9  Niets durven eisen



Een paar dagen later staat Ringo 's nachts naar de sterren te kijken. Hij is wakker geworden omdat hij moest plassen en dat doet hij vaak buiten, gewoon tegen een boom. De Melkweg is enorm helder en de sterren lijken dichterbij dan anders. Er is geen maan. Hier en daar een bewegend lichtje. Een satelliet? Ringo moet denken aan zijn vriend Rick, die als jongeman verliefd was op Ilène's moeder. Rick geloofde in vliegende schotels, hij had er als kind een ervaring mee gehad die diepe indruk op hem had gemaakt. Ringo dacht dat het waar­schijnlijk een geheim soort vliegtuig was geweest.
  De avond nadat ze met haar dochter was komen eten, was Ilène alleen teruggekomen. Ringo wist wel waarom.
  'Je wilt het toch weten, hè?'
  Ze had geknikt. 'Vertel het me maar. Was het die vriend van je?'
  'Ja, het was Rick. Hij woonde niet in de commune, maar hij kwam er in de beginjaren vaak op bezoek. Je moeder wilde hem niet als partner, want zij geloofde niet in partner­relaties. Ik denk dat Rick daar veel verdriet om heeft gehad.'
  'Hoe weet je dan dat ik zijn kind ben?'
  'Iedereen wist het, je lijkt op Rick. Je hebt nog steeds zijn sproeten en je hebt dezelfde eigenwijze neus. Het is dat hij toen naar het buitenland is vertrokken, anders had je het zelf ook kunnen zien.'
  'Leeft hij nog? En waar is hij dan?'
  'Hij heeft jaren in Schotland gewoond. Ik heb hem lange periodes niet gezien, maar ik ben bang dat hij er niet meer is. Een tijd geleden heb ik gehoord dat hij de grote epidemie niet heeft overleefd. Het spijt me.'
  'Dan is hij in dezelfde tijd overleden als Nora's vader. Hoe was hij, wat was jouw vriend voor iemand?'
  'Hij was even oud als ik. Hij was onbevangen en nieuwsgierig. Heel energiek, maar makkelijk teleurgesteld. Hij was technisch begaafd, altijd bezig met nieuwe apparaten. Hij was goed in geluids­techniek en later goed met computers. Zijn ouders waren heel gewone, hardwerkende mensen. Ik meen dat zijn vader ambtenaar was. Rick was een vrij onschuldige, dromerige jongen die vaak rare dingen meemaakte, waar hij dan weer een verklaring voor probeerde te vinden. We zochten elkaar op, omdat we allebei interesse in muziek hadden en omdat hij mijn moeder had geholpen met allerlei praktische dingen. Maar later ben ik hem uit het oog verloren. In de jaren negentig heb ik hem een keer gezien, maar daarna niet meer. Het was een aardige, betrouwbare, vriendelijke jongen en ik vind het heel jammer dat je hem niet hebt gekend, maar je moeder heeft hem genegeerd en zelf wilde hij zich niet opdringen.'
  Zo hadden ze nog een tijdje over Rick gesproken en het had er ten slotte alle schijn van dat Ilène zich enigermate kon verzoenen met het feit dat haar moeder haar een vader had ontzegd. En tegelijk met het feit dat Ringo het al die tijd geweten en haar niets verteld had.

Terwijl Ringo nog steeds naar de Melkweg staat te kijken, mijmert hij verder over verloren vaders en moeders. Misschien zweven ze eeuwig tussen de sterren rond, dansend in de tijdloze cadans van het universum, als sterrenstof nu en dan op de aarde neerdwarrelend om een kleinigheid te regelen. Maar de band met je ouders blijft altijd. En die met je kinderen ook, al heb je ze niet of nauwelijks gekend, zoals in het geval van Rick en Ilène, of in dat van Ringo's eigen zoon.

Hij gaat het huisje weer in en slaapt tot het licht wordt.


