23

 

EEN ONDERZOEK NAAR ANGST

 

 

 

 

Zodra je als verslaafde serieus begint te denken aan stoppen met je verslaving, ontstaat er angst in een of andere vorm. Maar dat denken zelf ontstaat vaak ook uit angst, namelijk voor wat er zou kunnen gebeuren als je niet stopt met je verslaving. Je weet immers dondersgoed dat je op een neergaande weg zit, en dat als je niets verandert, grotere ellende je deel zal zijn. Dus ga je overwegen om te stoppen. Maar dan vliegen de tegenstrijdige angsten je om de oren. Daar is de angst dat het niet zal lukken, en dat je jezelf een nog grotere slappeling zult vinden, een complete mislukking, en dat je jezelf niet eens meer wijs zult kunnen maken dat je er binnenkort wel eens mee zult ophouden. Die angst is echter nog niets vergeleken bij de angst dat het stoppen wel zal lukken, maar dat het leven daarna een grauwe, troosteloze ellende zal zijn, een sombere leegte, een deprimerend gat waar je steeds dieper in weg zult zakken. En dus stel je het stoppen nog maar even uit en vlucht je terug in je verslavingsroes om de teleurstelling in jezelf maar niet te voelen. Juist door te vluchten voor je angst, houd je hem in leven en blijft hij je leven bepalen.

 

Maar wat is die angst eigenlijk? Waar komt hij vandaan? Je ziet diezelfde angst ook op andere momenten in je leven de kop opsteken. Sommigen voelen die angst als ze bij de bakker staan te wachten en iemand anders ineens voordringt. Je weet dat je er eigenlijk iets van zou moeten zeggen, maar je durft niet. Je voelt die angst als je kritiek moet geven op iemand, op de loodgieter die een rotzooitje maakt in je huis, op een vriend die zijn afspraken niet nakomt, op de ober die een lauwe bak koffie geserveerd heeft. Of je moet een fout of vergissing bekennen: je hebt een deuk in de auto van je buurman gemaakt en moet hem dat gaan zeggen, je baas loopt een grote order mis omdat je een telefoontje vergeten bent, je hebt een slippertje gemaakt en moet dat opbiechten aan je partner. En je voelt die angst als je goed voor den dag moet komen, zoals tijdens een sollicitatiegesprek, of als je iets over jezelf moet vertellen voor een groep mensen die je nauwelijks kent. Het lijkt wel of die angst constant bij je is, en soms zelfs ongemerkt je gedrag beïnvloedt. Je loopt in de supermarkt even een gangetje verder om die vervelende buurman niet te ontmoeten, je slaat automatisch je ogen neer, de manier waarop je iets zegt is veel vriendelijker dan hoe je je voelt. Al die grote en kleine angsten komen uiteindelijk voort uit één angst: voor afwijzing. Ieder mens is in meer of mindere mate bang voor afwijzing. Sommige mensen zijn ook bang om anderen af te wijzen. Maar dat is omdat ze bang zijn om zich schuldig te voelen, en dat is een vorm van zelfafwijzing. Angst is altijd angst voor (zelf)afwijzing.

 

Gaat er al een lichtje branden? Waar komt die angst voor afwijzing vandaan? Uit de jongste jaren van je leven natuurlijk! In die jaren heb je de meest pijnlijke afwijzing meegemaakt, namelijk de afwijzing van je natuurlijke staat van zijn. Daardoor heb je je negatieve geloof gevormd. En om dat weer te verbergen voor jezelf en anderen, heb je je identiteit en je imago opgebouwd. Veel van die dagelijkse angsten en angstjes hebben dan ook te maken met de angst voor gezichtsverlies, afgaan, een raar figuur slaan, verkeerd overkomen, door de mand vallen; kortom, met de angst dat je imago niet goed functioneert en anderen zouden kunnen zien dat je eigenlijk dom bent, of slap, of niet goed genoeg, of een egoïst, of vul je eigen negatieve geloof maar in.

Maar de diepste angsten liggen op het vlak van wat je zelf vindt over jezelf. Dit is de angst voor het kwijtraken van je identiteit, het zelfbeeld dat je hebt opgebouwd om je goed te kunnen voelen over jezelf, of tenminste niet al te slecht. Je identiteit is het beeld dat je goed bent in rekenen of in taal, dat je slim bent of handig, creatief, intelligent, of veel ervaring hebt. Je identiteit bevat je belangrijkste meningen op het gebied van politiek, geloof of moraal, waardoor je meent dat je aan de kant van ‘de goeden’ staat. Onze diepste angst is dat dit identiteitsbouwwerk instort en dat we geheel naakt staan in de vaste overtuiging dat we volstrekt waardeloos zijn, stom, egoïstisch, slecht, niet welkom, niet waard om te leven, niet goed genoeg om van te houden.

Elke angst is dus angst voor de confrontatie met ons negatieve geloof, en de zelfafwijzing die erin besloten ligt.

