Het drietal begint hartelijk te lachen, maar dat duurt niet lang.
Opeens wordt er aan de deur gemorreld.
Gelukkig is die nog altijd op slot en de bezoeker kan niet naar binnen. „Stil! Stil!" waarschuwt Trollo. „Niemand mag ons horen!"
Op de gang wordt gevloekt en getierd. Duidelijk her-kennen de drie vrienden de stem van Wiglaf. „Wel alle salamanders nog aan toe. Nou is die deur toch op slot.
Ik heb de sleutel niet, maar wie dan wel. . .?" „ I k , " zegt Pim heel zachtjes, maar dat hoort Wiglaf gelukkig niet.
Opnieuw gelach!
Dan wordt er tegen de deur getrapt, maar dat helpt ook niets. Wiglaf kan er niet in. Woedend loopt hij weg.
De rover is vast van plan om Vidar en Loki eens stevig de waarheid te zeggen. Daar komt zeker ruzie van en hoe zal dat aflopen . . .?
„Die komst van Wiglaf betekent voor ons een waarschuwing, jongens," zegt Trollo, als het weer stil is.
„Ik ben er zeker van, dat een of meer mannen gauw terug zullen komen. Daarom moeten wij aanstonds iets gaan doen!"
„Wat dan?" vraagt het prinsje. „Wel," gaat Trollo verder, „Pim heeft het straks al gezegd: slim zijn en kopje gebruiken. Wij gaan ons alle drie een paar uur onzichtbaar maken." „ O , dat is leuk!" roept Pim dadelijk,
„dan lopen er straks drie kleine spoken op het vikingschip rond."
„Helemaal niet leuk," waarschuwt de trol uit Noordland. „Als wij elkaar niet meer kunnen zien, betekent dat: steeds in de buurt blijven, zodat wij onze stemmen goed kunnen horen. Anders raken wij elkaar kwijt en weet de een niet, waar de ander zit en wat hij aan het uitvoeren is."
„Laten wij dan maar niet te lang treuzelen en vlug het stukje klimopblad innemen," stelt Wipneus voor. Iedereen is het daarmee eens. De blaadjes komen te voorschijn en er wordt een stukje afgeknipt. Dan kauwen en slikken en vijftien tellen later is er geen kabouter of trol meer in het kamertje te zien. Maar zij zijn er wel, hoor!
„Draai de deur maar weer open," zegt Trollo tegen Pim, die nog altijd de sleutelbos in zijn bezit heeft. „Als onzichtbare spoken hoeven wij nergens bang voor te zijn.
Laat die Vikingen maar komen. Zij zullen raar opkijken en ik heb nu al lol!"
Nogal gauw krijgt malle Trollo gelijk. Wiglaf komt terug en nu is hij niet alleen. Vidar en Loki zijn er ook bij.
„Nou, probeer het zelf maar," horen de drie vrienden Wiglaf zeggen. „Die deur zit op slot en ik wil weten, wie de sleutelbos in zijn zak heeft gestoken. Het is een schande, dat wij elkaar niet meer kunnen vertrouwen."
„Dat laat ik mij niet zeggen," roept Vidar terug. „Jij trekt jouw gemene beschuldiging in, of ik geef je een dreun, dat je veertien dagen lang maagpijn hebt. Ik ben hier nog altijd de baas en ik verwacht van niemand praatjes!"