14

 

EETVERSLAVING

 

 

 

 

De eetverslaving lijkt veel op de seksverslaving: een op zichzelf volkomen natuurlijk verschijnsel – seks of eten – komt door de verbinding met je negatieve geloof in een vicieuze cirkel terecht van willen ontsnappen aan onlustgevoelens en deze daardoor juist versterken. Seks is – eenmaal ontdaan van alle problematiek – gewoon lekker, en eten is dat ook. Maar door de zelfafwijzing die eraan gekoppeld is, ontstaat de dwangmatigheid. Meestal leidt een eetverslaving tot veel eten of snoepen, waardoor overgewicht ontstaat. Maar soms wordt het eten meteen weer uitgekotst, of gaat de verslaafde op zo’n streng dieet dat er juist ondergewicht ontstaat. Soms wisselen deze fases elkaar af. Hoe de eetverslaving zich ook manifesteert, een diepe zelfafwijzing vormt er altijd de basis van.

 

Marleen is 34 jaar, getrouwd met Henk en moeder van drie kinderen. Ze is zelf de derde van vier dochters uit een gezin waarvan de moeder heel erg dominant was, en de vader een teruggetrokken en gesloten man die vluchtte in zijn hobby: het verzamelen van fossielen. De moeder bestuurde het huishouden als een vorstin. Ze hield alles onder controle. Bovendien wilde ze haar dochters behoeden voor de vergissing die ze zelf gemaakt had: trouwen in plaats van studeren. Ze stelde daarom zeer hoge eisen aan haar dochters, terwijl complimentjes zeldzaam waren. Eigenlijk was de moeder bang dat haar dochters zouden ophouden met presteren als ze hen zou belonen met complimenten. Alle dochters kregen daardoor als negatief geloof mee: ‘Ik ben nooit goed genoeg.’ Marleen kon iets minder goed leren, en werd door moeder zwaar onder druk gezet om ‘meer haar best te doen’. Zij kreeg als negatief geloof mee: ‘Ik ben dom’, maar dan wel met de toevoeging: ‘door mijn eigen stomme schuld.’

Het ligt voor de hand dat ze zich zo vroeg mogelijk aan de heerschappij van haar moeder onttrok. Op haar zeventiende ging ze een verpleegstersopleiding volgen, maar ze had voortdurend het idee dat de leerstof veel te moeilijk voor haar was. Eigenlijk was ze zelfs blij dat ze zwanger raakte van haar vriend Henk en de hele opleiding eraan kon geven.

De eerste paar jaren genoot ze van haar huwelijk, en toen er iets van onvrede begon op te duiken, namen ze een tweede kind, en na enkele jaren nog een derde. Natuurlijk nam daarna haar onvrede weer toe, over het eentonige bestaan als fulltimemoeder, over Henk die zich steeds vaker terugtrok achter zijn computer, over haar machteloosheid tegenover haar kinderen. Ze wilde niet zo autoritair zijn als haar eigen moeder was geweest, zij wilde dat haar kinderen niet bang voor haar hoefden te zijn. Maar ongemerkt probeerde ze toch, net als haar moeder, haar huishouden volledig onder controle te krijgen. Ze slaagde daar volstrekt niet in, waardoor ze zichzelf enorm tekort voelde schieten als moeder. Bij alle onvrede met haar situatie voelde Marleen een diep en sluimerend zelfverwijt: ‘Het is allemaal mijn eigen stomme schuld en ik zal het nooit goed doen.’

