8  De lichtheid verdween



Op een ochtend komt Nora Ringo halen voor een zeil­tochtje. Ze fietsen samen naar zee. Het is begin mei en drukkend warm. Ringo verheugt zich al op de afkoeling door wind en water. Het fietsen gaat vandaag moeiteloos, hij blijft zonder zwabberen strak naast het meisje rijden. Als ze bij een haventje komen, zijn daar twee vrienden van Nora bezig spullen in een boot te zetten. De boot is niet groot, een meter of zes, zeven lang. Barry en Lise stellen zich voor en Ringo vraagt of het vaartuig een kiel heeft, de jonge mensen schieten in de lach om zo'n domme vraag, omdat een zeilboot niet zonder kiel kan, en de stemming is meteen goed. Het waait niet te hard en niet te zacht. Ringo klautert vrij soepel aan boord, maar als de boot schommelt, wankelt hij en moet Nora hem voorin neerzetten, waar hij het touw van de fok mag vasthouden. Ringo lacht. Hij vindt het heerlijk dat ze hem met 'je' aanspreken en dat ze op zo'n mooie dag de open zee opgaan. Het eiland ziet er vanaf het water prachtig uit, de berken en beuken zijn nu ook volop in blad. Hier en daar zijn rode daken zichtbaar. Ringo ziet ook twee torens met de bekende letter W erop.

Ze zeilen een tijd dicht langs de kust en dan wijst Nora Ringo op een plek verder uit de kust. Er lijkt iets zwarts boven water uit te steken.
  'Daar gaan we even kijken.'
  'Waarom?'
  'Verdronken land,' zegt het meisje. 'Je zult het wel zien, als het water helder genoeg is.'
  'Het eiland is kleiner geworden, vroeger was hier toch strand?'
  Ze knikt. 'Er zijn huizen onder water verdwenen.'

Lise, een donkerharig meisje, met een blauw windjack en bijna even blauwe ogen, zit aan het roer. Ze stuurt strak aan de wind tot ze op de aangegeven plaats zijn. Daar draait ze de boot opeens in de wind, zodat ze vrijwel stil komen te liggen. Barry en Nora wijzen Ringo op donkere vlekken onder water en inderdaad kan hij met enige fantasie iets ontdekken dat op bakstenen muren lijkt. Ze drijven af tot ze dicht bij het zwarte obstakel zijn dat Ringo eerder had opgemerkt. Het is een stuk van een omgevallen elek­triciteits­mast. Hij had eigenlijk eerder een kerktoren verwacht.
  Deze jonge mensen zien het als een interessante beziens­waardigheid, beseft Ringo. Terwijl, als je er langer bij stil staat, het stijgen van de zeespiegel toch dramatisch is. Maar de jeugd past zich aan. Ze nemen een boot en varen eroverheen. Als het nodig is, verhuizen ze naar hoger gelegen gebieden. De jeugd zal zich wel redden. Hoopt hij.

Ze ronden de noordkant van het eiland en leggen aan bij een grasveldje om te picknicken. Barry, een lange jongen met kort geknipt haar en een opgewekt humeur, springt aan wal en maakt de boot vast aan een hek. Terwijl hij Ringo van boord helpt, zegt hij:
  'Zeg, ben jij altijd zo gelijk­moedig? Maak je je nergens druk over?'
  Ringo gaat voorzichtig in het gras zitten, dan vraagt hij:
  'Jij toch ook niet? Of vergis ik me?'
  De jongen aarzelt, hij fronst en kijkt snel naar Lise en Nora. Hij zegt: 'Nee, ik heb het meestal naar mijn zin. Maar jij hebt iets rustigs over je, dat mag ik toch wel zeggen?'
  'Natuurlijk, je verbaast je zeker omdat je alleen oude mensen kent die zich zorgen maken over de toekomst of die altijd maar zeggen dat het vroeger beter was? Ik wil daar best op ingaan, maar laten we eerst iets eten, want ik rammel.'
  Ze happen in knapperige broodjes en drinken uit de meegebrachte thermos­kannen. Ze kletsen over school en over leraren en tests die ze binnenkort moeten doen. Pas als ze alle kruimels van hun kleren geveegd hebben en de spullen weer hebben weggestopt in een grote tas, steekt Ringo met een glimlach zijn hand op:
  'Ik vind het heel gezellig zo met jullie. Bedankt alvast voor een leuke dag. Ik wil nog iets zeggen over Barry's opmerking.'
