12

Oerwoud van Yucatán


Zaterdag, 's morgens vroeg, precieze tijdstip onbe­kend

Toen ze zich de volgende ochtend klaarmaakten om hun kamp op te breken, merkte Mulder dat zijn horloge stilstond. Zijn eerste, onwille­keurige gedachte was dat hun groep in de loop van de nacht een onver­klaarde ontmoeting met ruimtewezens had gehad. Maar daarna besefte hij dat zijn stilstaande horloge waarschijnlijk meer te maken had met de smeerboel in het oerwoud dan met buitenaardse verschijnselen. Hij deed zijn bovenste natte en vuile kleren uit en trok een nieuw stel aan, dat tijdens de trektocht van die dag precies even smerig zou wor­den. Mulder besloot zijn T-shirt van de New York Knicks aan te trekken. Dat had toch al een scheur in de mouw, en het gaf niet als het nog meer vlekken en rafels kreeg.

Scully kwam haar tent uit. Ze sloeg naar insecten en hield haar ogen maar met moeite open. Ze had slecht geslapen. 'Goedemorgen, Zonnestraaltje,' zei Mulder.

'Waarom vraag ik geen overplaatsing naar het archief aan?' vroeg ze, terwijl ze gaapte en zich uitrekte. 'Die mensen hebben tenminste een schoon, droog kantoor en een automaat in de gang.' Ze nam een slok uit haar veldfles, druppelde water in haar handpalm, spatte het op haar gezicht en wreef het in haar ogen. Ze knipperde ermee totdat ze weer helder kon kijken en zwaaide een wolk muskieten weg. 'De wonderen van een werkomgeving zonder ongedierte dringen nu pas tot me door.'

Fernando Aguilar stond bij een boom in een scheerspiegeltje te kijken en had een recht scheermes in zijn hand. Zijn hoed van ocelotbont hing binnen handbereik aan een afgebroken tak. Hij draaide zich om en grijnsde hen met ingezeepte wangen toe. 'Buenos días, amigos,' zei hij, waarna hij zijn mes weer over zijn wangen haalde en zijn ogen halfdicht deed van genot. 'Niets geeft 's ochtends zo'n schoon en uitgerust ge­voel als een lekkere scheerbeurt.'

Met de precisie van een professionele messenwerper tikte hij stoppels met zeep van de punt van zijn mes, waarbij een patroon van witte spatten over de varens viel. 'Ik zal u een geheim vertellen, señor Mulder. Ik meng de scheerzeep met een insectenwerend middel. Dat schijnt te helpen.' 'Misschien probeer ik dat wel,' zei Mulder, die over de stoppels op zijn kin wreef. 'Hoe kom ik bij de dichtstbijzijnde douche?' Aguilar lachte hard en schril. Het geluid deed Mulder denken aan de kijvende brulapen die hem die nacht uit zijn slaap hadden gehouden. De plaatselijke arbeiders braken het kamp op, deden de opgerolde kleren en de voorraden in plunjezakken, haalden de tenten neer en vouwden ze compact op. Dat deden ze allemaal opmerkelijk snel. Even later was alles ingepakt en klaar voor vertrek. Vladimir Rubicon liep zenuwachtig heen en weer en snoepte uit een zakje rozijnen. 'Moeten we niet zo weg?' Mulder zag rode adertjes rond de licht­blauwe ogen van de oude archeoloog en wist dat Rubicon slecht geslapen had, hoewel hij kennelijk aan dit soort omstandigheden gewend was. Aguilar was klaar met scheren en veegde zijn glimmende gezicht af met een doek, die hij in zijn zak stak. Met veel vertoon draaide hij zijn ocelothoed op één vinger rond en zette hem toen stevig op zijn hoofd. 'U hebt gelijk, señor Rubicon. We moeten op weg om uw dochter te vin­den. We hebben een lange mars voor de boeg, maar als we een goed tempo aanhouden, zijn we morgen vóór de avond in Xitaclán.' Ze gingen weer door het oerwoud op weg. De kalme, ernstige, autoch­tone mannen liepen voorop en hakten met hun machetes. Aguilar liep vlak achter hen en wees de weg.

Uit een heldere plas naast een omgevallen boom vloog plotseling een zwerm vlinders op - een wolk van felle kleuren en klapperende vleugels. Ze leken als een sproeiregen van edelstenen de lucht in te schieten, even kleurrijk als de talloze schitterende orchideeën die overal op de bomen om hen heen groeiden.

Slangen bengelden aan takken en keken hen met kille ogen aan. Mulder wou dat hij meer tijd had besteed aan een studie van de giftige soorten in Midden-Amerika. Uit voorzorg besloot hij ze allemaal uit de weg te blijven.

Ze waren nog geen uur onderweg of er begonnen warme en vreemd olieachtige vlagen regen te vallen. Water druppelde en klaterde als beekjes van de holle bananenbladeren en spoelde spinnen, insecten en rupsen omlaag. De vochtige lucht leek klaar voor een nieuwe uit­barsting van weelderige geuren.

Aguilar kneep zodanig in de rand van zijn hoed dat het water in een straaltje op de grond liep. Zijn natte paardenstaart hing als een slap vod

tussen zijn schouderbladen. Hij grijnsde naar Mulder. 'U hebt om een douche gevraagd, señor. Die hebben we dus gevonden!' Ze zaten vol natte bladeren, mos en rottende begroeiing. Mulder keek naar Scully en Rubicon. Er zaten groene vegen, bruine moddervlekken en kleverige, vergeelde varenbladeren op hun kleren. 'Over camouflage­pakken gesproken,' zei hij.

