4

Particuliere villa van Xavier Salida, Quintana Roo, Mexico


Dinsdag, 17.01 uur

De oude Mexicaanse politieauto met het officiële wapen van de staat reed over het met bomen afgezette pad moeizaam de helling op. Het ommuurde fort van een van Quintana Roos machtigste drugsbaronnen stond als een citadel in het dichte woud.

De auto reed laag over het vochtige pad, dat uit aangestampt kalk- steengrind bestond. De uitlaat braakte blauwgrijze, oliedikke gaswol­ken uit. De auto was kort geleden geschilderd, maar niet overal even goed, zodat de wagen er niet zo nieuw uitzag als gemoeten had. Op de passagiersstoel leunde Fernando Victorio Aguilar achterover en veinsde een kalmte en rust die, naar hij wist, altijd een goede deal be­vorderden. Hij liet zijn vingers over zijn gladde wangen glijden. Hij had zich nog maar een uur geleden geschoren en genoot altijd van het heer­lijke, spiegelgladde gevoel van zijn huid. De scherpe, maar aangename geur van zijn aftershave vulde de hele auto en maskeerde de minder aan­gename geuren die Carlos Barreio, de politiecommissaris van Quintana Roo, tijdens zijn werkdag had opgedaan.

Barreio reed langzaam rond de modderplassen op het pad. Hij droeg zijn schone politie-uniform alsof hij generaal was. Hij was heel tevreden over zijn positie en liep ermee te koop op manieren die hij zelf subtiel vond. Aguilar vond maar weinig dingen bij Barreio subtiel. Op de achterbank zat de jonge Pepe Candelaria, Aguilars assistent, een trouwe indiaan, die zich verplicht voelde om alles te doen wat Aguilar zei. Pepe zat beschermend naast het kostbare, in een kist verpakte voorwerp alsof hij een misdadiger was die onder arrest op Bareio's ach­terbank meereed.

Aguilar en Pepe verdienden op grond van nationale wetten allebei arrest, maar wisten ook zonder een spoor van twijfel dat politiechef Barreio hen nooit in hechtenis zou nemen. Daarvoor had hij te veel te verliezen.

De auto stopte bij de rijk versierde, imposante ijzeren poort, die de toe­gang door de stenen muur afsloot. Barreio draaide met de slinger aan de deur grommend zijn raampje open en zwaaide naar de zwaarbewa­pende particuliere wachtpost, die hem direct herkende. Aguilar staarde door de voorruit en keek waarderend naar de dikke ste­nen muur die Xavier Salida's reusachtige fort omgaf. Stenen platen met mooie schrifttekens, mayawoorden en -reliëfs, afbeeldingen van jaguars, gevederde slangen en priesters met hoofdtooien van quetzal-veren en lendendoeken die met plaatjes van geklopt goud waren bestikt. Sommige van de gebeeldhouwde panelen waren echt, uitgegraven bij vergeten en overwoekerde ruïnes in het oerwoud. Andere waren bekwame verval­singen, die Aguilar had laten maken.

Xavier Salida zag het verschil niet. De drugsbaron was een ingebeelde, zij het machtige dwaas.

'Tiene una cita, señor Barreio?' vroeg de wachtpost in rad Spaans. Hebt u een afspraak?

Carlos Barreio fronste zijn wenkbrauwen. Zijn bovenlip droeg een dikke snor alsof het een zware koffer was, en het donkere haar onder zijn politiepet was glad naar achteren gekamd. Het werd al wat dunner en begon bij de slapen duidelijk te kalen, maar de klep van zijn officiële pet verborg dat soort details.

'Ik hoef helemaal geen afspraak te maken,' zei Barreio dreunend. 'Zijne Excellentie Salida heeft gezegd dat ik altijd welkom ben in zijn huis.' Aguilar boog zich naar de chauffeurskant. Hij wilde een vervelende en tijdrovende confrontatie liefst vermijden. 'We hebben weer een van de oude schatten die Zijne Excellentie Salida zo hevig begeert,' zei hij uit het raam. 'U weet hoezeer hij daarvan geniet, maar deze is nog kost­baarder dan de meeste andere.'