  Nora zegt snel: 'Je gaat toch niet weer over je vader of je opa vertellen? Want dan ben je net een oude man die altijd maar over vroeger praat.'
  Een ogenblik kijkt Ringo gepijnigd. Maar dan schiet hem te binnen dat Nora haar eigen vader mist. Hij maakt een veront­schuldigend gebaar. 'Neem het een oude man niet kwalijk, dat hij zo veel weet. Maar ik wilde het niet over mijn familie hebben. Ben ik altijd zo gelijkmoedig? Zo tevreden? Ja, misschien wel. Zeker de laatste twintig jaar. Maar het komt ook omdat ik meestal aan het fantaseren ben. Ik heb dan gewoon geen energie over om me druk te maken.'
  'Waar fantaseer je dan over,' vraagt Lise, terwijl ze hem nieuwsgierig aankijkt.
  Ze klinkt alsof ze twijfelt aan zijn oude hersens. Zou Lise denken dat hij alleen maar zijn volgende maaltijd voor ogen heeft? Of dat hij als een vieze oude man steeds aan jonge blote vrouwen denkt?
  'Jullie fantaseren toch ook wel eens? Ik ben wel oud, maar mijn hersenen werken nog altijd, hoor. Ik denk vaak aan dingen waar andere mensen niet zo gauw aan denken en dat maakt het af en toe lastig om mij te volgen. Ik ben snel afgeleid. Toen we over dat stukje verdronken land voeren, dacht ik aan oude verhalen over continenten die in de golven zijn verdwenen. Ik zie aan jullie gezichten dat jullie dat niets zegt, maar het komt er in het kort op neer, dat er mogelijk in de oceanen enorme stukken land hebben gelegen met beschavingen die verder waren dan de onze. De moderne wetenschap heeft lang beweerd dat het allemaal onzin was en ik geef toe dat er ook bedrieglijke informatie over is verspreid, maar veel geleerden zijn het er nu over eens dat er in de oceanen tot zo'n twaalf­duizend jaar geleden vrij hoogont­wikkelde beschavingen hebben bestaan. Toen die door natuurrampen ten onder gingen, moeten er op andere continenten en eilanden vluchtelingen zijn neergestreken. Waarschijnlijk stammen ons alfabet, onze cultuur en onze religies van hen af. Of mogelijk bestond er een groep specialisten die in alle werelddelen een elite vormde en onderling contact had.
  Daar moest ik aan denken toen we die muren onder water zagen. En over vroeger gesproken, ik ben ervan overtuigd dat er een paar duizend jaar geleden meer contact tussen de verschillende werelddelen was dan we nu nog aannemen. In Amerika zijn bijvoorbeeld Fenicische scheeps­wrakken en munten gevonden. Ik denk op mijn gemak aan al die dingen, als ik zo'n leuk tochtje maak. Misschien lijk ik daardoor zo rustig.'
  'Wij mogen niet reizen. Leuk voor jou dat jij veel van de wereld hebt gezien.' Nora kijkt er verwijtend bij.
  'Je mag toch zeilen zo veel je wilt,' zegt Ringo met een glimlach, 'als je tenminste de juiste vergunningen hebt. Toen ik laatst jarig was, heb ik een tochtje in een onderzeeboot gemaakt. Dat kan ik jullie echt aanraden.'
  'Waarom?' vraagt Barry.
  'Je bent helemaal omsloten door water en volkomen overgeleverd aan iets wat door mensen is gebouwd, en dat ding stuwt zichzelf door die massa water heen, terwijl het drijft, zweeft, vaart, zinkt of stijgt, ik vind dat fascinerend.'
  De jonge mensen knikken beleefd. Ze kennen dat gevoel niet.
  Ringo legt lachend uit: 'Het is als de achtbaan op de kermis, maar dan langzamer. En je wordt er niet misselijk van.'
  Ze lachen mee en dan besluiten ze terug te gaan. De wind is aan­gewakkerd en Ringo doet gehoor­zaam het zwemvest aan dat ze voor hem hebben meegenomen.


