Het antwoord laat niet lang op zich wachten. Terwijl Pim kauwt en
slikt, begint Wipneus te tellen. En kijk, al na de tiende tel
begint zijn vriendje langzaam te verdwijnen.
Er klinkt nog wel gepraat en gelach, maar van de kabouter zelf is niets meer te zien. „Wat een prachtig tovermiddel!" horen de twee anderen roepen. „Laat de Vikingen nu maar komen. Ik zal ze flink te pakken nemen!"
„Jij neemt niets te pakken," waarschuwt Trollo.
„Vidar, Loki en Wiglaf mogen er niets van merken, dat zij worden bespied. De mannen zullen het zaakje toch al niet vertrouwen, als zij in de gaten krijgen, dat een van ons drieën zomaar is verdwenen."
Het prinsje en zijn vriendje moeten de trol gelijk geven.
Door de plotselinge verdwijning van Pim zijn de moei-lijkheden nog lang niet opgelost. Er kan van alles gebeuren. Vikingen zijn nu eenmaal niet te vertrouwen.
Het drietal zal zo ongeveer een half uurtje hebben zitten praten, als zij in de gang gestommel horen. Er schijnt iemand te komen. En ja hoor, de sleutel in het slot wordt omgedraaid en nu is het Loki, die binnenkomt.
Voordat hij iets kan zeggen, staat de onzichtbare Pim al op de gang.
„Meekomen!" brult Loki. „ D e baas heeft een mooi werkje voor jullie. Er is heel wat bluswater in het schip gelopen en dat moet worden opgedweild. Vooruit! Snel naar boven!"