2  Gevonden in een laantje



'Soms kom je in je leven iets tegen dat je zo belangrijk vindt, dat je er niet meer omheen kunt. Zoiets overkwam mijn grootvader, hij heette Gérard.
  Hij leefde in een tijd, in het begin van de vorige eeuw, dat er enorm grote veranderingen waren. De mensen werkten steeds minder op het land en steeds meer in fabrieken en kantoren. Steeds meer kinderen gingen naar school en door betere hygiëne en gezondheids­zorg leefde iedereen steeds langer. En toen ontstond tussen de grotere landen ruzie over wie het meest van de mogelijkheden mocht profiteren. Er waren oorlogen. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar de landkaarten moesten voortdurend worden aangepast en er kwamen miljoenen en miljoenen mensen bij die oorlogen om. Maar dat weet je natuurlijk uit je geschiedenis­les.'
  'De vorige eeuw valt bij ons onder culturele vorming. Ik denk dat we twee jaar geleden iets over de vorige eeuw gedaan hebben. De digitale revolutie, toch?'
  'Ja, die ook. Je kunt je niet voorstellen hoe anders het leven van de mensen was in die tijd. Als ik honderd jaar terugga, met de tijdmachine, zouden ze misschien op je school zeggen... Wel, Gérard, mijn grootvader dus, was in het Midden-Oosten terechtgekomen. Hij was diplomaat, maar omdat hij ook veel van archeologie wist, ging hij daarin lesgeven in Beiroet.
  Gérard was tevreden, hij genoot van zijn gezin, zijn werk, zijn leven. In elk geval was hij er zelf tevreden mee. Er zijn mensen die zeggen dat je zelf bepaalt hoe je tegen het leven aankijkt. Mijn eigen moeder vertelde haar leerlingen dat het zo werkt: de buitenwereld en je binnenwereld zijn elkaars spiegel en als jouw innerlijk in harmonie is, wordt de buitenwereld vanzelf ook vredig. Ik denk zelf niet dat het altijd zo werkt. De buitenwereld is soms veel sterker dan wij.
  Gérards goede leven werd in de jaren dertig van de vorige eeuw verstoord. Misschien had hij een beter beeld dan andere mensen, omdat hij veel had gereisd en contact had met vrienden in verschillende landen. Of omdat hijzelf uit de Elzas kwam, een gebied waarover de Fransen en de Duitsers lang ruzie hadden gehad.
  Zijn harmonie verdween. Had hij nu moeten denken: alles is mij om het even, ik ben dankbaar dat ik leef en dat de zon schijnt? En de rest is allemaal illusie? Kon hij kiezen hoe hij tegen de situatie aan wilde kijken, zoals hij 's ochtends na het opstaan besloot wat voor schoenen hij zou aantrekken?'
  'Wat bedoel je met die schoenen?'
  'Je moet meer naar mijn rechteroor praten, mijn linkeroor is doof aan het worden.'
  'Ik zei: wat hebben zijn schoenen ermee te maken?'
  'Zijn schoenen? Oh, dat is bij wijze van spreken. Als je aanvoelt dat er iets niet klopt, is dat geen keuze, zoals wanneer je je schoenen uitkiest, maar iets anders.'
  'Waarom? Je kunt er toch voor kiezen om dat gevoel te negeren?'
  'Ja, daar heb je gelijk in. Maar je kunt er niet voor kiezen om dat gevoel wel of niet te voelen.'
  Het meisje kijkt nadenkend. Dan staat ze op, een hand op haar jasje dat ze over de leuning van haar stoel had gehangen. Haar blonde haar vangt de stralen van de zon die laag door een raam naar binnen schijnt. Ringo voelt een lichte, prettige huivering door zijn oude lijf trekken, terwijl haar jeugdige energie het hele huisje lijkt te betove ren. Ze is mooi, denkt hij, en hij probeert er neutraal bij te kijken. Ze zegt:
  'Bedankt voor de thee en de koekjes. Ik moet weg. Mijn moeder wilde weten of je nog iets nodig had.'
  'Wil je niet weten waarom het vroeger anders was dan nu?'
  'Daar hebben wij het op school nooit over.'
  'Niemand van je vrienden heeft het erover? En thuis?'
  'Ja, dat wel, maar dat zijn meestal fantasieën. Dan denken we dat je vroeger veel meer mocht dan nu, maar fantasieën, daar heb je soms niet zo veel aan.'
  Ringo vermoedt dat Nora voorzichtig is met haar woorden, omdat ze niet zeker weet of hij te vertrouwen is.
  'Waarom alles nu anders is dan vroeger, dat is een lang verhaal. Daarvoor zouden we terug moeten gaan in de tijd. Over zestig jaar ben jij bijna tachtig en dan kijk jij misschien ook terug...?'
  Nora valt hem lachend in de rede: 'Een raar idee. Ik wil helemaal niet oud worden!'
  'Dat wilde ik vroeger ook niet. Toch is het gebeurd.' Ringo glimlacht, nu hij het meisje aan het lachen heeft gemaakt. Hij voelt zich zowaar een beetje verlegen. Hij praat snel verder:
  'Maar waarom werd Gérard onrustig? Ik heb mij vroeger vaak afgevraagd waarom de ene mens van iets onrustig wordt en de andere mens er volkomen koud onder blijft. Waarom komt iemand in actie? En waarom komt iemand anders niet in actie?'
  'Ik moet echt gaan, ik kom volgende week wel terug, ben jij hier altijd?'
  'Nee, maar wel vaak en aan het eind van de middag ben ik er eigenlijk altijd. Houd jij van verhalen?'
  'Verhalen? Bedoel je romantische verhalen?'
  'Nee, echt gebeurde verhalen en spannende verhalen. En verhalen die wonderlijk zijn.'