*
Terwijl Ringo naar huis fietst, denkt hij aan verdronken continenten. Het is waar dat zijn gedachten altijd van het een naar het ander schieten. Dat vindt hij nu eenmaal leuk. Miguel, een van zijn beste vrienden, heeft dat ook. Hij is vier jaar jonger en hij woont tegenwoordig in het enige stukje van de Mexicaanse jungle dat nog over is. Ringo ontmoette Miguel halverwege de jaren tachtig op een bijeenkomst van indianen in het zuiden van de Verenigde Staten. Miguel was verhalen­verteller en schatgraver. Hij was het die Ringo vertelde over oude beschavingen op het Amerikaanse vasteland. Bijvoorbeeld over de Olmeken die een paar duizend jaar geleden aan landbouw deden, een schrift en een kalender hadden, piramides bouwden en bij het rekenen de nul al gebruikten. Miguel had het ook over een wijze man bij de Maya's die Mirrari heette. Volgens deze Mirrari kwamen de Olmeken oorspronkelijk van een groot continent in de Stille Oceaan dat onder water was verdwenen. Toen Ringo voor het eerst over de man hoorde, had hij het verhaal beleefd voor kennisgeving aangenomen. Hij was verder gereisd en Mirrari prompt weer vergeten, tot hij hem onder dramatische omstandig­heden zelf ontmoette.
  Nadien had Ringo's pad dat van Miguel nog vele malen gekruist. Niet lang na de indianen­bijeenkomst ontmoetten ze elkaar in Californië bij een filmregisseur die inspiratie zocht voor een film over de moderne Mayabevolking van Mexico en Guatemala. Van die tijd af waren Ringo en Miguel vrienden. Ze hielden contact en ze woonden aan het einde van de vorige eeuw allebei zelfs een paar jaar op een oude wijngaard in het zuiden van Frankrijk.
  Als je zo oud wordt als hij, heb je bijna een bibliotheek nodig om alle indrukken en details in op te bergen. Madelena zei altijd dat herinneringen je afhielden van het leven in het 'nu'. 'Laat het toch los, Ringo. Laat het gaan. Verleden en toekomst zijn totaal onbelangrijk. Vertrouw het "nu" en je zult veel gelukkiger leven. We krijgen een betere wereld als de mensen zich meer bewust zijn van het "nu". Je zult het moeten doen met dit moment, iets anders is er niet.'
  Misschien had Madelena wel gelijk en is het verstandig het verleden los te laten. Anderzijds heeft Ringo niet het gevoel dat het hem in de weg zit. Hij houdt van verhalen, van mensen, van indrukken, van verbindingen.

Als hij bijna thuis is, wordt hij gebeld door Ilène, Nora's moeder. Ze wil weten of Nora al naar huis komt. Ringo meldt dat haar dochter onderweg is en nodigt Ilène meteen uit met haar dochter te komen eten.


*
Moeder en dochter zitten een week later in het huisje aan de eenvoudige maaltijd die Ringo heeft klaar­gemaakt. Gastheer zijn is eigenlijk niet iets wat Ringo ligt. Hij gaat ervan uit dat gasten in principe zelf hun jas wel kunnen ophangen en eten op hun bord kunnen scheppen, maar hij doet zijn best. De stemming is ontspannen, het is duidelijk dat ze elkaar intussen beter hebben leren kennen. Ze drinken de wijn die Ilène heeft meegebracht en proosten op het eiland en op alle goede herinneringen in het algemeen.
  'Op Inge, jullie moeder en groot­moeder. Ze was een fijn mens,' zegt Ringo.
  'Fijn dat je haar huisje hebt geschilderd, dat zou ze gewaardeerd hebben,' merkt Ilène op. 'Ik mis haar, al stonden we niet dicht bij elkaar. We waren heel verschillend. Zij was enorm overheersend in haar manier van doen. Daar wil ik niets kwaads mee zeggen, maar bij haar draaide het altijd alleen om wat zij vond en had meegemaakt.'
  Nora heeft dat anders beleefd: 'Voor mij had ze altijd tijd. Ik vind het erg dat ze er niet meer is, want ik heb toch al zo weinig familie.'
