18

 

ALCOHOLVERSLAVING

 

 

 

 

Alcohol is een merkwaardig middel, want het is pas verslavend boven een bepaalde dosis. Blijf je beneden die dosis, dan is het gebruik niet verslavend en zelfs niet eens ongezond. De grens is voor iedereen verschillend, maar ligt gemiddeld ergens bij twee glazen per dag. Omdat het alcoholgehalte van bier lager is dan dat van wijn, en dat weer lager is dan dat van jenever, whiskey of cognac, maakt het voor de hoeveelheid alcohol niet zoveel uit of je nu twee glazen bier drinkt of twee glaasjes jenever. Van belang is natuurlijk wel of je ze vlug achter elkaar drinkt, of met een langere tussenpoos.

Maar eigenlijk is het helemaal niet nodig om die grens uit te leggen, want iedereen die er wel eens overheen gaat, kent hem. Hij ligt op het punt waar je tegen jezelf begint te praten, ongeveer op een van de volgende manieren: ‘Ach, het mag nu wel weer eens; ik heb het nu wel verdiend om mezelf eens te laten gaan; iedereen kan nu eventjes de pot op maar ik ga lekker genieten; ik hoef mezelf toch niet altijd te beheersen; ik heb zo’n hekel aan dat veroordelende stemmetje in mijn hoofd, ik doe het gewoon.’

Heel veel mensen staan zichzelf eens in de paar weken of maanden toe die grens te overschrijden. Ze springen een avond uit de band, zakken eens helemaal door, hebben de volgende dag een stevige kater en zijn weer voor weken of maanden genezen. In feite voelen ze zich na zo’n uitspatting inderdaad wel een beetje schuldig, maar als de kater weg is, is het schuldgevoel ook weer over. Deze groep staat op de rand van de verslaving. Er is wel al een vage vicieuze cirkel, want de behoefte aan zo’n uitspatting komt immers met enige regelmaat terug. Maar er is (nog) geen negatieve spiraal, omdat de uitspatting tamelijk geïsoleerd staat van het dagelijkse leven, en daar dus nauwelijks een negatief effect op heeft. Vaak zien we dat mensen een bepaalde periode van hun leven op deze manier drinken, maar dat dit vanzelf overgaat als ze hun draai weer gevonden hebben.

Het wordt daarentegen vanzelf erger als het dagelijkse leven beknellender en uitzichtlozer wordt. Het grensgeval kan dan in korte tijd veranderen in een echte verslaving. Deze mensen worden vaak weekenddrinkers. Elke vrijdag- en zaterdagavond is het zover, het overschrijden van de grens is op zichzelf al een gewoonte geworden, het ‘er eventjes helemaal uit zijn’ een noodzaak. Door de week wordt naar het weekend toegeleefd, het weekend zelf komt volledig in het teken te staan van uitgaan, ‘stappen’, en dat uitgaan is weer volledig afhankelijk van het alcoholgebruik, soms in combinatie met andere uitgaansdrugs als cocaïne of extacy. En de maandag is afkickdag, ook wel ‘baaldag’ genoemd. Alle onvrede met je eigen leven, zoals vervelend werk, een saaie relatie, geldgebrek of een te kleine woning, worden gecompenseerd met weekendfantasieën. Dat versterkt je gevoel van machteloosheid tegenover je leefsituatie, het versterkt het gevoel bekneld te zitten in een leven dat weinig vooruitzichten biedt, en het versterkt uiteindelijk weer je behoefte aan het weekend, symbool van vrijheid en van ‘alle remmen los’.

Ook deze vorm van alcoholverslaving gaat vaak na een tijd min of meer vanzelf over als de leefsituatie verbetert. Door een betere baan of een nieuwe relatie kan iemand echt meer plezier in zijn leven krijgen, waardoor de noodzaak van de wekelijkse uitspatting vervalt. Soms verdwijnt de alcoholverslaving alleen maar omdat er een andere verslaving voor in de plaats komt, bijvoorbeeld een relatieverslaving.

Veel ernstiger wordt de alcoholverslaving als het drinken dagelijks gebeurt, in je eigen huis, als middel om te ontvluchten aan een problematische situatie. Er is een diep gevoel van eenzaamheid en tekortschieten, van somberheid over het hele bestaan, en een glaasje alcohol verandert dit gevoel in een prettige warmte vanbinnen. Als alcohol in grotere hoeveelheden deel gaat uitmaken van je dagelijkse regelmaat, zit je in de problemen. Omdat alcohol een maatschappelijk geaccepteerd middel is, hebben veel alcoholverslaafden aanvankelijk niet eens door dat ze verslaafd zijn. Het echtpaar dat ’s avonds bij de maaltijd met z’n tweeën een flesje rode wijn drinkt, bij de koffie elk twee likeurtjes neemt en de rest van de avond samen nog een fles port soldaat maakt, is echt verslaafd aan alcohol, ook al functioneren beiden prima, allebei een drukke baan, heel sociaal en zo, goede relatie ook, niks aan de hand. De alcoholverslaving werkt zo sluipend, soms duurt het jaren voordat verslavingskenmerken zoals trillende handen, angstaanvallen en hallucinaties het onmogelijk maken jezelf nog langer voor de gek te houden.