*
Zo langzamer­hand kent hij meer mensen op het eiland. In het dorp wordt hij geregeld herkend en gegroet, maar hij is toch het liefst op zichzelf in het bos. Hij zou niet kunnen omschrijven wat hem het meest bezighoudt. Hij is bij voorkeur met zijn handen bezig. Officieel is hij hier om na te denken. Had hij Ilène vroeger over haar vader moeten vertellen? Had hij zijn eigen moeder eerder moeten vertellen dat haar man nog leefde? Had hij zijn leven anders moeten inrichten? Een ander doel moeten nastreven? Heeft hij eigenlijk wel een doel gehad? Wat is op dit moment zijn doel? Vaste levens­doelen zijn schijn­zekerheden, want er zijn voortdurend omstandigheden die je dwingen je leven bij te stellen. Het is beter je doelen vaag te houden. Vaag, maar niet onzichtbaar. Precies zo zichtbaar dat je ze uiteindelijk toch bereikt.

Op een ochtend komt Castor Dickens langs. Het is voornamelijk een vriend­schappelijk bezoek, maar hij heeft ook een mededeling aan Ringo:
  'Buren hebben geklaagd dat je takken uit hun hout­voorraad hebt gehaald.'
  'Hoe weten ze dat?'
  'Wat denk je?'
  'Geen idee.'
  'Zelfactiverende minicamera bij de voordeur. Had je niet aan gedacht, hè?'
  'Het is al weken geleden en ik heb misschien twee of drie keer een paar twijgjes gepakt omdat ze er toch genoeg hadden. Ze waren er nooit, anders had ik het kunnen vragen.'
  'Het is niet ernstig. Ik heb ze gezegd dat je nieuw bent op het eiland en je nuttig maakt voor de school en zo, maar dat het niet weer zal gebeuren. Wat denk je, Ringo?'
  'Ik kan maar niet wennen aan dat toezicht op alles en nog wat, maar ik zal voorzichtig zijn. Vind jij het zelf niet vervelend dat iedereen altijd weet waar je bent en wat je doet?'
  Castor haalt zijn schouders op. 'Zolang er geen misbruik van wordt gemaakt, dient het de veiligheid en daar hebben we allemaal iets aan.'
  'Wist je dat Inge Merson, die niet zo lang geleden is gestorven, mij een vrij oud kranten­knipsel heeft nagelaten waarin staat wat de grote uitdagingen van de toekomst zouden zijn? Ik moet het nog ergens hebben, vind je dat interessant?'
  'Hoe oud?'
  'Van twintig jaar geleden, 2005. Ik kom erop, omdat je het over onvei­ligheid had. Dat werd twintig jaar geleden als de grootste uitdaging beschouwd. Nu hoor je daar niemand meer over.'
  'Wat stond er nog meer in?'
  Ringo gaat naar de boeken­plank en haalt het knipsel tevoorschijn. Hij leest voor:
  'Verder zijn de burgers van Europa blijkens dit grote onderzoek vooral bezorgd over de werk­loosheid, het milieu, de gezondheids­zorg, de immigratie, de files en de vergrijzing.'

Hij kijkt Castor aan en zegt:
  'Eigenlijk zijn het allemaal bedreigingen van het eigen comfort. Je zou kunnen zeggen dat de meeste van deze bedreigingen bij de Grote Kentering zijn weggevallen. Als je de dingen in hun juiste perspectief kunt zien, voel je je niet meer bedreigd, maar ga je aan het werk om moeilijke kwesties op te lossen. Dat perspectief hadden de mensen twintig jaar geleden nog niet.'
  'Het immigratieprobleem is nog niet opgelost,' zegt Castor peinzend.
  'Deels wel. Er zijn geen grote groepen meer die zich onvoorbereid naar andere landen of werelddelen verplaatsen. Maar je doelt natuurlijk op de wrijving tussen nieuwe en oude bewoners, die hier en daar toeneemt?'
  'Ja, ook op dit eiland zijn het vooral de Chinezen en Ghanezen die moeilijk geaccepteerd worden. Ze houden te veel vast aan hun eigen gewoonten en de anderen doen soms ook te weinig om ze bij hun activiteiten te betrekken.'
  'Daarom is het zo belangrijk dat iedereen meedoet, Castor. Dan loont het zowel voor de oor­spronkelijke als voor de nieuwe bewoners om zich in te spannen. Ik mopper wel eens over alle controles en zo, maar het gaat niet meer om het eigen gelijk of om wat ik en jij leuk vinden, het gaat nu om overleven en daarvoor moeten we de nieuwe aanpak allemaal accepteren.'
