zegt de zee­meer­min iets dat Ringo niet verstaat. Ze kijkt er dreigend bij en begint aan de boot te schudden.
  De kinderen praten, alsof ze over iets overleggen. Ze kijken naar Ringo. Hij begrijpt niet wat er gebeurt. Ineens pakken de jonge mensen hem beet en gooien hem overboord. Het laatste wat Ringo ziet, is dat Nora hen probeert tegen te houden en dat de zeemeermin lacht terwijl hij in het water plonst, de diepte in. Hij krijgt drab water binnen en moet kokhalzen, maar dat lukt niet. Door harde koude handen wordt hij naar de bodem getrokken en dan weet hij niets meer.

Ringo schiet wakker en het duurt even voor hij beseft waar hij is. Het zweet staat op zijn voorhoofd en in zijn nek. Terwijl hij naar het knopje van het bedlampje tast, hoort hij ver weg een uil roepen. Het is pas drie uur en hij probeert verder te slapen, maar dat lukt niet meer. Vergeefs probeert hij een verklaring voor zijn droom te vinden. Leek de zeemeermin op zijn vroegere vriendin Joyce? Is hij bang dat hij op zijn tachtigste overbodig is geworden? Hij ligt nog een paar uur te woelen en staat dan toch maar op.

Die ochtend heeft hij in het gemeentehuis een afspraak met Castor Dickens, de biblio­thecaris zonder boekenkasten. Ringo heeft geen zin om te lopen en fietst er enigszins slingerend heen. Onderweg bedenkt hij een testvraag. Hij treft de ander achter een computer­scherm in een ruime ontvang­kamer.
  'Goedemorgen Castor.'
  'Morgen, meneer Rougemont.'
  'Zeg maar Ringo.'
  'Dag Ringo, goed geslapen?'
  'Ik was vroeg wakker. Zeg Castor, ik vraag me af wat tegenwoordig de definitie is van entropie. Zou jij dat weten?'
  Dickens spreekt enkele woorden in de richting van zijn computer en bekijkt dan een aantal definities en formules. Daarna zegt hij: 'Ik kan het voor u samenvatten. Entropie is de natuurlijke neiging van dingen om uiteen te vallen als er niets mee gebeurt. Het begrip komt uit de thermodynamica en je vindt het ook in de infor­matie­leer en in de chaos­theorie. Ik lees hier dat jaren geleden managers zich bezig­hielden met het bestrijden van entropie in hun organisaties. Hoezo?' Terwijl hij dit zegt, wijst Dickens vragend naar een dranken­automaat.
  'Doe maar koffie, met veel melk, graag.'

Terwijl Castor een bekertje koffie voor Ringo neerzet, begint deze te vertellen:
  'Ik zou je een paar dingen over de vorige eeuw vertellen, weet je nog? Ik denk dat het goed is om er een handvat voor te hebben, anders verdrinken we meteen in de details. Volgens mij ging vanaf het midden van de vorige eeuw de wereld aan entropie ten onder. De structuur sijpelde weg. Als biblio­thecaris en als uitlegger van procedures, weet je dat het vaak goed is om structuur aan te brengen in alle indrukken die ons bereiken. Het leven kan eigenlijk niet zonder structuur en natuurlijk was dat in de vorige eeuw niet anders. Structuur aanbrengen is bedding geven aan rivieren, dijken opwerpen tegen overstromingen, strijden tegen chaos en verval. Je hebt een hart nodig dat niet af en toe een klop geeft, maar genoeg structuur heeft om je in principe een leven lang op de been te houden. Structuur aanbrengen kost vaak moeite. Het vraagt meer kracht dan alles op zijn beloop laten, hoe verleidelijk dat laatste soms ook is. Maar ik zie je bedenkelijk kijken, Castor. Je wilt zeker zeggen dat structurering en verval allebei nodig zijn?'
  'Zoiets wilde ik inderdaad zeggen.'