 

Elza is oprichter en directeur van een bloeiend organisatie- en adviesbureau met veertien medewerkers. Haar leven is een successtory. Nadat ze op haar slofjes het atheneumdiploma heeft gehaald, gaat ze rechten studeren, en doet er als hobby informatica bij. Na haar opleiding loopt ze stage bij een multinational in de Verenigde Staten. Haar werkgever wil haar graag houden en biedt een goede baan, maar ze kiest voor een minder betaalde baan bij een internationale hulpverleningsorganisatie omdat ze wat van de wereld wil zien. Daar maakt ze pijlsnel carrière. Overal in de derde wereld zet ze hulpprojecten op, die allemaal zeer succesvol zijn. Ze heeft gewoon alle benodigde eigenschappen: ze is doortastend, heeft een enorme zelfdiscipline, en is flexibel genoeg om in onverwachte en primitieve omstandigheden te improviseren. Engels en Spaans spreekt ze vloeiend, Duits en Frans redelijk goed, en nog een aardig mondje Hebreeuws omdat ze familie heeft in Israël.

 

Elza’s ouders zijn joods, de vader werkte tot aan zijn overlijden (Elza was toen 14 jaar) in het bankwezen, haar moeder runde een kledingzaak. Elza was het enige kind en kreeg een tamelijk strenge opvoeding van haar moeder. Die was bijzonder duidelijk en rechtlijnig in haar verwachtingen, en ook heel direct in het afdwingen van wat ze wilde. Moeder huldigde de opvatting dat je elke minuut van je leven positief moest benutten. Natuurlijk was dit haar manier om het schuldgevoel te compenseren over het feit dat zij de oorlog overleefd had en zoveel familieleden van haar niet. Twee dingen accepteerde ze niet in haar huis: verdriet en niets doen. Bij elke uiting van verdriet, pijn, boosheid of verveling was moeders reactie: ‘Stel je niet aan’, en verbrak ze het contact. Pas als je weer ‘normaal’ deed, was moeder weer beschikbaar, maar dan ook helemaal. Elza leerde dus zichzelf heel goed onder controle te houden. Haar negatieve geloof werd daardoor: ‘Ik ben een slappeling.’ Want dat is wat zelfcontrole eigenlijk is: het geloof dat zonder die controle alles verkeerd loopt met mij, dat ik eigenlijk een waardeloze slappeling ben.

 

Rond haar dertigste is Elza het reizen moe en accepteert ze een leidinggevende baan bij het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Maar ze is veel te dynamisch om zich te kunnen schikken in de beknellende regelgeving van de ambtelijke bureaucratie. Na twee jaar begint ze voor zichzelf als freelance adviseur voor internationale projecten. Ze werkt zich te pletter, sleept enkele miljoenenklussen binnen en huurt medewerkers in. Haar bedrijfje groeit als kool en ze moet zelfs moeite doen om niet te groot te worden. Maar haar afkeer van vastgeroeste patronen maakt dat ze de grens trekt bij veertien medewerkers en alleen maar opdrachten aanneemt die haar werkelijk bevallen. Ook nu moet ze geregeld naar het buitenland, zij het dat ze nu meestal in de betere hotels vertoeft en grote congressen afreist.

In al die jaren zijn er een paar kortstondige relaties geweest met mannen, maar Elza gunt zich eigenlijk niet de tijd om daar iets van te maken. Een keer was er een relatie met een man die ook een internationale functie had, en ze zagen elkaar hooguit eens per maand in een hotelkamer. En een tijdje hield ze het vol bij die aardige zonderling die een huisje had in de Provence en haar als een liefdevolle vader ontving. Verder heeft ze af en toe een avontuurtje, zonder enige verdere verlangens of pretenties. Pas rond haar veertigste loopt er iets spaak.