Hij wierp een veelbetekenende blik op de achterbank, waar de kist nog steeds zijn inhoud verborg. De broodmagere Pepe Candelaria legde een beschermende arm op het deksel. 'Wat zit erin?' vroeg de wachter.

'Dat mag alleen Zijne Excellentie Salida zien. Het zou hem bijzonder onaangenaam treffen als zijn wachtposten een blik op de goederen kon­den slaan voordat hij de kans heeft gehad om de waarde te bepalen.' Aguilar trok aan zijn slappe hoed van ocelotbont en glimlachte hoopvol. De wachtpost wiebelde onzeker, verschoof zijn geweer van de ene schou­der naar de andere en maakte ten slotte het smeedijzeren hek open. De barricade zwaaide naar binnen zodat Barreio met zijn politieauto kon passeren.

De commissaris parkeerde op de ruime, met brede stenen geplaveide rotonde binnen de ommuurde hof. Honden blaften en jankten vanuit hun kennels: Salida hield een half dozijn raszuivere dobermanns, die hij gebruikte om mensen te intimideren. Geïmporteerde pauwen schreden in het rond en verzamelden zich bij de koele mist van een fontein, die water de heiige lucht in spatte.

Aguilar draaide zich om en keek zowel de chauffeur als de passagier op de achterbank aan. 'Dit wordt een ingewikkelde deal. Laat het praten dus aan mij over. Als we Salida te spreken krijgen, leid ik de onder­handelingen. Omdat het een zeldzaam en ongewoon voorwerp is, kun­nen we op geen enkele manier de echte waarde vaststellen.' 'Haal er gewoon uit wat erin zit,' gromde Barreio. 'Wapens kosten geld, en de Liberación Quintana Roo heeft die nodig.'

'Ja, ja, die mooie revolutionairen van je.' Aguilar streek de voorkant van zijn kaki vest glad en zette toen zijn gevlekte hoed recht, maar zorgde dat zijn lange, donkere haar in een paardenstaart onder het ocelotbont bleef hangen. Toen keek hij naar Salida's enorme, witgekalk­te adobe villa.

Het had heel wat moeite gekost om de kunstvoorwerpen uit Xitaclán onder de waakzame blikken van de Amerikaanse archeologen vandaan te krijgen - maar nu was dat probleem opgelost. Van die buitenlanders had hij verder geen last meer. Dit speciale voorwerp was een van de laatste grote stukken uit de piramide, 'uit de Kamer van Wonderen', zoals de jonge indiaan met ontzag in zijn stem gezegd had ... vlak voor­dat hij weer in het oerwoud verdween zonder te onthullen waar hij de schatten ontdekt had.

Maar nu hadden zijn mensen weer toegang tot Xitaclán en alle vrijheid om te exploreren ... en te profiteren. Stuk voor stuk hadden ze veel geriskeerd, en dit was het moment om de buit binnen te halen. Aguilar en Barreio stapten uit de auto, terwijl Pepe de kist met het kunstvoorwerp zeulde. Hij liep onhandig te zwaaien onder het gewicht. Het geheimzinnige voorwerp was verrassend licht voor zijn omvang, maar de jongeman had korte armen en benen. Aguilar noch Barreio bood hulp aan.

Salida's balkons op de eerste verdieping waren een weelde van bloe­men, die met hun felle kleuren tussen de spijlen van de balustrades en aan de smetteloze muren van adobe hingen. Op een klein balkon hing een hangmat. Op een ander stonden lege rieten stoelen. Een wachtpost bij de deur kwam naar voren. Ook hij had een geweer over zijn schouder. 'Hola!' zei Aguilar, die zijn geoefende glimlach ver­toonde. 'We zijn hier voor een bezoek aan Zijne Excellentie Salida.' 'Ik ben bang dat hij vandaag geen goede dag heeft,' zei de wachtpost. 'U kunt naar hem toe gaan, maar dan loopt u het gevaar dat hij over­stuur raakt.'