 

Dat is tevens de diepe angst voor het stoppen met een verslaving. We hebben al gezien dat verslaving ontstaat als een vlucht voor de onvrede met jezelf, en dus als een soort bedekking van je negatieve geloof. Maar we hebben ook gezien dat verslaving het probleem waar je voor vlucht alleen maar verergert. Verslaving breekt je imago en je identiteit dus eigenlijk af, je hebt een steeds slechter beeld van jezelf, je gaat je steeds slapper en waardelozer voelen, je komt steeds meer in aanraking met je negatieve geloof over jezelf. Tegelijkertijd heb je je verslaving steeds harder nodig om te vluchten voor je negatieve geloof, en in dat opzicht zorgt je verslaving dus eigenlijk voor een soort schijnidentiteit. Verslaving breekt de normale ‘gezonde’ identiteit, die veilige afdekking van het negatieve geloof, steeds verder af, en zet er een heel wankele quasi-identiteit voor in de plaats. Herinner je je nog dat verslaving bedoeld is om de scheuren in je imago- en identiteitjas te repareren, maar dat bij elk gebruik de scheuren er juist door vergroot worden? Die volkomen gerafelde jas waar de naaktheid van het negatief geloof overal doorheen schijnt, maar waaraan je je blijft vastklampen als een dakloze zwerver aan zijn kartonnen doos, dat is je verslavingsidentiteit.

 

De angst voor het stoppen met je verslaving is de angst voor het volledige verlies van je identiteit. ‘Wie ben ik eigenlijk als ik niet meer verslaafd ben?’ denk je, en je ziet alleen maar een groot leeg gat, en een waardeloos gevoel over jezelf: je negatieve geloof. Dat is de angst voor het stoppen. Het is een heel echte angst voor een heel echt lijkende illusie! De Duitse dichter Rainer Maria Rilke heeft gezegd dat onze diepste angst als een draak is die onze diepste schat bewaakt. Deze angst voor verlies van identiteit en confrontatie met de leegte en de zelfafwijzing is de laatste illusie die ons afhoudt van onze natuurlijke staat van zijn. Zodra we deze illusie doorzien, gaan we leven zoals we werkelijk zijn en overwinnen we uiteindelijk al onze remmingen en blokkades. Ongehinderd tot uiting brengen wat altijd al onze innerlijke natuur geweest is, dat is de uitkomst van die lange pijnlijke weg waarvan verslaving het laatste traject kan zijn. En zo is de angst voor het stoppen met een verslaving eigenlijk de angst om te moeten erkennen dat we in wezen volmaakt zijn, dat we in onze natuur goed en sterk en creatief en spontaan en zorgzaam zijn. Het is uiteindelijk de angst om gelukkig te zijn.

 

‘Wat een onzin,’ denk je misschien, ‘wie is er nu bang om gelukkig te zijn?’ Maar let op: dit geluk is het geluk van onafhankelijkheid, zelfstandigheid, vrijheid en... verantwoordelijkheid. Zodra je overweegt om de verantwoordelijkheid voor jezelf op je te nemen, voel je angst. Hier komt het grootste schijnvoordeel van de verslaving aan het licht: het lijkt namelijk veel veiliger om maar slachtoffer te blijven, daar ben je immers al je hele leven aan gewend. Als verslaafde kijk je met schrik tegen die eigen verantwoordelijkheid aan: ‘Dan mag ik nooit meer eens iets doms of iets slechts doen, nooit meer gewoon eens uit de band springen, nooit meer een avondje lekker doorzakken of passief voor de tv liggen; al die dingen mag ik niet meer als ik verantwoordelijkheid neem voor mijn leven.’ Zo klinkt ongeveer de angst van de verslaafde, en eigenlijk van alle mensen die zich koesteren in een slachtofferrol.

Maar deze angst is zelf een illusie! Want natuurlijk mag je als je eenmaal verantwoordelijkheid neemt voor jezelf nog steeds een avond passief voor de tv liggen. Het verschil is alleen dat je je er dan niet meer schuldig over voelt, dat je er gewoon van geniet. Vermoedelijk zul je minder vaak dan nu voor de tv liggen, maar dat is niet omdat het niet mag, maar omdat je zoveel andere en leukere dingen te doen hebt. Dat angstbeeld voor je eigen verantwoordelijkheid ontstaat doordat je ernaar kijkt door de bril van je negatieve geloof. Het is dat negatieve geloof dat zegt dat je eerst aan allerlei voorwaarden moet voldoen voordat je een beetje vrede met jezelf mag hebben. Volgens dat negatieve geloof ben je eigenlijk nooit goed genoeg, en zit je voortdurend jezelf te veroordelen. Het is juist daardoor dat je steeds meer geblokkeerd raakt en verzinkt in passiviteit en vluchtgedrag.

In je natuurlijke staat van zijn is alles in het hier en nu precies goed, ook jijzelf. Je hoeft niet eerst van alles aan jezelf te verbeteren, je bent al goed precies zoals je bent.

