nieuwsgierige Pim wil wel eens iets meer weten over de mooie krans
van klimop, waarmee de trol uit de lucht is komen vallen.
Nadat Wipneus en Pim de bezoeker uit Noordland heel het paleis hebben laten zien van de zolder tot de kelder, loopt het drietal druk pratend naar buiten. „Jullie wonen hier prachtig," merkt Trollo op. „Het is hier lekker rustig en wat een schitterende bloemen en planten groeien er overal. Dat is in mijn land wel een beetje anders. Ook daar kan de natuur er heel mooi uitzien, maar de zomer duurt maar erg kort en al gauw begint het weer te sneeuwen en te vriezen."
„Dan gaan de trollen en nissen weer spoken," plaagt Pim, maar aan zijn lachende gezicht kun je wel zien, dat hij er niets van meent. Vervolgens: „Vliegen jullie thuis ook met zo'n krans om je middel? Dat lijkt mij nogal frisjes in de wintertijd."
„Ja," antwoordt malle Trollo trots, „die vliegende gordel is ons grote geheim. Daar kun je van alles en nog wat mee doen. Zou je het leuk vinden, als ik er voor jullie ook een maak?"
Nou, zoiets is niet tegen dovemansoren gezegd. „Alsjeblieft! Heel graag!" roepen Wipneus en Pim heel blij door elkaar. „Als wij je kunnen helpen, dan zeg het maar gerust."
„Wel," praat Trollo verder, „ o p de eerste plaats heb ik twee ouderwetse, houten hoepels nodig. Zouden die in dit grote paleis te vinden zijn?" „Daar kan ik geen ja of nee op zeggen," moet het prinsje bekennen. „Laten wij even naar onze timmerman, kabouter Duimstok, lopen. Als iemand ze heeft, dan moet hij het zijn. Misschien ligt er iets in zijn rommelhok, dat jij kunt gebruiken!"
Het drietal gaat naar de timmerman. Als Duimstok heeft gehoord, wat de bezoekers wensen, komen er diepe rimpels in zijn voorhoofd. „Hoepels! Hoepels!" klinkt het langzaam. „Daar vraag je mij zowat. Vijftig jaar geleden had elke kabouter er een. Maar tegenwoordig zie je ze bijna niet meer. Maar kom, ik zal eens in mijn rommelhok kijken. Je kunt nooit weten!"
Dat laatste gebeurt en laten Wipneus en Pim nu geluk hebben. Nadat Duimstok heel wat spulletjes opzij heeft moeten schuiven, ziet hij opeens een stuk of vijf hoepels staan. „Jullie boffen ook altijd," lacht de timmerman.
„Kijk maar, wat je kunt gebruiken en haal de mooiste twee eruit!"
Trollo helpt ook een handje mee en Duimstok wordt hartelijk bedankt. Niet lang daarna staat het drietal weer buiten.
„Nu heb ik een paar takjes klimop nodig, maar die heb ik allang gezien. Die plant groeit tegen de muur van mijn slaapkamer." „Dat klopt," zegt het prinsje. „Heb je veel nodig?" „Nou, twee takjes van ongeveer dertig centimeter is wel voldoende."
Nu had je de ogen van Wipneus en Pim eens moeten zien. „Een takje van dertig centimeter kun je toch niet om die hele hoepel draaien? Dat is toch veel te weinig!"