Heel geleidelijk en ongemerkt was ze gaan snoepen, eerst alleen voor de gezelligheid samen met haar kinderen, maar steeds vaker zorgde ze zelf voor die ‘gezelligheid’ in de vorm van gebakjes bij de minste of geringste aanleiding (we zijn elf jaar en elf weken getrouwd!). De maaltijden werden op zich niet uitgebreider dan normaal, ze kookte lekker doch tamelijk eenvoudig. Maar na het avondmaal kwamen de bonbons bij de koffie, de chips bij de hoofdfilm en de hartige hapjes tegen het einde van de avond. En als Henk even pauzeerde van zijn computerwerk, meestal nadat zij de kinderen naar bed had gebracht, was het zo gezellig om samen nog wat lekkere hapjes te snoepen. Vaak ging Henk daarna weer aan zijn werk in de studeerkamer en zat ze alleen tot na twaalven tv te kijken en te snoepen. Pas als de tv uitging en ze alles opruimde voor het slapengaan, overviel haar soms ineens een gevoel van walging. Het volle gevoel in haar buik plus een besef van de leegheid van haar bestaan riepen een gevoel van eenzaamheid en zelfafwijzing op. Natuurlijk was ze door al dat snoepen ook behoorlijk in gewicht aangekomen. Toch was ze niet extreem zwaar, maar ze voelde zich vaak wel erg lelijk.

Af en toe nam ze een besluit om te gaan lijnen. Het kostte haar altijd veel moeite om zo’n besluit te nemen, ze moest zich eerst echt heel waardeloos voelen voor dat lukte. Daarna ging het lijnen ook best wel goed en voelde ze zich een tijdje veel opgeruimder dan anders. Maar juist als ze zich op die manier wat beter voelde, kwam het oude eetpatroon weer terug. Soms na een ruzie met Henk, of gewoon na een heel drukke dag met veel kinderstress. En dan nog heel geleidelijk, te beginnen met eerst alleen maar een koekje bij de koffie. Ook dat ging een tijdje nog wel goed, maar uiteindelijk was het er weer: dat volgevreten gevoel gecombineerd met walging van zichzelf.

 

In de eetverslaving van Marleen zien we weer hetzelfde vicieuze patroon. De onvrede met haar leven zet zich niet om in pogingen om er iets aan te veranderen, maar in machteloosheid en zelfverwijt: ‘Ik ben stom en het zal me nooit lukken om het goed te doen.’ Dat is overeenkomstig haar negatieve geloof. Waarom zij vlucht in snoepen en niet in alcohol of buitenechtelijke seks, om maar twee mogelijkheden te noemen, hangt voor een groot deel af van secundaire factoren: Henk rookt en drinkt niet, en seks heeft haar altijd maar matig gefascineerd. In feite maakt het geen verschil: ze vindt troost in een middel. Het lekker snoepen met kinderen, man en vriendinnen geeft haar tijdelijk een gevoel van gezelligheid. Aanvankelijk omdat ze snoepen gewoon lekker vindt. Maar algauw komt er een andere reden bij. Zodra ze namelijk wat zwaarder begint te worden, ontwikkelt ze een sluimerend schuldgevoel over het snoepen. Ze vindt het eigenlijk stom van zichzelf om zoveel te snoepen. Daardoor ontstaat er een soort verslavingsstress, telkens als ze de aandrang om te snoepen probeert uit te stellen. Het moment dat ze toch aan die drang toegeeft, krijgt daardoor nog sterker de waarde van ‘even een momentje rust’. Heel even is de strijd tussen verlangen en afwijzen beslecht in het voordeel van verlangen. Er wordt gesnoept met een verdrongen schuldgevoel, maar al snel daarna, als het schaaltje bonbons leeg is, of de zak dropjes helemaal op, keert dat negatieve gevoel over zichzelf terug. Maar dan nog iets sterker.

Zo wordt ook hier de verslavingscirkel duidelijk: het snoepen gaat dienen als ontsnapping aan de stress over het niet mogen snoepen. Het lekkere gezellige gevoel is eigenlijk een kleine pauze in de strijd met zichzelf, die daarna en daardoor nog heviger verder gaat. De standaardmanier waarop men probeert om aan deze verslaving te ontsnappen is op dieet gaan. Maar de oorzaak van de onvrede, het negatieve geloof, blijft daarbij bestaan. Zelfs al slaagt iemand erin dat dieet altijd vol te houden, de oorzaak van de onvrede woekert verder en zal zich misschien op een andere manier uiten, in een andere vorm van verslaving. Er is maar één manier die echt de oorzaak van de verslaving aanpakt, en dat is het doorprikken van de illusie van het negatieve geloof over jezelf.