13

Pentagon, Arlington, Virginia 

Zaterdag, 13.03 uur

Majoor Willis Jakes, die met grote stappen door de gang in de oostvleu­gel van het Pentagon liep, verviel in zijn kenmerkende gewoonte om op herkenningspunten te letten en de route in zich op te nemen, zodat hij onder alle omstandigheden de weg terug kon vinden. Normaal zou hij gelet hebben op een kapotte boom, een rotsformatie of - in de kale hooglanden van Afghanistan - een beekbedding. Op die manier zwierf hij door de van de koorts vergeven moerassen van Zuidoost-Azië of sloop hij het Koerdengebied in de bergen van Noord- Iran in. Majoor Jakes had nu geen camouflagepak aan of een survival­uitrusting vol kleine wapens en handige gereedschappen bij zich, maar droeg een onberispelijk uniform dat netjes geperst was en naar waspoe- der rook.

Ondanks de gemakken van de beschaving vond hij zo'n uniform minder comfortabel.

De gangen van het Pentagon waren echter een even moeilijke uitdaging als welke wildernis in de bergen dan ook, want alle hoeken in het dool­hofachtige hoofdkwartier waren symmetrisch en hadden niets eigens. In het geometrisch aangelegde reuzengebouw raakte je makkelijk zo gedesoriënteerd dat je verdwaalde. Je kon vanuit een vertrouwd lijken­de deur een parkeerplaats oplopen ... en merken dat je aan de verkeer­de kant van het immense fort stond.

Maar majoor Jakes vond dat geen onoverwinnelijke tactische hindernis. Hij bekeek de opeenvolgende kantoordeuren. De meeste waren dicht; het licht erachter was uit. Op zaterdag gingen de kantoren van het Pentagon dicht en werd het burgerlijke en militaire personeel naar huis gestuurd om het weekend door te brengen. Gewone burgers werkten hier hun gewone veertigurige werkweek, vulden de juiste formulieren in en gaven ze van het ene naar het andere kantoor door om de juiste stempels en handtekeningen te krijgen en kopieën te laten archiveren.

Maar voor een carrièreofficier als Willis Jakes betekende de burgerlijke tijdklok niets. Bij zijn binnenkomst of vertrek drukte hij geen prikklok in. Zijn diensten waren op afroep beschikbaar, 24 uur per dag, 52 we­ken per jaar, steeds als de plicht riep. Hij ging op vakantie en ontspan­de zich als de omstandigheden het toelieten. Een ander leven wilde hij niet.

Het feit dat hij op zaterdag werd opgeroepen voor een bijeenkomst op hoog niveau, betekende dat er een belangrijke missie in het vat zat. Binnenkort zou hij weer in een afgelegen uithoek van de wereld zitten en een nieuwe reeks, door zijn meerderen helder omschreven taken uit­voeren. Op grond van regels waarop hij een eed had gezworen, voerde de majoor acties uit die zijn land bijna zeker zou ontkennen. Jakes was lang, mager en gladgeschoren. Vanwege het Egyptische bloed in zijn aderen had zijn huid de kleur van mahoniehout. Zijn gezicht was hoekig en Semitisch, nergens rond en zacht.

Jakes liep tot aan het einde van de gang de kantoornummers langs, sloeg linksaf en passeerde de ene deur na de andere totdat hij een ander donker kantoor bereikte. Het onderscheidde zich in niets. De deur was dicht. Het was schijnbaar even leeg als de andere. Hij aar­zelde niet en controleerde evenmin het nummer. Hij wist dat hij gelijk had.

Hij tikte drie keer met grote precisie op het met gaas versterkte glazen raam. Volgens het naambordje op de deur zat hier 'A.G. Pym, verhalen en verslagen'. Majoor Jakes betwijfelde of andere werknemers als onder­deel van hun dagelijkse werk in het Pentagon ooit het kantoor van de heer Pym bezochten.

De deur ging van binnenuit open. In de schaduwen stond een man in een donker pak. Jakes liep de halfdonkere ruimte in. Zijn gezicht bleef onbewogen en emotieloos, maar zijn geest werkte op topsnelheid, zag details, voelde mogelijkheden aan, speurde de omgeving af op bedrei­gingen.

'Identificeer u,' zei de man in het pak. Zijn stem leek in de schaduwen lichaamloos.

'Majoor Willis Jakes,' antwoordde hij.

'Jawel, majoor,' antwoordde de man in het donker, die zich nog steeds niet liet zien. Hij hield hem een zilveren sleutel voor. 'Maak hiermee de deur achter in het kantoor open,' zei hij. 'Neem de sleutel mee en doe de deur achter u dicht. Hij valt vanzelf in het slot. De anderen wachten op u. De briefing gaat zo beginnen.'