  'Ik was zelf nog jong toen ik Inge voor het eerst ontmoette,' begint Ringo. 'Misschien een- of tweeën­twintig. Madelena ging eind jaren zestig naar het noorden. Ze zei dat ze zich hier thuis voelde. Jullie weten dat ze een commune en een cursus­centrum begon. Mijn moeder zei dat de mensen hier enorm openstonden voor veranderingen. Ze trok veel jonge mensen aan. Inge was een jaar of zestien toen ze in de commune kwam wonen. Ik weet nog dat ik in die beginjaren een keer langskwam en dat Rick, een vriend van mij, Madelena hielp met praktische dingen, en dat hij verliefd was op Inge.'
  'Was hij soms mijn grootvader?' vraagt Nora onschuldig.
  Ilène lacht. 'Nee joh, Inge was zestien toen ze bij Madelena kwam! Toen ze mij kreeg, was ze begin twintig. Ze heeft nooit willen zeggen wie mijn vader was. Hoe oud was jouw moeder, toen ze hierheen kwam, Ringo ?'
  'Eind veertig, ongeveer net zo oud als jij nu, Ilène. Madelena had jaren gewacht tot ze eindelijk haar vleugels kon uitslaan, dus had ze veel energie toen ze hier begon. Maar weet je echt niet wie je vader was?'
  Ilène schudt haar hoofd. 'Misschien wilde ik het niet meer weten, omdat ik als kind zo lang geen antwoord heb gekregen op mijn vragen. Ik geloof dat ik het nog steeds niet wil weten.'
  'Ik weet niet precies wat er toen allemaal is gebeurd, maar ik denk dat ik je vader heb gekend, Ilène.'
  De aangesprokene zwijgt. Aan haar gezicht is te zien dat ze worstelt. Het is alsof ze een deksel op een put van gekrenktheid en verdriet probeert te houden. Dan legt Nora een hand op haar moeders arm. Deze pinkt een traan weg en zegt zachtjes:
  'Ik heb tot mijn veertiende in de commune gewoond. Inge zei altijd dat ik iedereen als vader en als moeder moest zien, en dat ik me niet moest hechten. Ik ben toen via de kinder­bescherming in een pleeg­gezin gekomen, maar mijn pleeg­vader kon niet van mij afblijven en daarom moest ik weg. Later ging ik in de stad studeren en op kamers wonen en daarna ben ik naar hier gekomen. Ik wilde zelf geen kinderen, maar toen ik Nora's vader ontmoette, heeft hij me toch overgehaald. Drie jaar later overleed hij en toen kwam Inge voorgoed op het eiland wonen. We hadden het nooit ergens over. Wat een leven heb ik gehad...'
  'Je leven is nog lang niet voorbij,' zegt Ringo, 'soms krijgt je leven pas achteraf betekenis en kun je het verleden afsluiten en vooruit gaan kijken. Mensen als jouw moeder en mijn moeder deden vroeger alsof de wereld precies in elkaar zat, zoals zij wilden dat het was. Madelena gaf iedereen vrijheid, maar zij wist altijd van tevoren al precies wat mensen met die vrijheid zouden doen. Eigenlijk was ze keihard, maar ze deed het uit liefde, zei ze dan. Precies wat Inge ook zei, toen ik haar de laatste keer zag. Ze woonde toen nog op het vasteland, en ik kwam vragen of ik haar huisje op het eiland mocht lenen. Ik weet nog dat we een discussie kregen, toen ik haar vertelde over de nieuwe baan die ik zou krijgen bij de Verenigde Naties. Het was in een tijd dat de mensen bang waren voor aanslagen en dat er een slepende oorlog was in Irak. Je moeder zei dat iedereen vrij was om te doen wat hij wilde, en dat dat prima was, maar dat het uiteindelijk toch zou uitlopen op één grote wereldcatastrofe. De planeet zou zich waarschijnlijk wel weer herstellen, dus zo erg was het niet. We waren het niet met elkaar eens. Volgens mij bestaat er geen vrijheid om te doen wat je wilt. Wel bij kleine dingen, maar niet als het om het behoud of de vernietiging van iets belangrijks gaat. Maar Inge zat me zachtjes uit te lachen. "Niemand weet hoe het moet," zei ze, "niemand heeft de wijsheid in pacht, Ringo. Dat is het mooie en tegelijk huivering­wekkende van je plaats in het universum, je bent totaal vrij." Maar intussen was ze niet in staat om haar eigen dochter te begrijpen.'