'Hij ontvangt ons wel,' zei Aguilar, die alweer glimlachte. 'Als je hem wilt opkikkeren, laat je hem gewoon zien wat we voor hem hebben mee­gebracht.'

De wachtpost keek naar de kist en verstrakte direct wantrouwig, maar voordat hij iets kon vragen, zei Aguilar: 'Alweer een topstuk voor je meester. Nog adembenemender dan het beeld van de gevederde slang dat we laatst hebben afgeleverd. En je weet hoe prachtig hij dat reliëf vindt.'

Buiten op de binnenplaats begon een van de mannetjespauwen herrie te maken: een hees gekrijs als van een kip die langzaam door een cementauto verpletterd wordt. Aguilar keek om zich heen en zag de grote vogel zijn verbazingwekkende staart spreiden. Het dier zat boven op een hoge stéle, een stenen zuil met een jaguarkop die aan alle kan­ten omringd was door uitgehakte mayaschrifttekens en afbeeldingen. De stéle was drie meter hoog en woog vele tonnen. Het gevaarte begon een beetje te hellen, hoewel Salida's tuinarchitect het stevig in de grond verankerd had. Tientallen zwetende arbeiders hadden urenlang gezwoegd om het kunstwerk in het geheim over het grindpad naar de omheinde binnenplaats van de drugsbaron te krijgen. De pauw krijste opnieuw en pronkte met zijn veren. Aguilar overwoog om ze allemaal een voor een uit te rukken.

De wachtpost bracht hen naar een koele gang en daarna via een impo­sante trap naar de eerste verdieping, waar Xavier Salida zijn kantoren en particuliere salons had. Zonlicht viel door smalle ramen en glinster­de op stofjes die door de lucht zweefden.

Hun voetstappen echoden hol. Het huis leek stil en slaperig ... tot ze de eerste verdieping bereikten. Al toen ze door de gang liepen, hoorden ze Salida schreeuwen.

De wachtpost keek de drie bezoekers droogjes aan. 'Zoals ik al zei, heeft señor Salida vandaag geen goede dag. Een van onze kleine vrachtvliegtuigen is hier in de buurt neergeschoten. We zijn een piloot kwijt, en ook vele, vele kilo's van ons product.'

'Daar heb ik niets mee te maken gehad,' zei Barreio, plotseling in het defensief. 'De DEA misschien?'

De wachtpost keek over zijn schouder naar de commissaris. 'Señor Salida heeft zijn eigen verdachten.'

Ze naderden de grootste salon. De twee mooi uitgesneden mahoniehou­ten deuren waren, op een kier van zo'n tien centimeter na, bijna dicht.

Het geschreeuw van de drugsbaron werd er niettemin maar nauwelijks door gedempt.

'Grobe! Het moet Pieter Grobe zijn geweest! Niemand anders heeft daar de gore moed voor!' Salida zweeg even alsof hij luisterde. 'Ik ben niet bang voor escalatie van onze concurrentie,' zei hij. 'We moeten wraak nemen door tweemaal zoveel terug te halen - maar geef geen commen­taar, dreig niet. Doe het gewoon.' Hij smeet de hoorn met een echoënde klap op de haak, en over het vertrek daalde een stilte neer alsof iemand het met een kussen smoorde.

Aguilar slikte, zette zijn slappe hoed recht en deed een stap naar voren. Door glimlachend het initiatief te nemen, hoopte hij de drugsbaron gunstig te stemmen. Maar de wachtpost bleef met geschouderd geweer staan en versperde hem de weg. Hij schudde waarschuwend zijn hoofd. 'Nog niet. Dat is niet verstandig.'

Even later liet een grote stereo-installatie in de kamer operafragmenten horen. Een gillende sopraan met een zo mogelijk nog ergere stem dan de krijsende pauw buiten zong over onvoorstelbaar menselijk leed in een taal die Aguilar niet verstond.