Majoor Jakes bedankte hem niet en voerde gewoon de instructies uit. Toen hij de achterste deur opendeed, kwam hij in een half verlichte ver­gaderzaal terecht. Er hingen rijen tl-buizen, die afwisselend wit opflik­kerden of uit bleven. Aan één kant van de muur hing een wit projectie­scherm.

Drie mannen in pakken met dassen zaten op stoelen, terwijl een vierde man met het ronde magazijn van een diaprojector bezig was. Majoor Jakes had geen van de mannen ooit gezien, en verwachtte hen ook nooit terug te zien.

Een man met een antracietgrijs pak en een metalen bril op zei: 'Welkom, majoor Jakes. Keurig op tijd. Wilt u een kop koffie?' Hij gebaarde naar een koffiepot in het achterste deel van de ruimte. 'Nee, dank u,' zei Jakes.

En andere man met een kastanjebruine das en zware kaken zei: 'We hebben ook wat Deens gebak, als u daar trek in hebt.' 'Nee, dank u,' zei Jakes opnieuw.

'Goed. Dan zijn we klaar.' Een jongeman was met de projector bezig. Een vierkant van goudgeel, nog niet scherpgesteld licht viel op het scherm. Nieuwsgierigheid hoorde niet bij zijn werk, maar scherpe aandacht voor details en een nooit falend geheugen waren doorslaggevend. De laatste man, die staalgrijs haar had en een gekleed overhemd droeg, leunde achterover in zijn stoel, waarbij hij het bruine jasje kreukte dat aan de rugleuning hing. 'De eerste dia,' zei hij.

'Majoor Jakes, let alstublieft goed op,' zei de man met de kastanje­bruine das. 'Alle details kunnen van belang zijn.' De man die de diaprojector bediende, stelde het toestel snel scherp en vertoonde een satellietfoto van een dicht oerwoud. In het midden ervan was een cirkelvormig gebied volledig geplet, zodat een bijna volmaakt symmetrische krater was ontstaan. De grond eromheen leek op glazige, gesmolten slakken alsof iemand daar een gigantische sigaret had uitgedrukt.

'Dit placht een privé-landgoed in Mexico te zijn. Hebt u enig idee wat dit veroorzaakt kan hebben, majoor Jakes?' vroeg de man in het antracietgrijze pak.

'Een fragmentatiebom?' opperde Jakes, verwijzend naar de bommen die gebruikt werden om in een oerwoud bomen te vellen en daarmee een landingsterrein voor helikopters vrij te maken. 'Napalm?' 'Geen van beide,' zei de man met het staalgrijze haar. 'Het is een cirkel van een halve kilometer doorsnee. Onze seismische sensoren namen een scherpe puls waar, en onze afstandsdetectoren maten een belangrijke gestegen reststraling.'

Majoor Jakes spitste zijn oren. 'Wilt u daarmee zeggen dat het een kleine nucleaire aanslag is?' 'We kunnen geen andere verklaring bedenken,' zei de tweede man, die zijn kastanjebruine das rechttrok. 'Een tactisch kernwapen, een atoom­granaat bijvoorbeeld, kan zoiets nauwkeurigs veroorzaken. Dit soort geschut is de laatste tijd in ons eigen land ontwikkeld, en in de laatste jaren van de koude oorlog waarschijnlijk ook in de Sovjet-Unie.' 'Maar wie kan zo'n wapen in Midden-Amerika gebruikt hebben, meneer? Wat kan dat geprovoceerd hebben?'

De man met het staalgrijze haar, die kennelijk de bijeenkomst leidde, verstrengelde zijn vingers achter zijn hoofd en leunde weer tegen zijn jasje. 'In dat deel van Yucatán heerst nogal wat politieke onrust. We weten dat daar talrijke terroristische acties zijn uitgevoerd. Dat waren schermutselingen met een kleine groep militante separatis­ten, maar we hebben het gevoel dat zo'n actie buiten hun beperkte mogelijkheden ligt. Er zijn in die streek ook veel rivaliserende drugs­baronnen, die hun concurrenten graag uitschakelen door middel van moord - autobommen en dergelijke.' 'Dit is geen autobom, meneer,' merkte Jakes op. 'Dat klopt,' zei de man in het antracietgrijze pak. 'Volgende dia, alstu­blieft.'

