4

 

IK HEB GEEN PROBLEEM

 

 

 

 

– Al dat gepraat over stoppen met verslaving! Waarom moet ik eigenlijk stoppen? Ik doe er toch niemand kwaad mee? Natuurlijk, er zijn misschien wat nadelen aan verbonden, maar daar staan ook voordelen tegenover. Die voordelen wegen voor mij gewoon zwaarder.

– Ik maak een bewuste keuze voor het gebruik van dit middel. Ik ben niet verslaafd, want ik kan gemakkelijk af en toe een tijdje helemaal zonder.

– Ik moet een hele week hard werken en dan gebruik ik niets. Maar in het weekend wil ik echt genieten en me lekker voelen, dat heb ik gewoon verdiend.

– Ik gebruik dit middel als zelfmedicatie. Ik heb namelijk wat last van een lage bloeddruk, chronische vermoeidheid, slapeloosheid, nervositeit of zoiets, en dit middel is niet schadelijker dan andere medicijnen.

– Dat het ongezond is, dat accepteer ik als nadeel. Maar ik wil liever groots en meeslepend leven en iets eerder sterven dan een lang en saai leven leiden.

– Ik vind dat ik het recht heb om met mijn lijf te doen wat ik wil, daar moeten anderen zich niet mee bemoeien. Het is gewoon lekker en daar is niks verkeerds aan.

– Het is ontzettend ouderwets om tegen het gebruik van drugs te zijn. Ik ben een voorvechter van een open kijk op het gebruik van drugs.

– Ik heb het middel gewoon nodig omdat ik anders niet goed functioneer in mijn werk. Ik zou liever stoppen, maar ik moet een gezin onderhouden, dat is belangrijker dan mijn gezondheid.

– Ik ben kunstenaar en heb dit middel nodig om mooie dingen te kunnen maken. Dat is prettig voor mij, maar het is ook in het belang van anderen.

– Ik weet dat als ik stop, ik binnen een paar weken tien kilo zwaarder word. Ik ben liever een beetje verslaafd dan moddervet. Trouwens, overgewicht is ook ongezond.

– Dat gevoel dat het verkeerd is om te gebruiken komt natuurlijk uit mijn calvinistische opvoeding: genot is slecht. Daar heb ik mee gebroken, ik ben een vrij mens en doe wat ik wil.

– Ik heb geen problemen, dat zijn de anderen in mijn omgeving. Als die niet zo moeilijk deden was er niets aan de hand. Waarom moet ik veranderen om hun problemen op te lossen?

 

Het bovenstaande is een bloemlezing uit de argumenten die verslaafde mensen soms gebruiken om te rechtvaardigen dat ze niet stoppen met hun verslaving. Waarschijnlijk staat er wel eentje bij die je zelf gebruikt hebt of nog gebruikt. Ik zal geen moeite doen om deze argumenten te weerleggen. Het is namelijk niet mijn bedoeling om verslaafde mensen ervan te overtuigen dat ze moeten stoppen met hun verslaving. Wat ik wil laten zien is dat al deze argumenten juist een symptoom zijn van de verslaving. Zolang je als verslaafde nog in de ontkenningsfase bent en gelooft dat je uit vrije wil gebruikt, ben je bijzonder gevoelig voor kritiek vanuit je omgeving. Juist het feit dat je zo je best doet om anderen (en vooral jezelf) ervan te overtuigen dat je niet verslaafd bent, is een van de eerste kenmerken van het verslaafd zijn.

Dat die argumenten soms ook heel verstandig lijken, komt doordat ze gericht zijn tegen onverstandige kritiek. Zo is bijvoorbeeld de maatschappelijke veroordeling van verslavingen beslist zeer onverstandig. Deze is deels gebaseerd op zelfgenoegzaamheid, op de ‘dat-zou-ik-nooit-doen’-illusie van de gesettelde meerderheid, en deels op angst: drugsgebruikers zijn immers criminelen. Dat het juist de maatschappelijke afwijzing van drugs is die verslaafden criminaliseert, wordt door iedereen erkend, inmiddels zelfs door de politiek, maar angst maakt dat iedereen op iedereen wacht alvorens het drugsbeleid ook daadwerkelijk te veranderen. Verslaafden die hun verslaving camoufleren met argumenten tegen deze domme maatschappelijke benadering van drugs, lijken dus het gelijk aan hun zijde te hebben.