Nora kijkt onzeker. Ringo is een vriend van haar oma Inge. Hij is aardig, maar ze weet niet goed hoe ze hem moet plaatsen. Ze kent oude mensen die eenzaam zijn en de oren van je hoofd kletsen, zodra ze je zien, maar Ringo is een beetje anders. Het lijkt alsof hij veel begrijpt. Maar hij blijft maar vragen en hij heeft het over dingen die ver van haar bed staan. Vroeger probeerde haar oma haar ook met vragen aan het denken te zetten. De laatste jaren deed ze dat niet meer. Ze glimlachte stilletjes en vroeg dan wat je op school had gedaan.
  'Ringo,' zegt Nora ten slotte, 'als jij nog al die vragen hebt, hoe kun je dan van mij verwachten dat ik de antwoorden heb?'
  Hij lacht. 'Je bedoelt dat zo'n ouwe man als ik toch zo langzamerhand de antwoorden op die lastige vragen moet hebben gevonden?'
  Ze bloost. 'Dat bedoel ik niet, hoor.'
  'Geeft niet. Je hebt gelijk, maar dat ik die vragen stel, betekent niet dat ik de antwoorden niet weet.'
  'Je weet het antwoord? Maar waarom vraag je het dan nog?'
  'Oh, uit gewoonte, denk ik. Misschien wil ik wel dat jij ook eens over die vragen nadenkt. Maar nu weet ik nog steeds niet of je van verhalen houdt.'
  'Soms. Maar ik moet nu echt naar huis. Ik moet een werkstuk maken en ik zou vanavond koken.'

Ringo blijft nog een tijd aan de tafel zitten, terwijl het buiten langzaam donker wordt. Nu het lente is, lopen de loofbomen in het bos uit en kan de laag­staande zon minder makkelijk tot de open plek doordringen. De naaldbomen worden volgens Ilène gekapt voor de houtkachels die bijna iedereen gebruikt als bijverwarming voor koude dagen. Zij werkt bij de dienst van de gemeente­lijke kweek­tuinen. De overheid heeft elders op het eiland plantages ingericht waar naaldbomen worden gekweekt voor de kleine elek­trici­teits­centrale. Er zijn ook overal zonne­collectoren en windmolens, allemaal eigendom van de gemeente.