De man die de projector bediende, vertoonde met een klik een uitver­groot beeld met een hogere resolutie. Daarop was te zien hoe de bomen geveld waren. De rand van de krater bleek bijna volmaakt rond, alsof een vuurbal zo snel was opgestegen dat het woud verdampt en de grond verglaasd was, maar ook zo snel weer weg was dat het omringende woud geen vlam kon vatten.

'Onze werkhypothese is dat minstens één en mogelijk veel meer tac­tische kernkoppen na de ineenstorting van de voormalige Sovjet-Unie het land uit zijn gesmokkeld. In de chaos waarbij allerlei nieuwe socia­listische republieken ontstonden, eisten veel van die soevereine staten een deel op van de nucleaire voorraden die de centrale communistische overheid had aangelegd. Veel van die kernkoppen zijn eh ... onvindbaar geworden. De munitie is op de vrije markt geraakt, beschikbaar voor internationale boeven en terroristen. Voorzover wij weten kan niets anders ook maar bij benadering zo'n hoogenergetische verwoesting ver­oorzaken. Het wapen kan bijvoorbeeld uit Cuba via de Caribische Zee naar het schiereiland Yucatán zijn gebracht en op die manier bij de drugsbaronnen in dat deel van Mexico terecht zijn gekomen.' 'U vermoedt dus dat dit pas de eerste aanslag is en dat er meer kunnen volgen.'

'Dat is een mogelijkheid,' zei de man met het staalgrijze haar. 'Als er nog meer van die wapens bestaan.'

De volgende dia vertoonde een kaart van Yucatán met de staten Quintana Roo, Yucatán en Campeche, plus de kleine Midden-Ameri­kaanse landen Belize, Honduras, El Salvador en Guatemala. 'Het is noodzakelijk dat u er met een ploeg mensen naartoe gaat, de bron van die wapens opspoort en ze in beslag neemt of vernietigt. We kunnen niet toestaan dat atoomterroristen vrijelijk hun gang gaan, ook al moorden ze alleen elkaar uit.'

De man met de kastanjebruine das glimlachte en zijn kaken trilden. 'Dat geeft een slecht voorbeeld.'

'Neem ik dezelfde commando's mee als altijd?' vroeg Jakes. 'Alles wat u verlangt, staat tot uw beschikking, majoor Jakes,' zei de man met het staalgrijze haar. 'We weten dat onze investeringen in uw werk elke cent waard zijn.'

'Of elke peso,' zei de man die de diaprojector bediende. De anderen negeerden zijn grap.

'Ik neem aan dat dit een heimelijke infiltratie wordt waarbij ik het doel­wit moet opsporen en vernietigen. Maar hoe lokaliseer ik het? Op grond van welke informatie gaan we ervan uit dat er nog meer van dergelijke tactische kernkoppen bestaan?'

'We hebben een sterk vermoeden,' zei de man in het antracietgrijze pak. 'Het ziet ernaar uit dat in een van de afgelegener delen van Yucatán een militaire basis gevestigd is. We hebben een krachtige uitzending opge­vangen, gecodeerd op een manier die we nooit eerder hebben gezien. Het signaal verscheen plotseling iets meer dan een week geleden en was zo krachtig dat het niet verborgen kon blijven. We vermoeden dat de zender op de aanwezigheid van een geheime militaire basis duidt.' 'Komt het doelwit overeen met een lokatie die we kennen?' vroeg majoor Jakes. Hij boog zich voorover en nam het beeld op het scherm in zich op.

De man die de projector bediende, klikte naar de volgende dia - een uitvergrote satellietfoto met de lijnen en contouren van een landkaart eroverheen.

'Het blijkt de plaats van afgelegen mayaruïnes te zijn. Toen we onze gegevens vergeleken met die van Buitenlandse Zaken, ontdekten we dat een team van Amerikaanse archeologen daar verdween op ongeveer het moment dat het signaal begon, en dat was maar een paar dagen voordat deze ontploffing plaatsvond. We vermoeden dat onze vijanden de ruï­nes als geheime militaire basis hebben ingericht. Er zijn geen losgelden geëist of dreigementen jegens gijzelaars geuit. De status van de Amerikaanse staatsburgers blijft dan ook onbekend ... en heeft in het licht van uw opdracht een lage prioriteit.' 'Ik begrijp het,' zei majoor Jakes. Hij kneep zijn ogen halfdicht om de omgeving op de kaart te bekijken. Nergens in de buurt zag hij iets dat ook maar op een weg leek.

De man die de projector bediende, draaide aan de ring rond de lens om

de foto volmaakt scherp te stellen.

'Xitaclán,' mompelde majoor Jakes, die het etiket bekeek.

Dat klonk in elk geval beter dan de koude bergen van Afghanistan.