‘Ja, dat klinkt wel leuk, maar dan doe ik helemáál niets meer,’ werp je misschien tegen. Maar zo werkt het niet. Kijk nog eens beter. Zoals je minder verandert en passiever wordt naarmate je harder tegen jezelf roept dat je niet deugt en niet goed genoeg bent, zo geldt ook het tegendeel. Als je alles goed vindt zoals het is, dan ontstaan veranderingen vanzelf. Niet omdat het moet, maar omdat het leuk is. Zie je, die angst die voortvloeit uit je negatieve geloof maakt dat je veranderingen doorgaans uit de weg gaat. Maar als die angst eenmaal geen voedingsbodem meer heeft, blijkt verandering een van de leuke kanten van je leven te worden.

 

De angst voor het stoppen met je verslaving is heel begrijpelijk. Kijk ernaar zonder schaamte. Je staat op de drempel van een enorme beslissing, op het punt om de allergrootste illusie van je leven los te laten: je zelfbeeld, je verslaafdenidentiteit, je verslaafdheid aan je identiteit. Laat die angst gerust in je groeien, onderzoek die angst en kijk wat er zou gebeuren als je er weer voor zou wegvluchten. Kijk welke mogelijkheden je voor jezelf blokkeert zolang je wegvlucht voor die angst. Kijk naar de prijs die je elke dag weer betaalt vanwege je vlucht voor deze angst. Vlucht niet langer voor die angst, het is niet je vijand, het is de bewaker van je grootste schat: je eigen volmaakte natuur.

Die angst is je beste vriend, want altijd weer wijst hij je waar je geluk verborgen is. Je hebt hem tot nu toe nooit begrepen en bent vaak voor hem weggelopen. Maar kijk nog eens naar die angst in zijn alledaagse verschijningsvormen, bijvoorbeeld bij de bakker op het moment dat iemand voor zijn beurt gaat. Of vlak voordat je in het openbaar moet spreken. Al die keren dat je deze angst hebt gevoeld en tóch gedaan hebt waar je bang voor bent, heb je onmiddellijk naderhand een soort geluk gevoeld, al was het maar heel vaag. Wij begrijpen deze angst volkomen verkeerd. Wij denken dat het een soort waarschuwingsbord is dat met grote rode letters zegt: ‘Pas op, niet doen, wegwezen, verbergen, dat gaat pijn doen, hou jezelf klein!’ Maar het is juist een grote groene pijl die ons zegt: ‘Hier moet je zijn, dit moet je doen, hier ligt je ware natuur, ga zo door en je zult je heel blij voelen, toe maar, je doet het goed!’ Dat is wat deze angst ons dagelijks probeert te zeggen.

En nu sta je voor die enorme angst die jou uit alle macht probeert duidelijk te maken dat hier de kern van je geluk te vinden is: het accepteren van je natuurlijke goedheid. De leegte die je voor je ziet is de leegte waarin alles weer mogelijk is, de openheid waarin je natuurlijke goedheid zich kan manifesteren. Maar je moet wel eerst het besluit nemen. Je moet eerst de sprong in het onbekende wagen. Wacht niet totdat je eerst die angst hebt overwonnen. Denk je dat een parachutist die voor de eerste keer uit het vliegtuig gaat springen éérst zijn angst overwint en pas daarna de sprong in de peilloze diepte waagt? Het is net andersom! Hij staat klaar voor de sprong, zijn hart klopt in zijn keel, het zweet staat in zijn handen, hij denkt aan de kans dat hij dit niet zal overleven, de angst is verstikkend, half verlamd staart hij naar zijn instructeur. Zijn handen klemmen zich rond zijn laatste houvast, als een drenkeling aan een stuk drijfhout. Dan is het moment daar, de instructeur geeft hem een klap op zijn schouder en brult: ‘GO!’ De arme angstige parachutist doet maar één ding: hij laat los. De wind sleurt hem mee, zijn angst is nu overweldigend, hij valt, een brul van doodsangst komt uit zijn keel en besterft weer op zijn lippen. Dan wordt alles zwart voor zijn ogen. Enkele seconden later voelt hij een ruk, hij kijkt omhoog, ziet de geopende parachute, hij voert zijn controlehandelingen uit, alles lijkt in orde. Dan kijkt hij omlaag en om zich heen... Pas nu merkt hij dat alle angst van hem af is gevallen. Een onvergetelijke rust maakt zich van hem meester, hij heeft de angst overwonnen, nu zweeft hij als een vogel in de volmaakte stilte tussen hemel en aarde. Vanbinnen is hij leeg, zonder angst, zonder beknelling. Dit is de leegte die volmaakt is, waarin het geluk niet eens meer benoemd hoeft te worden. Dit is de natuurlijke staat van zijn.

 

Als je denkt dat het beangstigend is om uit een vliegtuig te springen, dan heb je beslist gelijk. Maar stoppen met een verslaving, stoppen met alle verslavingen, stoppen met de allerlaatste verslaving, namelijk de verslaving aan je negatieve geloof, dat is de meest beangstigende van alle keuzes die je ooit gemaakt hebt en nog zult maken. Maak die angst dus tot je vriend. Omarm hem, en spring samen met hem in de grote leegte. Je zult er nooit spijt van krijgen.