Hij wist dat de drugsbaron de tekst evenmin begreep, maar Salida pro­beerde graag indruk te maken en deed zich dan voor als een gecultiveerd en verlicht man. De opera ging bijna vijf ondraaglijke minuten door, maar werd plotseling afgezet om plaats te maken voor een veel ont- spannender klassiek stuk, waarin orkestinstrumenten rijke en complexe melodieën speelden.

Toen de wachtpost de muziek hoorde veranderen, knikte hij en ge­baarde hij dat ze naar binnen mochten. Hij trok de rechterdeur van mahoniehout open.

Aguilar en Carlos Barreio liepen naast elkaar naar binnen, maar Aguilar wist dat hij de leiding had. Achter hem worstelde Pepe met de kist, die het kostbare en exotische kunstvoorwerp bevatte. Xavier Salida draaide zich om en keek hen aan. Hij vouwde zijn handen en glimlachte geduldig en zo warm dat het bijna echt leek. Aguilar ver­baasde zich over de snelheid waarmee de drugsbaron de tierende razer­nij van nog maar even eerder door een andere stemming vervangen had.

'Gegroet, beste vrienden,' zei Salida. Hij was mooi gekleed in een over­hemd van witte zijde, een met zorg op maat gemaakte broek en een fraai vest met een gouden horlogeketting die uit het zakje bungelde. Aguilar knikte en nam zijn hoed van ocelotbont af, die hij met de hou­ding van een smekeling voor zich hield. 'We zijn erg blij dat u ons wilt ontvangen, Excellentie,' zei hij. 'We willen u opnieuw een kunstvoor­werp laten zien. Zoiets schitterends hebt u nog nooit onder ogen gehad.'

Salida grinnikte. 'Fernando Victorio Aguilar, dat zeg je elke keer dat je me iets komt brengen.'

Aguilar glimlachte. 'En heb ik meestal geen gelijk? Koopt u niet meestal wat ik aanbied?' Hij gebaarde dat Pepe naar voren moest komen om de kist op de glazen tafel bij het bureau van de drugsbaron te zetten. Carlos Barreio stond in de houding en probeerde er in zijn politie- uniform imposant uit te zien. Aguilar keek om zich heen en zag de vertrouwde collectie: kunstzinnige prenten die vakkundig in zware, ver­gulde lijsten waren gezet, mayabeelden op voetstukken, een paar pre- columbiaanse stukken waarvan sommige in vitrines en andere op vensterbanken. Salida stelde de stukken tentoon waar hij het meest van hield, want hij had geen idee wat echt waardevol was en wat alleen een bonte snuisterij. Een rek met de allerduurste wijnen stond in een hoek van de kamer.

Xavier Salida liep met zijn rijkdom en macht te koop, maar Aguilar wist dat hij, toen hij nog niet zo rijk en machtig was, analfabeet was ge­weest. Er ging een verhaal over de manier waarop hij een privé-leraar had laten komen om hem te leren lezen. De man had zijn werk goed ge­daan, maar de pechvogel had een keer in een plaatselijke cantina te veel tequila gedronken en maakte toen grappen over het gebrek aan cultuur van de drugsbaron ... Dus had Salida hem uit de weg laten ruimen. Een hele reeks andere leraren had Salida bijgebracht hoe hij naar schil­derijen moest kijken en naar muziek moest luisteren. Zo werd hij een eerzaam burger. Hij at zijn dure Sevruga-kaviaar. Hij dronk zijn goede wijnen. Hij bracht op zijn nieuwste stereo-installatie oude muziek ten gehore. En hij deed net of hij wist wat hij deed als hij dure kunstvoor­werpen verzamelde.

Aguilar trok daar profijt van en buitte al stroopsmerend Salida's gebrek

aan kennis uit. De drugsbaron gaf voor geen prijs toe dat hij niet wist

wat hij deed en kocht bijna altijd wat Aguilar aanbood.

Maar ditmaal was de buit iets écht bijzonders. Daaraan kon geen twijfel

bestaan.