  'Je hebt natuurlijk gelijk. Laat ik het anders zeggen: structuur en chaos zijn allebei het gevolg van krachten, ongeveer zoals er in de natuurkunde sterke krachten en zwakke krachten zijn. Om te overleven is het nodig dat je de chaotische werkelijkheid enigszins in kaart brengt en hoe doe je dat? Dat doe je met levenskunst. En wat is levenskunst? Levenskunst is precies het laveren tussen orde en chaos. Je hebt het allebei nodig: te veel van het een is even slecht als te veel van het ander.'
  'Wat wilt u hiermee zeggen, meneer Rougemont?'
  'Noem me toch Ringo, Castor! Je wilde toch praten over de vorige eeuw? Ik dacht dat je dat een interessante periode vond? Wel, ik schets een manier om de geschiedenis van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw te bekijken:
  Chaos en structuur dus. Waar oude structuren wegvallen, proberen mensen nieuwe structuren neer te zetten. De ideologieën van het nationalisme, socialisme, communisme, fascisme en kapitalisme waren pogingen om het gat te vullen dat ontstond na het verdwijnen van de structuren van de godsdienst en de elites. Maar God was en bleef dood en de gewone burger moest het zelf maar uitzoeken. Enerzijds had die burger in principe enorme individuele mogelijk­heden, anderzijds moest de chaos van het 'ieder voor zich' liefst niet te groot worden.
  De Eerste Wereldoorlog was een botsing die veel overhoop haalde. In de chaos die erna ontstond, kreeg het communisme voet aan de grond. Het fascisme volgde. Ook het mondiale kapitalisme vestigde zich in die jaren. De globalisering kwam toen al op gang.
  In de Tweede Wereldoorlog wonnen het kapita­listische Westen en het communistische Oosten het van het fascistische Midden. In de roes na de oorlog ontstond de geboortegolf en werd mijn eigen generatie geboren. Wij vertegen­woordigden een poging om los te komen van de oude structuren en wij wilden een nieuwe individuele vrijheid voor iedereen. Je kunt constateren dat dit laatste niet is gelukt. Voordat deze nieuwe vrijheid een tegenhanger vond in een nieuwe structuur, stortte na een lange Koude Oorlog het staats­communisme in elkaar en ging het kapitalisme er met de buit vandoor. Mijn generatie was de weg kwijt.'
  'Hoezo?'
  'Wel, onze generatie had veel praatjes als het ging om creatief zijn en het doen van je eigen dingen, maar liet het afweten bij het aanbrengen van de nodige structuren.'
  'Misschien is structuur onverenigbaar met vrijheid?'
  'Ik denk het niet. Maar goed, de vrije markt maakte zich meester van de drang naar vrijheid en zo kwam het dat niet de staat en niet de arbeiders, maar de economie van de rijken het voor het zeggen kreeg. Iedereen kon zich voortaan persoonlijk ontplooien door zo veel mogelijk te consumeren en daardoor ging de economie steeds beter draaien.'
  'En dat werd de nieuwe structuur?'
  'In zekere zin wel, maar in feite gebeurde er natuurlijk iets eigenaardigs: als iedereen steeds rijker kan worden, wordt dat voor arm en rijk de overheersende motivatie en vraagt niemand zich af of dit het leven is wat men wil. Het is dynamisch, maar tegelijk heel beperkend. Want het doel ligt vast.'
  'Dus geen chaos meer?'
  'Die kwam vanzelf: in de vorm van ongecontroleerde immigratie, toenemende misdaad, aantasting van het milieu en het opraken van de grondstoffen.'
  'En die zaken zijn na de Grote Kentering aangepakt? Omdat ze chaos in de hand werkten?'
  'Zo is dat. We konden niet zonder een nieuwe structuur die de fouten van de oude structuren vermeed.'
  'Een interessante visie, zo had ik er nog niet naar gekeken. En u, ik bedoel jij, hebt daar deel aan gehad? Is de missie van je generatie dan alsnog geslaagd? Zou je dat kunnen zeggen?'
