Roodjasje laat liet prinsje alleen en loopt meteen terugnaar zijn broer en Pim om te horen, wat er allemaal is gebeurd. Dat wordt een heel verhaal en de goede man valt van de ene verbazing in de andere. „Hoe is het mogelijk!" roept hij uit.

Als Wipneus terugkomt van de telefoon, krijgt Pim de groeten van koning Goedhart. „Inderdaad was mijn vader een beetje ongerust," vertelt het prinsje, „maar toen hij in het kort onze avonturen had gehoord, kreeg ik een pluim. Hij vond, dat wij juist hadden gehandeld. Wij mogen nog twee dagen wegblijven, maar dan moeten wij ook absoluut thuis zijn.''

„Dat is een leuk meevallertje," lacht Pim. „Daar had ik niet op gerekend. Onze koning is streng en een bevel om vlug naar huis te komen was het enige, dat ik ver-wachtte."

Trollo stelt voor om eerst enkele uren lekker te gaan slapen. Aan zijn ogen kun je zien, dat hij erg moe is. En ook prins Wipneus en zijn vriendje kijken niet zo fris.

„Trollo heeft hier zijn eigen bed en voor jullie heb ik nog wel een kamer over," zegt Roodjasje. „Er zijn op het ogenblik veel gasten in mijn hotel, maar daar zullen jullie weing last van hebben. Zij gaan vandaag een mooie bustocht maken,"

Het vermoeide drietal ligt spoedig onder de dekens en de slaap laat niet lang op zich wachten. Pas uren later worden zij wakker, maar dan is ook iedereen heerlijk uitgerust. Vlug een bad nemen en aankleden en dan naar de grote eetzaal. „Die aardige Roodjasje zal best nog iets voor ons hebben," meent Pim, die altijd honger heeft.

Ook vanuit de eetzaal heb je een prachtig uitzicht over de grote fjord. Overal varen nu bootjes van vakantie-gangers en ook wordt er veel gevist. Vlakbij het raam is een tafeltje gedekt voor Wipneus en Pim. „Smakelijk eten," zegt de baas van het hotel, als hij ziet, dat de kabouters op hun plaats zitten.

Een vriendelijke dame, die Rinda heet, brengt de soep en ook een kan met water, waarin ijsklontjes drijven.

„Met dat ijswater kun je de soep afkoelen," lacht Pim.

„Zeg, gedraag je alsjeblieft een beetje netjes," waarschuwt Wipneus zijn vriendje. „Wat moet Roodjasje wel van ons denken!"

Na de soep brengt de tweelingbroer van Trollo zelf de hoofdschotel binnen. En die is niet mis! Op een groot bord ligt een nog grotere forel. Dat is een vissoort, die in de fjorden wordt gevangen. „Ik hoop, dat het zal smaken," lacht Roodjasje. „Doe je best; er is nog meer, hoor!"

De vriendelijke Rinda brengt aardappelen en saus en ook een schaal met overheerlijke worteltjes. „Die eten wij hier elke dag," legt zij uit. „Daar krijg je een sterk gebit van!"

Het prinsje en zijn vriendje beginnen te smullen. Er wordt heel weinig gepraat en dat is een teken, dat het eten goed smaakt. Na een tijdje komt Trollo ook te voorschijn en hij gaat bij zijn vrienden uit Kabouterland zitten.