Iets soortgelijks gebeurt soms in de emotionele sfeer. Als verslaafde voel je je enorm bedreigd wanneer je partner je smeekt om te stoppen ‘om onze relatie niet in gevaar te brengen’ of ‘omwille van de kinderen’. De angst voor het stoppen botst dan met het schuldgevoel over het verdriet van de ander, en op dat moment zeg je misschien iets als: ‘Het is mijn lijf en ik doe ermee wat ik wil.’ De reactie van de partner op jouw verslaving is – hoewel zeer begrijpelijk – heel onverstandig, en een symptoom van diens eigen afhankelijkheid. Het verweer van de verslaafde lijkt dus heel verstandig, het is zelfs een vrije samenvatting van een van de fundamentele rechten van de mens. Maar achter het rationele gelijk zit machteloosheid.

 

Zodra een handeling of gedragspatroon onvrijwillig is, wordt elke rechtvaardiging ervan een smoes. Vergelijk maar met het jongetje uit de derde klas op de speelplaats wiens bal daarnet op botte wijze is afgepakt door de grootste vechtersbaas uit groep acht. Hij legt aan zijn vriendjes uit dat hij de bal wel terug zou kunnen pakken, maar dat het dan misschien op vechten zou uitdraaien, en hij is principieel voorstander van geweldloosheid. ‘Ja ja,’ denken zijn vriendjes, ‘het zal wel.’ Het jongetje rechtvaardigt zijn frustratie en machteloosheid met het op zich nobele principe van geweldloosheid.

Zelfrechtvaardiging is altijd een poging tot verbergen van een schuld- of schaamtegevoel. Zodra je met enige regelmaat een verslavend middel gebruikt, ontstaat er al spoedig een vaag gevoel dat het niet deugt wat je doet. Dit is het begin van de campagne om anderen en jezelf te bewijzen dat er niets aan de hand is. Iemand die niet verslaafd is, voelt immers geen enkele behoefte om te bewijzen dat hij niet verslaafd is. Ik rijd bijna dagelijks in een auto, maar als iemand mij probeert te bewijzen dat ik verslaafd ben aan autorijden, heb ik daar geen enkel probleem mee. Ik weet immers dat dat niet zo is. Zowel het negatieve gevoel over wat je doet als het ontkennen ervan is een typisch symptoom van het verslaafd zijn in de eerste, ontkennende fase. Irritatie en woede-uitbarstingen tegenover hen die je waarschuwen of bezorgd zijn, horen eveneens in deze fase.

 

Zit jij in deze fase, beste lezer, dan ben je nu misschien ook pissig over dit boek. Het is heel begrijpelijk dat je probeert je gelijk vast te houden. Maar als je goed kijkt, zie je dat de zelfrechtvaardiging juist versterkend werkt ten opzichte van het negatieve gevoel dat ermee bedekt wordt. Telkens als je weer iemand hebt geprobeerd te overtuigen, blijf je achter met een licht waardeloos gevoel, een soort ‘niemand-begrijpt-mij’- of ‘iedereen-is-gek-behalve-ik’-eenzaamheid. Dat is de prijs die je betaalt voor het vasthouden aan je gelijk. Als je moet kiezen tussen gelijk hebben of gelukkig zijn, wat doe je dan? Ik heb meer dan eens mensen gezien die zich aan hun gelijk bleven vastklampen, zoals iemand in een brandend hotel zich vastklampt aan een laken buiten het raam. Beneden staat de brandweer met een vangnet, het hotel kan elk moment instorten, maar hij is te bang om los te laten.

 

Je hoeft geen ongelijk te bekennen. Er is namelijk een uitweg uit dit dilemma waarbij je gelijk noch ongelijk hebt. Laat het idee los dat je moet bewijzen dat je niet verslaafd bent. Hoe je het noemt, maakt helemaal niets uit. Kijk liever naar de kwaliteit van het dagelijkse bestaan dat je op dit moment leidt. Is dit het leven waarvoor je zou kiezen als je het helemaal voor het zeggen had? Zo ja, leg dan dit boek maar weg: het was een miskoop. Jammer voor je. Maar ach, verder is je leven immers volmaakt, dus niet getreurd. Als je echter meent dat er wel wat te verbeteren is aan je manier van leven, als je wel eens in de knel zit, ontevreden bent over jezelf, je eenzaam voelt, machteloos of afhankelijk van anderen of van bepaalde gewoontes, lees dan verder. Dan heeft De verslaving voorbij nog enkele verrassingen voor je in petto!