Pepe deed een stap bij de glazen tafel vandaan. Hij zweette, slikte, schuifelde met zijn voeten, veegde zijn handen af aan zijn broek en wachtte op verdere instructies.

De drugsbaron gebaarde naar de kist. 'Nou, kom op, Fernando. Maak die kist open en laat zien wat je ditmaal gevonden hebt.' Aguilar wendde zich met ongeduldige handgebaren tot Pepe. De jonge helper liep naar de kist en zette er zijn nagels in om de kopspijkertjes

los te trekken. Het deksel schoot open. Hij schoof het vulmateriaal opzij en haalde er voorzichtig een magisch kunstvoorwerp uit. Aguilar glim­lachte grootmoedig.

De drugsbaron hield zijn adem in en deed onwillekeurig gefascineerd een stap naar voren. Aguilars hart bonsde. Dit was precies de reactie waarop hij gehoopt had.

Pepe zette het ding op tafel, deed een stap naar achteren en ging op­nieuw met zijn bezwete handen over zijn broek. Het was een volmaakt doorzichtige, rechthoekige doos van iets meer dan dertig centimeter aan elke kant. Het glansde in het licht met een kleurig prisma alsof de inhoud in werkelijkheid uit vliesdunne plaatjes diamant bestond. De componenten in het binnenste waren vreemd en exotisch. Ze pasten in elkaar, waren onderling met glasvezels verbonden en glinsterden als kristallen. Aguilar vond het ding op de alleringewikkeldste klok ter wereld lijken, maar dan helemaal van loodkristal vervaardigd. In de zij­kant van de doorzichtige doos waren gaatjes geboord. Op de hoeken en een deel van de bovenkant zaten beweegbare vierkantjes. Delen van de glasheldere zijkanten waren voorzien van gegraveerde symbolen die wel iets leken op de onbegrijpelijke schrifttekens van de maya's. Niemand kon er uit wijs worden.

'Wat is dat?' vroeg Salida, die de zijkant aanraakte en zijn vingers zo snel terugtrok alsof hij zich gebrand had. 'Het is koud! Zelfs in deze hitte is het koud!'

'Dit object is een groot mysterie, Excellentie,' zei Aguilar. 'Met al mijn archeologische ervaring heb ik zo'n voorwerp nooit eerder gezien.' Aguilar had eigenlijk heel weinig archeologische ervaring ... maar het was waar dat hij zo'n ding nog nooit gezien had. Xitaclán herbergde veel vreemds.

De drugsbaron boog zich met halfopen mond naar het vreemde voor­werp. 'Waar komt het vandaan?' Hij was betoverd - en Aguilar wist dat de koop gesloten was. Voor een heel hoge prijs.

'Dit kunstvoorwerp komt uit een geheime nieuwe opgraving die Xitaclán heet. Die vindplaats is nog ongerept. We zijn op dit moment bezig om er veel van de waardevolste stukken vandaan te halen. Maar ongetwijfeld duurt het niet lang of er komt een nieuwe groep archeologen nog meer dingen weghalen.'

Carlos Barreio begon onheilspellend te kijken. 'Ze willen die uit Quintana Roo stelen,' zei hij 'en uit het land halen waar ze thuishoren.' Aguilar hoopte dat de commissaris zich niet tot een van zijn eindeloze politieke redevoeringen liet verleiden.

'Ja, maar voordat het zover is, brengen we natuurlijk zoveel "in veilig­heid" als we kunnen,' zei Aguilar glimlachend. 'En u bent een van onze meest vooraanstaande burgers, Excellentie Salida.' Fernando Victorio Aguilar was opgegroeid in de straten van Mérida. Zijn moeder was prostituee. Toen hij nog heel klein was, had ze hem leren stelen, zodat ze een betrekkelijk comfortabel leven leidden. Maar het was al snel tot hem doorgedrongen dat stelen gewoon stelen was, of hij nu een Mercedes Benz stal dan wel een stuk fruit op de markt. Zijn filo­sofie, had hij op een avond lachend gezegd toen hij met iemand een fles mescal leegdronk, luidde als volgt: als je een mango wilt stelen, kun je net zo goed van een toerist een diamanten horloge stelen, zodat je van dat geld je leven lang mango's kunt kopen. Stelen was stelen. Waarom zou je niet meteen het beste pikken?