Op de afgesproken vrijdagavond gaat Ringo bij Ilène langs. Het is al donker aan het worden. Hij is in een goede bui. Hij raakt al aardig gewend aan een leventje van vroeg opstaan, werken aan het onderhoud van het huisje, lunchen, middagslaapje, wandeling, koken, eten, naar de zonsondergang kijken, lezen, naar de sterrenhemel kijken en dan slapen. De zuivere lucht, de rust, de vogels en het werken met zijn handen maken hem tot een vrij tevreden mens.
  Terwijl Ringo het dorp inloopt, denkt hij terug aan zijn verjaardag. Hij logeerde samen met Michèle, zijn vriendin, bij vrienden in de stad. Zij onthaalden hen op een toneel­voorstelling en een etentje. Het was gezellig, maar hij was er die dag met zijn gedachten niet bij geweest. Hij vond het niet prettig om tachtig te worden. Er waren felicitatie­berichten gekomen van de mensen met wie hij samenwerkte. Het was goed bedoeld, maar het was alsof iedereen zijn hoge leeftijd nog eens extra benadrukte. Van Michèle kreeg hij een bon voor een tripje in een onderzeeër. Ze hadden het tochtje vrij snel daarna samen gemaakt en hij had zich best geamuseerd. Het was alleen jammer dat ze geen vissen waren tegen­gekomen. Die zwemmen alleen nog rond in reservaten en kweek­vijvers.

Ilène doet open. Ze ziet er zenuwachtig uit. 'Nora is nog niet thuisgekomen,' zegt ze. 'Maar kom binnen. Doe je jas uit, ik moet bellen.'
  Ringo gaat de huiskamer in, terwijl Ilène in de gang blijft staan met haar telefoon. Hij hoort haar opgewonden praten, maar hij verstaat niet wat ze zegt. Even later komt ze binnen. Ze zegt: 'We weten niet waar ze is, we moeten haar zoeken.'
  'Wie zijn "we"?'
  'Vrienden. Ze was bij klas­genoten en ze zouden op weg naar huis nog bij een leraar langsgaan. Maar die neemt zijn telefoon niet op. Ga je mee?'
  'Aan mij heb je niet veel, ik rijd geen auto en fietsen is voor mij niet meer zo verstandig. Maar als je wilt, kan ik wel lopend helpen zoeken.'
  'Nee, blijf maar hier, dan kun je mij bellen als ze hier opdaagt.'
  'Doet ze dit wel vaker?'
  'Wegblijven? Soms, maar meestal heb ik haar snel opgespoord. Haar telefoon staat uit en dat maakt me ongerust. Ik hoop dat haar chipkaart actief is.'
  'Misschien wil ze niet gevonden worden?'
  'Dat is niet onze afspraak. Ik moet gaan, tot straks. Mijn telefoon­nummer heb je toch?'
  'Ja, dat heb ik en jij hebt het mijne. Ik hoop dat jullie haar vinden.'

Later op de avond vinden voorbij­gangers Nora in een laantje naast het gemeentehuis. Ze is bewusteloos, ze heeft blauwe plekken in haar gezicht en haar kleren zijn gescheurd. Ze wordt herkend en naar een medische post gebracht, waar haar moeder gebeld wordt. Ilène is thuisgekomen na een lange speurtocht in de bossen rond het dorp. Ze wil juist weer de deur uitgaan als haar telefoon gaat. Ringo heeft zitten lezen in boeken die nog van Inge zijn geweest. Hij gaat met haar mee, alsof dat vanzelf spreekt. Hij probeert haar onderweg moed in te spreken:
  'Het had veel erger kunnen zijn, Ilène. Gelukkig weten we nu waar ze is.'
  'Sinds ze drie was, heeft ze geen nare dingen meer meegemaakt en nu gebeurt er dit!'
  'Misschien is ze alleen maar gevallen en is ze morgen weer helemaal hersteld.'
  'Dit is zo'n veilige plek en alles is zo vertrouwd. Iedereen kent elkaar. Er gebeurt hier nooit iets en als er iets gebeurt, wordt meteen ingegrepen.'
  'Maar mensen struikelen toch wel eens? Of maken ruzie? Er kan altijd een dakpan op je hoofd vallen, of een boomtak?'
  'Ik ben niet naïef, Ringo, dank je wel. Laten we eerst maar eens kijken wat er aan de hand is. Het is hier vlakbij.'

Ze komen aan bij een laag gebouw waar nog volop licht brandt. Binnen lopen mensen tussen verschillende vertrekken heen en weer, Ringo ziet een politieagent en een verpleegster. Hij loopt met Ilène mee naar een vrij donkere kamer, waar ze even naar haar dochter kijkt. Een jongeman spreekt Ilène aan en ze verdwijnt met hem in een ander vertrek. Ringo kan ongehinderd bij Nora achterblijven. Zijn oude ogen zien de contouren van enkele meubels en een bed. Hij blijft aan het voeteneind staan, terwijl hij gaandeweg meer begint te onderscheiden.