De vrienden gaan op zoek naar iets stevigs, waarmee zij flink
kunnen meppen. Wipneus en Trollo vinden een hamer, terwijl Pim
trots een loden pijp omhoog steekt.
„De aanval kan beginnen," lacht de vriend van Wipneus.
Hij schijnt er zin in te hebben.
„Okee, maar eerst nog even een waarschuwing," zegt Trollo en hij steekt een hand omhoog. „Niet vlak voor het raampje gaan staan, dat je kapot wilt slaan. Maar een beetje opzij. Anders loop je het gevaar, dat een water-straal je ondersteboven spuit. Op de eerste plaats ben je dan kletsnat en bovendien kun je je lelijk bezeren. Heel voorzichtig te werk gaan; dat is de boodschap!"
„En als het water eenmaal begint te stromen, dan direkt naar het trapje lopen," vult het prinsje aan.
„Anders heb je zo natte voeten." „Heel goed! Heel goed!
Jij weet, hoe het moet," rijmt Trollo. „ D e strijd gaat nu beginnen en wij zullen winnen. Als het schip is verdwenen, nemen wij de benen!"
Dan geeft de dwerg met zijn hamer een flinke klap tegen een van de ruitjes. Die zijn echter van hardglas gemaakt en niet zomaar kapot te krijgen. De zoon van koning Goedhart en Pim blijven niet achter. Het drietal slaat er stevig op los en het is Wipneus, die als eerste sukses heeft. Bij hem sneuvelt al gauw een ruitje en een stevige straal koud water spuit met veel lawaai naar binnen.
Even daarna gebeurt bij Pim hetzelfde, maar Trollo moet nog een tijdje doorgaan. Het wil maar niet lukken.