10

Privé-villa van Xavier Salida, Quintana Roo 

Donderdag, 22.17 uur

Het vuur knetterde in de haard. Het verteerde met zijn brandende hitte geurig hout en stuurde geparfumeerde rookkringels de bovenste salon in. Xavier Salida stond met zijn handen op zijn rug voor het vuur en inhaleerde diep de geur van laurier, nootmuskaat en peperige oliën die de rook zo koppig maakte - bijna een verdovend middel. Hij keerde de hitte de rug toe, liep naar de thermostaat aan de muur en zette de airconditioning aan, zodat hij van zijn vuur kon genieten zonder dat de kamer onaangenaam warm werd. Er waren niet veel din­gen in het leven waarbij je van twee walletjes kon eten. Maar Salida had bereikt dat hij alles kon doen wat hij wilde.

Aan een rek hing haardgerei met koperen handvatten. Hij koos de giet­ijzeren pook, stak hem in het brandende hout en zag de vonken rond­vliegen. Hij speelde graag met vuur.

Salida deed een stap naar achteren en beende met de pook door de kamer alsof die een wandelstok was. Hij oefende zijn passen en genoot van de gratie van zijn lichaam - die het weliswaar pas sinds kort bezat maar, verwachtte hij, de rest van zijn leven zou houden. Opvoeding en cultuur waren een investering, een ontastbare rijkdom die veel verder ging dan gewone snuisterijen en kunstvoorwerpen. Salida liep naar de stereo-installatie aan de muur en zocht achteloos in zijn verzameling grammofoonplaten. Het waren lp's van de beste klas­sieke muziek in gedenkwaardige uitvoeringen en bovendien aangenaam voor het kritische oor. Hij koos een symfonie van de grote Salieri, een minder bekende 18e-eeuwse componist. Juist diens onbekendheid be­tekende dat zijn werk zeldzaam en dus kostbaar was. Terwijl de elkaar stoutmoedig overlappende vioolmelodieën de krasserig- heid van de oude plaat overstemden, liep Salida naar de fles op tafel. Hij draaide er met zijn vingers de kurk uit en schonk nog een glas purper­rode wijn in. Het was een merlot uit 1992, goed gerijpt en soepel, vond hij.

Niet zo jong als een paar cabernet sauvignons die hij in zijn wijnkelder had. Iemand had tegen hem gezegd dat dit merk uit een van de beste Cali- fornische wijngaarden kwam. Hij hield zijn glas omhoog, zwierde de wijn rond en liet het licht van het vuur door de volle granaatkleur schijnen. Salida liep zijn open balkon op en ademde de vochtige avondlucht diep in. De hangmat hing er nog steeds en wekte herinneringen aan luiere tijden, ontspannen middagen ... maar hij had een moeilijke week achter de rug. Duizend inspannende problemen, waarop hij allemaal besluit­vaardig gereageerd had.

Hij staarde naar het midden van de binnenhof, waar lichtjes brandden, en zag het silhouet van de oude, monolithische maya-stèle. Sterlicht sijpelde op het gekoesterde monument, en hij onderscheidde de gezette gestalte van die vermaledijde mannetjespauw op de top. Een stomme pauw, die veel op zijn concurrent Pieter Grobe leek. Ook dat was een protserige opschepper, maar de laatste tijd onbeduidend ... niet meer dan een kleuraccent in zijn bestaan.

Salida had geprobeerd de rekening met deze Belgische immigrant te vereffenen en had wraak geëist voor Grobes onberaden tactiek om het vliegtuig van een van Salida's privé-koeriers neer te schieten. Hij had zijn mannen bevolen om als vergelding een van Grobes vliegtuigen te vernietigen, maar dat was onmogelijk gebleken.

Grobe had zijn veiligheidsmaatregelen uitgebreid en stond rond zijn vliegtuigen geen enkele kwetsbaarheid meer toe. Dus had Salida nood­gedwongen op een andere manier wraak moeten nemen. Minder fijn­zinnig, maar uiteindelijk even bevredigend: een grote tankwagen vol motorolie was midden op een van Grobes marihuanavelden 'per on­geluk' ontploft. De daarbij ontstane brand en bijtende rook hadden een groot deel van de oogst beschadigd.

De rekening was vereffend en Salida wenste geen escalatie tot een grootschalige oorlog. Hij vermoedde dat Grobe zich gewoon verveelde en af en toe wat stoom moest afblazen. Daar wilde hij niet te veel druk­te over maken.

Nu kon hij ontspannen genieten van het leven, van de cultuur, van de verfijndere kanten van het bestaan. Terwijl de melodieën van Salieri's eerste symfoniedeel tot een crescendo aanzwollen, liep Xavier Salida weer naar de salon.

Hij nam nog een slokje wijn, liet de drank over zijn tong rollen en onder­scheidde de smaaknuances die hij geleerd had. Hij snoof het 'boeket' op, bepaalde hoe 'droog' de wijn was en genoot van de 'afdronk'. Hij gunde zich een stiekem heimwee naar de tijd dat hij met oude mak­kers achterovergeleund te veel tequila dronk, hard lachte en schorre liedjes zong. Maar dat was iets van vroeger ... dat had hij achter zich gelaten. Hij was een machtig man geworden.