Maar ondanks zijn opvoeding had Aguilar zijn dieverij nooit prettig gevonden. Hij stond zich zelfs een zeker schuldgevoel toe als hij de woede, de angst en het verdriet zag op de gezichten van de toeristen die hij overviel en van de winkeliers die hij bestal. Tot zijn verrukking had hij ontdekt dat het stelen van dure kunstvoor­werpen een heel andere zaak was. Dat was stelen van mensen die het niet kon schelen, van mensen die allang dood waren. Het was winst­gevender en minder riskant dan in Cancún een toerist beroven. Tenzij natuurlijk een bemoeizuchtig stel Amerikaanse archeologen toe­vallig op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was ... Toen Xavier Salida zijn openingsbod op het kunstvoorwerp deed, was dat al veel meer dan waarop Aguilar gehoopt had. Carlos Barreio kon zich nauwelijks bedwingen, maar Aguilar wist er nog eens vijftien procent bovenop te krijgen.

Toen de wachtpost hen weer naar de geparkeerde politieauto bracht, was iedereen gelukkig. De drugsbaron was na de aankoop van zijn objet d'art zichtbaar opgevrolijkt, en Aguilar en Barreio waren meer dan tevreden met de overeengekomen prijs.

De commissaris reed zijn auto weer door de smeedijzeren poort en over het lange grindpad. Toen ze aan de voet van de heuvel de onverharde weg bereikten, zei Aguilar dat Barreio moest stoppen. Hij draaide zich om en begon met zijn jonge helper op de achterbank te praten. 'Jij stapt hier uit, Pepe. Ik wil dat je meteen naar Xitaclán teruggaat. Je hebt gezien hoeveel geld we met dit ene ding verdiend hebben. Er moet nog meer te vinden zijn. Ik vertrouw niemand behalve jou. Kijk wat je in de ruïnes kunt vinden, en schiet op.'

Pepe stapte onbehaaglijk uit het achterste portier. Hij stak zijn hand onder de achterbank om de machete te pakken die hij vaak bij zich had. 'Maar eh ... moet ik dan lopen?'

Aguilar fronste zijn wenkbrauwen. 'Je kunt er in een dag zijn. Als je langzaam loopt, in twee dagen. Je kunt een deel van de weg liften, maar schiet op! Of ben je soms bang? Er zit een grote bonus voor je in het vat.'

Pepe slikte en schudde toen zijn hoofd. 'Ik zal doen wat u vraagt, señor Aguilar.'

'Je weet waar je me kunt vinden,' zei Aguilar. Hij reikte in zijn koffer en haalde er een stapel peso's uit. 'Hier, dit is voor je gezin,' zei hij. 'Er komt nog veel meer, maar dat moet je niet allemaal op zak hebben. Doe je lieve moeder en je zusters maar de groeten van me. Misschien kom ik ze binnenkort nog wel eens opzoeken.'

Pepe stamelde zijn eigen beloftes en vluchtte toen het oerwoud naast de weg in. Aguilar trok de slappe rand van zijn ocelothoed weer stevig over zijn hoofd, maakte zijn paardenstaart los en liet zijn donkere haar vrij op zijn schouders vallen. Uitzonderlijk tevreden met zichzelf leunde hij achterover op de stoel van de politieauto. Misschien beloonde hij zich wel met een nieuwe scheerbeurt.

'Op naar Cancún,' zei Aguilar. 'Laten we maar eens een deel van ons geld uitgeven.'

Carlos Barreio had een harde, tevreden grijns op zijn gezicht. 'Geef jij je eigen deel maar uit,' zei hij.

'Dat ben ik inderdaad van plan,' antwoordde Aguilar, en toen reden ze tussen de dikke bomen over het smalle, ongeplaveide pad weg.