'Moeten we die dan aan?' vroeg Scully, terwijl ze over haar kaki broek veegde. De alomtegenwoordige muskieten zwermden rond haar gezicht. 'Een omgeving als deze zou mij niet inspireren tot de bouw van hoge tempels en piramides,' zei Mulder. 'Het verbaast me dat de maya's hier zo'n enorme beschaving hebben opgebouwd.'

'Tempels zijn van binnen in ieder geval droog,' zei Scully, die het water uit haar haren wrong.

Rubicon vertoonde een dromerige blik. 'Terugkijkend op de geschie­denis verrast de menselijke vindingrijkheid ons altijd weer. Wat zou het niet heerlijk zijn om terug te gaan in de tijd en vijf minuten lang te kunnen vragen waarom ze iets bepaalds gedaan hebben. Maar we moe­ten ons met kleine aanwijzingen behelpen. Een archeoloog moet een detective of eh ...FBI-agent van het verleden zijn en mysteries oplossen rond verdachten en slachtoffers die al duizend jaar dood waren voordat iemand van ons werd geboren.'

'Ik was onder de indruk van hun wetenschappelijke en astronomische prestaties,' zei Mulder, 'hoewel sommige mensen denken dat hun beschaving daarbij enige hulp heeft gehad.'

'Hulp?' vroeg Rubicon. Afwezig veegde hij een varenblad uit zijn gezicht. 'Eh ... wat voor soort hulp bedoelt u?'

Mulder haalde diep adem. 'Volgens de mayalegendes vertelden de goden hun dat de aarde rond was, en voor een primitief volk is dat een hele observatie. Blijkbaar kenden ze de planeten Neptunus en Uranus, die westerse astronomen pas rond de 19e eeuw ontdekt hebben. Ze moeten fantastische ogen hebben gehad, want telescopen hadden ze niet. Ze berekenden ook de lengte van het jaar tot op een vijfduizendste deel nauwkeurig en kenden de exacte lengte van het jaar op Venus. Ze be­rekenden andere astronomische cycli tot een totaal van 64 miljoen jaar.' 'Ja, de maya's waren gefascineerd door de tijd,' zei Rubicon, die niet in het aas beet. 'Dat was hun obsessie.' 'Mulder,' zei Scully, 'je wilt toch niet suggereren ...' Hij sloeg een steekvlieg weg. 'Als je naar een paar van hun reliëfs kijkt, Scully, dan zie je gestalten die onmiskenbaar ... Lange gestalten die in een pilotenstoel zitten, net astronauten in de cockpit van een ruimte­veer. Uit dat voertuig komen slierten rook en vuur.'

Geamuseerd beantwoordde Rubicon dat met een ander verhaal. 'Inder­daad, ja. De "godenwagens". Interessante speculaties. Ik hoor al die verhalen en legenden te kennen. Sommige verhalen zijn eh ... ver­bazingwekkend, en een ervan is mijn favoriet. Wist u dat Quetzalcoatl - of Kukulkán, zoals de maya's hem noemden - de god van de kennis en de wijsheid was?'

'Ja,' zei Mulder. 'Men zei dat hij van de sterren kwam.' 'Eh ... dat zei men inderdaad,' zei Rubicon. 'Kukulkáns vijand was echter Tezcatlipoca, wiens levenstaak het was om tweedracht te zaaien.' Rubicon zette zijn bril op zijn neus, hoewel die in de oerwoudregen vol­maakt nutteloos was. Het was blijkbaar een gewoonte van hem, iets dat hij nodig had om een verhaal te vertellen.

'Tezcatlipoca kwam vermomd als knappe man naar een religieus feest en trok de aandacht door te dansen en een magisch lied te zingen. De mensen waren zo geboeid dat een hele menigte zijn dans begon na te doen - eh ... een soort rattenvanger van Hamelen. Hij bracht iedereen naar een brug, die onder hun gewicht bezweek. Veel mensen vielen in de rivier in de diepte, waar ze in stenen veranderden.' Rubicon grijnsde. 'In een andere stad verscheen Tezcatlipoca met een marionet die magisch op zijn handpalm danste. In hun verbazing over dat wonder drongen de mensen zover op dat velen van hen stikten. Tezcatlipoca deed net of hij treurde over het verdriet en de pijn die hij veroorzaakt had, en stond erop dat de mensen hem stenigden om wat hij had aangericht. Dat deden ze. Maar toen Tezcatlipoca's lijk begon te rotten, stonk het zo vreselijk dat veel mensen stierven van de stank. Uiteindelijk voerde een groep dappere mannen om beurten een com­mando-actie uit. In een soort estafette met een stinkend kadaver wisten ze het lijk de stad uit te slepen, totdat die ten slotte van die pestilentie bevrijd was.'

Ze zwoegden verder door het oerwoud. Rubicon haalde zijn magere schouders op. 'Maar het zijn natuurlijk allemaal maar legenden,' zei hij. 'Het is onze taak om naar al die verhalen te luisteren en er zoveel mogelijk van te leren. Ik zal u niet voorschrijven wat u geloven moet.' 'Ieder ander doet dat wel,' zei Mulder, maar die dag begon hij niet opnieuw over oude astronauten.