  'Grappig dat je dat zegt, maar ik denk dat dat te veel eer betekent. We hebben toentertijd veel overhoop gehaald, maar we hebben nagelaten om het in te bedden in een nieuwe samenleving.'
  'Waar was je tijdens de gebeurtenissen van de Kentering?'
  'Dat vertel ik je een andere keer. Het is pas dertien jaar geleden en we zijn eigenlijk nog maar net begonnen. Kun je me een beetje volgen met mijn verhaal over het tegengaan van entropie?'
  'Enigszins wel. Ik begrijp dat er iets moest gebeuren en dat daarom nu alles anders is. Als ik naar het leven op het eiland kijk, vind ik het niet onprettig. De mensen lijken tevreden, er is genoeg werk. Er zijn momenten dat ik het allemaal verschrikkelijk saai vind, maar alles heeft een prijs. Misschien is er niet meer zo veel welvaart als vroeger, maar niemand lijkt het erg te vinden. Is de chaos verdwenen en moeten we dat bekopen met meer structuur? Is jouw entropie op de terugtocht?'
  'Hier in het noorden gaat het goed. In Rusland gaat het misschien nog beter, maar er zijn elders gebieden, waar de chaos op de terugtocht is, maar nog niet is bezworen. Begrijp me goed, chaos is op zichzelf niet verkeerd, het kan heel verfrissend zijn om even de boel de boel te laten, maar als deze wereld wil overleven, moet de entropie terug­gedrongen worden. Je kunt de wereld zien als de tak van een boom waar we met zijn allen opzitten. Als iedereen willekeurig stukken uit de boom hakt, als de boom te weinig licht of water krijgt, als er vervelende kevertjes in komen, als we zelfs de tak doorzagen waarop we zitten, stort alles op een gegeven moment in elkaar.'
  'Als ik het goed begrijp moet er steeds een inspanning gepleegd worden, want anders valt alles op een gegeven moment om?'
  'Zo is het precies. Als je in het bos een huis bouwt en niemand doet er lange tijd iets aan, dan wordt het vanzelf een ruïne, waar het bos wel weg mee weet. Ik heb in het oerwoud van Midden-Amerika een aantal van die ruïnes gezien. Zo moeten we niet met onze wereld omgaan en trouwens ook niet met onszelf.'
  'Met onszelf?'
  'Ja, we moeten ons enigszins inspannen. We moeten eten, drinken, leren, scheppen, huilen, lachen en onze bijdrage leveren aan het grotere geheel, anders vervallen we tot zittende automaten, tot dieren en daarna wachten waanzin en chaos.'
  'Ik heb ooit gelezen dat het leven zelf kan zorgen dat er uit chaos weer ordening ontstaat.'
  'Dat zou best kunnen, maar dat kun je beter niet afwachten, Castor. Dat zou niet goed zijn.'
  'Weet jij dan wat goed of verkeerd is?'
  'Ja, er was een tijd dat je dat niet hardop mocht zeggen, maar gelukkig zijn er weer mensen die een beetje perspectief hebben en weten welke kant we op moeten. En gelukkig hebben die mensen ook de macht om dat af te dwingen.'
  'Je bedoelt Wereldhart? Ja, dat weet iedereen. Maar dat komt omdat de tijd van de Kentering nog zo vers in het geheugen ligt. Toen is iedereen zo geschrokken, dat er eindelijk maatregelen konden worden genomen. Toch ken ik ook mensen die zeggen dat er vroeger veel meer vrijheid was.'
  'Weet je, Castor, dat is ook zo. En dat vind jij vast zelf ook jammer. Maar vrijheid is voor een vis iets heel anders dan voor een vogel. En voor mensen is vrijheid vaak de vrijheid om aan de boomtak te zagen waar ze zelf op zitten. En soms moet je dan de zaag een tijdje veilig opbergen.'
  'Betuttelend.'
  'Inderdaad.' Ringo glimlacht. Je moet het niet prettiger of ingewik­kelder maken dan nodig is, denkt hij. Maar hij ziet aan Castors gezichts­uitdrukking dat deze het niet met hem eens is.