  'Dat weet ik wel en het is een kwestie van tijd. Maar de wrijving die er is, kan uit de hand lopen.'
  'Geef eens een voorbeeld.'
  'We hebben op het eiland zevenen­twintig Ghanezen. Ze zijn hier al van voor de Kentering en de meesten zijn hier geboren. Een Ghanees vindt het zeer onbeleefd om zijn bord leeg te eten, want dan denkt de gastvrouw dat ze niet genoeg heeft gekookt. Maar een niet-Ghanees denkt dan dat de gast het eten niet vindt smaken. Afspraken nakomen of op tijd komen is voor veel mensen die van elders komen niet gebruikelijk. We hebben vijfen­veertig Bulgaren, negenen­twintig Mauretaniërs, zeventien Chinezen en acht Brazilianen. Iedere afzonderlijke groep blijft zo veel mogelijk bij elkaar. Als je als nieuweling op andere gewoonten stuit, voel je je veiliger in je eigen groep. Het kost veel tijd voordat zulke groepen zich vermengd hebben met de eiland­bevolking.'
  'En de wrijving? Uit die zich in ruzie of problemen?'
  'Soms. Het is wel beheersbaar, maar de spanning blijft.'
  'En wat doe jij eraan?'
  'Voor de vaste­landers die zich op het eiland vestigen, hebben we een welkomst­programma. Dat hanteren we ook voor de mensen die van verder weg komen. En voor alle oude en nieuwe eilanders zijn er feestelijke bijeenkomsten, waarbij de nieuwe regels nog eens worden uitgelegd.'
  'En?'
  'Het helpt wel, maar zoals ik al zei: soms is het moeizaam.'
  'Broeit er iets?'
  'Nee, we hebben de onrust­stokers ertussenuit gehaald. Maar we moeten blijven opletten.'
  'Dat kan geen kwaad, Castor. Maar het zou goed zijn als je je ervaringen aan Landhart doorgeeft. Alles wordt voortdurend bijgesteld, zoals je weet.'
  'Heb jij meegewerkt aan de totstandkoming?'
  'Van de nieuwe regels? Nee, wel aan het basisplan, waaruit in feite de rest is voortgekomen. Ik heb je toch verteld dat ik in het Stabi­lisatie­comité zit? Daar is het basisplan opgesteld. Dat plan is eigenlijk een prioriteiten­lijstje. Daar waren we het snel over eens, maar het werk zat vooral in de uitwerking. We vonden dat er voor de hele wereld­bevolking een gezamen­lijke inspiratie moest komen, maar we konden het niet eens worden over de inhoud en de vorm ervan. Toen waren we gedwongen een nieuwe inspiratie te ontwerpen, maar wel met voldoende vertrouwde elementen erin, om aanvaarding waarschijnlijk te maken.'
  'Zodat op alle kerken, moskeeën, tempels en gemeenschapshuizen voortaan een groot hart in regenboog­kleuren wordt afgebeeld en dit moet worden aangevuld met torens in het landschap met een grote, gele W erop?'
  'Precies. En al die gebouwen werden voortaan aangeduid met "Huis" of "Ontmoe­tings­huis". Het is vrij effectief, omdat de wetgeving en de staats­inricht­ing erop zijn afgestemd. Maar dat hoef ik jou niet uit te leggen.'
  'Denk je niet dat de mensen op den duur toch weer teruggaan naar hun oude geloof en hun oude familie­banden? Dat ze al die controle zat worden?'
  'Nee, ze zien in, dat we het anders met zijn allen niet overleven. En als er toch een opstand komt, of burger­oorlo­gen, dan zal het snel afgelopen zijn en is er toch niets aan te doen.'
  'Ben je dan een fatalist, Ringo? Terwijl je je zo hebt ingespannen?' 
  'Ik ben oud. Als de mensen hun laatste kans niet willen grijpen, weet ik niet meer wat er nog aan te doen zou zijn. Maar ik geloof niet dat het zover komt. Hebben jullie de nieuwe eiland­bewoners in alle programma's opgenomen?'