 

Ze merkt dat ze steeds vaker begint te piekeren als ze na een drukke dag alleen thuis is. Dat gepieker gaat vaak vergezeld van een gevoel dat ze de boot gemist heeft. Hoewel ze nooit de wens gehad heeft om kinderen te krijgen, komt die gedachte steeds vaker bij haar op, nu het om puur biologische redenen te laat is. Tijdens die twijfel- en piekerbuien voelt ze een sterke hekel aan zichzelf. Dit gevoel van schuld en spijt past absoluut niet bij haar, ze wijst het af als stom en slap van zichzelf. Heel lang lukt het haar om die buien snel weer onder controle te krijgen. Maar daardoor wordt ze zich steeds meer bewust van dat controlerende stemmetje in haar, dat bij alles wat ze doet commentaar geeft. Het gevoel dat ze alles onder controle heeft, wordt steeds meer een last. Alsof ze haar hele leven een soort bewaker bij zich heeft gehad die haar dwong om sterk te zijn en doortastend en succesvol. Ze krijgt steeds meer een hekel aan die bewaker, en af en toe weet ze aan hem te ontsnappen door alcohol te drinken. Hoewel ze in haar werk geregeld alcohol dronk als de gelegenheid daarom vroeg, is ze altijd matig geweest. Nu wordt onmatigheid de enige manier om aan de controleur in haar hoofd te ontsnappen. Regelmatig drinkt ze een fles wijn voor het slapengaan, en het duurt niet lang of ze drinkt dagelijks. In hoog tempo stort haar wereld in: ze laat haar werk steeds vaker over aan haar oudste medewerker, komt dagenlang haar huis niet meer uit, en weet dit ook nog te camoufleren voor haar vriendenkring. Die zijn immers gewend dat ze soms weken in het buitenland verblijft. Gelukkig voor Elza onderkent ze al binnen een halfjaar dat ze in een negatieve spiraal zit en zoekt ze hulp.

 

Mensen die als negatief geloof ‘ik ben een slappeling’ hebben, leven in de veronderstelling dat ze zichzelf volledig onder controle moeten houden. Ze hebben als het ware een controleur bij zich die altijd over hun schouder meekijkt en zegt wat ze moeten doen, en vooral laten. In de gewone psychologie wordt deze controleur ook wel eens ‘superego’ genoemd. Hij zegt je wat hoort en wat niet hoort, wat goed is en wat slecht. Elza had geleerd dat het slecht is je te vervelen en verdrietig te zijn of pijn te hebben. Dus hield ze al deze stemmingen goed onder controle en werkte ze zich te pletter om een actief en zinvol leven te leiden. De controleur op haar schouder had de volledige zeggenschap over haar leven. In feite heb je van die controleur het minste last als je alles doet wat hij zegt. Je kunt dan zelfs vergeten dat hij er is.

Maar op het moment dat Elza zo rond haar veertigste ontdekte dat ze een paar heel belangrijke dingen in het leven domweg vergeten was (of uit de weg gegaan), zoals een liefdesrelatie en kinderen, begon haar verzet tegen deze meedogenloze controleur. Die werd daardoor natuurlijk steeds vervelender en beklemmender. Om tenminste af en toe van dat walgelijke moreel correcte stemmetje af te zijn (waarin we ook de afwijzende moeder herkennen) vluchtte ze in de drank. Maar na elke roes riep dat stemmetje harder dat ze een slappeling was en helemaal geen recht had om verdrietig te zijn of tijd te verknoeien met zinloze spijtgevoelens. Ze had immers een fantastisch leven, vergeleken met al die familieleden die in concentratiekampen waren omgekomen. Waardoor ze zich schuldig ging voelen over haar eigen schuldgevoelens, spijt kreeg van haar spijtgevoelens, en het ontzettend stom vond dat ze van die stomme dingen deed.

 

En daarmee is de cirkel rond. Dit verschijnsel doet zich vooral voor bij mensen die het vermogen hebben en gewend zijn zichzelf te analyseren. Zij zijn in staat hun eigen verslaving te bekijken. Ze zien dat ze heel erg vanuit een gebrek aan eigenwaarde leven, of vanuit een angst voor afwijzing, of vanuit een schuldgevoel. En worden vervolgens nog bozer op zichzelf, gaan zich nog afhankelijker of schuldiger voelen. Zij vinden het dom dat ze zichzelf altijd dommer vinden dan anderen. Zij vinden het slap dat ze zichzelf altijd als de zwakkere gedragen. Ze vinden het echt slecht van zichzelf dat ze zich zo snel schuldig voelen. De crisis krijgt een extra impuls door de analytische reflectie erop, en de verslaving neemt doorgaans met kwadratische snelheid in ernst en hevigheid toe. Totdat men doorkrijgt dat het negatieve geloof ook op destructieve wijze doorwerkt in de beschouwing van de gevolgen van het negatieve geloof, en op die manier zichzelf versterkt. Of kortweg: totdat men de illusie van het negatieve geloof doorziet.