op het drietal toe. „Hebben jullie een boef gevangen?"
vraagt de schildwacht en hij stampt met zijn hellebaard een paar keer stevig op de grond. Zonder een antwoord af te wachten praat hij verder: „Geef maar hier, dan zal ik hem meteen in de kelder opsluiten. Morgen zien wij dan wel verder!"
„ Z e moesten jou opsluiten," zegt Pim tamelijk bits.
„Dit is helemaal geen boef. Maak de poort maar eens gauw open, zodat wij snel met onze gast naar de koning kunnen gaan." „Dat kereltje mag eerst wel eens een bad nemen. Wat een smeerpoets," bromt de schildwacht.
„Het lijkt nergens op, om zo maar iedereen mee naar binnen te nemen. Het is hier geen duiventil!" Spinazie stribbelt nog wat tegen, maar doet toch, wat er van hem wordt gevraagd. Zonder verder nog naar het geklets van Spinazie te luisteren, gaan het prinsje en zijn vriendje met Trollo naar binnen. Keurig netjes veegt hij zijn voeten en ook neemt hij aanstonds zijn lange puntmuts in de hand. De kabouters brengen het mannetje naar een klein kamertje.
„Blijf hier rustig wachten," zegt Wipneus. „Ik ga met Pim naar mijn vader om hem alles uit te leggen. Wees maar niet bang, hoor. Je zult wel merken, dat je hartelijk welkom bent." „Ik kruip in die luie stoel, want ik heb een slaperig gevoel," rijmt malle Trollo. „ O p mijn reis ben ik nu in een paleis. Ik zal blijven wachten en opdoen nieuwe krachten. Het gaat jullie goed en nogmaals gegroet!"