  'Natuurlijk. Wie als nieuwkomer een kind maakt met iemand van een andere etnische groep of met een oor­spronkelijke eiland­bewoner, krijgt een bonus en belasting­verlaging. Wie als werkgever geen nieuwkomers in dienst neemt, krijgt belasting­verhoging en raakt na drie jaar zijn vergunning kwijt. Wie van de nieuwe groepen niet zijn best doet om in contact te komen met andere groepen, wordt thuis opgehaald en naar het gemeente­huis gebracht voor cursussen. Allemaal standaard, maar de Chinezen en Ghanezen weigeren vooralsnog een echte inspanning te leveren. Misschien moeten we ze naar het vasteland sturen.'
  'Ja, misschien wel. Als kind van de jaren zestig had ik nooit gedacht dat we de mensen nog eens moesten dwingen om te doen wat goed voor ze was.'
  'Ik heb begrepen dat het toen vooral om vrijheid, blijheid ging. Dat iedereen elkaar vrij liet om te denken en te doen waar iedereen zin in had. Dat je niet hoefde te werken, als je dat niet wilde en dat het belangrijker was om creatief te zijn en je hart te volgen.'
  Ringo glimlacht en is een moment diep in gedachten. Dan zegt hij: 'Weet je, Castor. Het was eigenlijk een enorm veilige tijd. Onze ouders hadden ons streng en sober opgevoed en we konden ons uit­stekend redden en vermaken, terwijl onze ouders de wereld draaiend hielden. Misschien dachten we dat onze ouders dat altijd zouden blijven doen. Toen we zelf kinderen kregen, legden we ze in de watten, we brachten ze met de auto naar school en naar allerlei clubjes, omdat we de wereld intussen onveilig vonden. Onze klein­kinderen hadden geen vrienden meer om mee te spelen, maar computers en video­spelletjes. Iedereen zat thuis op de bank bij de tv. De straat was voor de misdaad, de bedelaars en anderhalve politie­agent. En niemand bekommerde zich werkelijk om de toekomst. Wel, in de jaren zestig zagen wij het goed, wij begrepen dat geld minder belangrijk was dan saam­horigheid en het behoud van de planeet, maar we waren te gemakzuchtig en te aarzelend om de macht te grijpen en onze dromen waar te maken.
  Dus eigenlijk is niet de vrijheid het kenmerk van de jaren zestig, maar het gebrek aan door­tastend­heid. We hadden geen zin in een gang door de democratische instituten. We zagen in, dat we wel met velen waren, maar natuurlijk toch al met al een minderheid vormden. De meerderheid voelde weinig voor onze denkbeelden. We wilden onze ideeën niet opdringen, want dat spoorde weer niet met ons gevoel van vrijheid. We lieten het afweten, omdat we geen vuile handen wilden maken.
  Daarom durfden we ook van onze kinderen niets te eisen. De generaties na ons bestonden eigenlijk uit bange mensen die hun welvaart vooropstelden en hun kinderen achter beeld­schermpjes parkeerden, zodat ze geen kwaad konden. De toekomst werd gewist en als je je maar kon redden binnen de grenzen van het heden, slaagde je in het leven. Er waren boeken en cursussen die de mensen schoolden in het prettig omgaan met het 'nu'. Zogeheten verstandige mensen haalden oosterse leraren aan die leerden dat het belangrijker was hoe je naar de wereld keek, dan wat je ermee deed. Het leven werd steeds virtueler, de echtheid ging er in rap tempo af en intussen stapelden de problemen van armoede, natuur­vernietiging en oorlogen zich op. De jaren zestig waren een mooie tijd, Castor, maar de wereld is er weinig mee opgeschoten. En toch ben ik blij dat ik in die tijd heb geleefd.'
  'Ik ben te jong voor deze beschouwingen. Dank je voor je tijd. Ik moet weer gaan. Kom van de week eens naar mij toe, als je wilt. Blijf je eigenlijk nog lang op het eiland?'
  'Ik weet het niet. Misschien nog een tijdje, als Ilène het goed vindt. Ik probeer na te denken, maar het is alsof ik iets voor me uitschuif.'