Hij bleef even staan voor een inspectie van zijn schitterende privé- collectie van historische kunstvoorwerpen en precolumbiaanse stukken, waarop elk museum trots zou zijn. Maar deze stukken zouden nooit in stoffige vitrines belanden. Ze waren van hèm en van hem alleen. Hij zag het tere, doorschijnend groene snijwerk van jade, de kronkelen­de, buitenaardse gestalten van gevederde slangen die Kukulkán ver­gezelden, en een klein stenen beeldje van de grote god van de wijsheid zelf. Salida verzamelde potten en reliëfs van alle Midden-Amerikaanse volkeren: van de tolteken, de olmeken, de maya's en de latere azteken. Altijd bekeek hij het gegraveerde bordje op elk kunstvoorwerp om zijn geheugen op te frissen en te zorgen dat hij zich elke naam en elk detail goed herinnerde. Het had geen zin om zich in een beschaafd gesprek te schande te zetten door de stukken in zijn eigen collectie niet te kennen! Eindelijk, als een jongetje dat op Kerstmis bij zonsopgang naar de kerst­boom sluipt, liep Salida naar zijn nieuwe schat: het verbazingwekkende, kristalheldere kunstvoorwerp dat Fernando Victorio Aguilar voor hem uit de ruïnes van Xitaclán had gehaald. Hij had al besloten om het in een beschermende glazen vitrine te zetten. Hij wilde het tentoon­stellen, maar ook verhinderen dat bezoekers of bedienden het aanraak­ten. Het was overduidelijk waardevol.

Salida zette zijn glas wijn naast de glanzende, doorzichtige doos. Hij strekte beide handen uit en raakte met zijn gemanicuurde vingertoppen het gladde, koude oppervlak voorzichtig aan. Eén hand aan elke kant. Pieter Grobe had hem de laatste twee dagen erg afgeleid en veel hoofd­brekens gekost; daarom had hij nog geen tijd gehad om zijn nieuwe schat te bewonderen - maar nu ging hij dat inhalen. Grobe was naar behoren gestraft, de rest van Salida's operatie verliep soepel, en nu kon hij met kinderlijke verbazing naar de vreemde mayadoos kijken. Zijn vingers raakten een paar van de dunne, gedetailleerde schrifttekens aan die in het diamantharde oppervlak waren gegrift. Hij raakte een van de glijdende vierkanten aan, dat weggleed alsof het in een plas olie lag. Het voorwerp zoemde.

Salida deinsde geschrokken terug en voelde een intense kou in zijn vin­gertoppen tintelen. Maar toen boog hij zich er weer overheen. Hij druk­te erop met zijn handen en voelde het ding zwak trillen. Die bevingen van binnen leken aan kracht te winnen, steeds sterker te worden. Salida lachte verbaasd. Achter in zijn hoofd, ergens buiten het bereik van zijn gehoorzin, voelde hij een hoog, kloppend geluid, dat hij ondanks zijn concentratie niet goed kon waarnemen.

Buiten in de omheinde kennels begonnen al zijn kostbare dobermanns tegelijk te janken, te blaffen en te huilen. De pauwen op de binnenhof krijsten en gilden.

Salida liep snel naar het balkon en keek naar buiten. Een van de wacht­posten had de kwiklamp aangestoken zodat de binnenhof in een wit licht baadde. Twee andere wachters kwamen naar buiten en richtten hun geweren op schaduwen. Salida speurde het gebied binnen de omheining af en verwachtte de vluchtende gestalte van een jaguar of ocelot te zien - een nachtelijk roofdier dat zich over de muur had gewaagd om zich te goed te doen aan een pauw. De honden blaften nog steeds, maar Salida zag niets.

';Silencio!' brulde hij de nacht in, en liep toen weer naar de salon - waar de oude, kristallen doos nu tot zijn verbazing een zilverig licht verspreidde.

Toen hij zich over de glanzende doos boog, werd het gezoem een duide­lijke trilling. De diamantachtige wanden klopten en pulseerden. De he­vige kou was van het oliegladde oppervlak verdwenen en had plaatsge­maakt voor een prikkelende warmte, een zonnige rijkdom die als smeltende boter door hem heen gleed.

Salida drukte op een paar schrifttekens en probeerde de koortsige acti­viteit te stoppen - maar in plaats daarvan zag hij de edelsteenachtige componenten binnen het glazen omhulsel brommend tot leven komen. Het verbaasde hem steeds meer dat dit voorwerp bij de dageraad van de geschiedenis door de oude maya's was gemaakt. Ze hadden tandwielen en primitieve apparaten gebruikt om hun kalenders te ontwikkelen ... maar dit apparaat leek verbazingwekkend geraffineerd, zelfs voor een modern apparaat, zonder enige herkenbare raderen, hefbomen, knoppen ... In het hart van het ding begon een koud en toch verschroeiend fel licht te branden ... alsof een plas kwikzilver in vlammen opging. Salida deed een stap naar achteren. Hij was bang en ongerust. Wat had Aguilar hem gegeven? Wat had hij gedaan? Hoe kon hij het uitzetten? De honden en de pauwen buiten maakten een hels kabaal alsof ze levend gevild werden.

Het licht in het kristalheldere voorwerp werd verblindend en onvoor­stelbaar fel. Het laatste dat Salida kon onderscheiden was zijn rinkelen­de wijnglas naast het voorwerp. De donkerrode vloeistof kolkte verwoed.

Toen bereikte het licht een kritische sterkte en versprong het naar een ander niveau. De felheid nam duizendvoudig toe. De hitte en de energie overspoelden Salida zo snel dat hij niet eens de tijd had om de enorme explosie te zien ... Hij had zelfs geen seconde pijn.