  'Ik kan je niet helemaal volgen, Ringo, maar ik geloof dat jij en ik iets gemeenschappelijk hebben, namelijk een moeder met veel idealen, maar weinig geduld.'
  'Ja, ze vonden elkaar in die gedrevenheid. Mijn vader Josh, om nog even op vaders terug te komen, was ook gedreven, maar op een heel andere manier. Ik denk dat hij veel meer betrokken was bij de mensen met wie hij te maken had, maar dat hij op een gegeven moment alles had gegeven wat hij kon geven en dat het hem toen te veel werd. Toen hij uit mijn leven verdween, deed mij dat meer dan toen Madelena overleed, maar dat kwam misschien ook, omdat ik indertijd nog zo jong was.'
  'Ging hij weg? Of ging hij dood?' vraagt Nora.
  'Ze dachten dat het een ongeval was. Hij werd in de bergen vermist en is niet teruggevonden. Ik denk soms dat ik vanaf mijn zevende bezig ben geweest om hem te vinden. Thuis was hij niet meer. In mijn kostschooltijd was hij er niet. Pas in de jaren zestig en zeventig vond ik mijn vader in zekere zin terug bij mijn vrienden en in de muziek en in al die idealistische groepen die net als ik een betere wereld wilden. En misschien vond ik daar ook wel mijn moeder. Later raakte ik dat gevoel weer kwijt. Daarom ben ik naar Noord-Amerika en Mexico gereisd.'
  'Waarom?' wil Nora weten. Ilène zit dromerig voor zich uit te kijken, terwijl ze met een lepeltje in haar theekopje roert. Ze zijn klaar met eten, de wijn is op en ze tafelen na met een pot thee en een pakje chocolade­koekjes.
  'Waarom? Ik denk dat het een vlucht was. Ik woonde in de jaren tachtig op Ibiza, in een klein huisje in de heuvels. Ik had een geluids­studio en veel bezoek van vrienden die schilderden of muziek maakten. Ik was veertig. Naast ons was een pension­netje waarvandaan voortdurend allerlei buitenlanders en Spanjaarden bij ons opdoken. Ik woonde samen met een Amerikaanse vrouw die horoscopen maakte. Waarom ging ik weg? Ik raakte uitgekeken op mijn manier van leven. Ik dacht: is dit alles? En ook leek het leven om me heen grimmiger te worden. In de discotheken werd de muziek agressief en onpersoonlijk, de melodie was er ineens uit. De lichtheid verdween, de lichtheid waarbij ik me had thuis gevoeld en die me tegelijk niet langer boeide. Ik wilde iets doen wat ertoe deed. Het was vreemd genoeg ook alsof ik mijn vader opnieuw begon te missen.'
  Ilène kijkt Ringo opeens aan. 'Je zegt dat je veertig was en toen pas bedacht dat je iets wilde doen wat ertoe deed?'
  Ringo lacht. 'Ja, ik liep altijd een beetje achter. Ik kon niet meer ontkennen dat de wereld om me heen was veranderd en dat ik me eigenlijk kapot verveelde. Het was alsof ik al die jaren alleen maar meel, zout en water had verzameld en dat het nu tijd was om er een brood van te bakken. Het was een nieuwe onrust die over me kwam.'
  'En Mexico?' vraagt Nora nog eens. 'Ze zeggen dat iedereen vroeger overal heen kon reizen, maar waarom ging je naar Mexico? Volgens mij is het daar heel warm en overbevolkt.'
  'Veertig jaar woonden er veel meer mensen dan nu, en warm was het inderdaad ook. Maar ik ging niet omdat ik het land wilde bekijken. Ik had boeken gelezen over een Mexicaanse sjamaan. Die zei dat je vanuit de werkelijkheid van het dagelijks leven in de werkelijk­heid van de geest kon komen, mits je in actie kwam en verant­woordelijk­heid nam. Het was een naïef en romantisch idee, maar het sprak me wel aan. Bovendien had ik op Ibiza iemand ontmoet die zo'n sjamaan kende en me staaltjes had verteld van wat zo iemand kon doen.'
  'Jij kent veel mensen.'
  'Ja, dat krijg je als je zo oud wordt als ik. Zal ik jullie nog eens thee inschenken?'