5
VERZET EN BERUSTING
Zodra de ontkennende fase opgegeven wordt en je als verslaafde onder ogen begint te zien dat je een probleem hebt, zijn er twee fases of houdingen tegenover de verslaving waar je afwisselend in verkeert: verzet en berusting. In de berustende fase probeer je zo weinig mogelijk te denken aan wat je aan het doen bent. Je erkent dat je verslaafd bent en dat je er binnenkort wel eens mee zult stoppen, maar nu nog even niet. ‘Als ik eraan toe ben, hou ik er echt wel mee op’ is een veelgehoord excuus in deze fase. Sommigen vinden het in deze fase prettig om in gezelschap van andere verslaafden te verkeren. Bij hen hoef je je niet veroordeeld of afgewezen te voelen, ze doen het immers zelf ook. Zo ontstaan rondom verschillende verslavingen ook verschillende milieus van mensen die zich ongeveer op dezelfde manier kleden en gedragen, dezelfde uitgaansgelegenheden bezoeken en hetzelfde jargon gebruiken, waarin natuurlijk ook speciale termen gebruikt worden voor de verschillende handelingen rondom het drugsgebruik. Zelfs bij rokers zie je dit verschijnsel wanneer ze zich met enkele medeverslaafden terugtrekken op het balkonnetje of in de rookkamer: ze gaan dan ‘effe een pafje doen’ of ‘een peukje rollen’. Alcoholisten nemen nog even een ‘neutje’ of ‘bewijsje’, de cocaïnesnuiver trekt zich even terug voor een ‘lijntje’, de heroïnespuiter neemt een ‘shot’, de gokker ‘gaat aan het werk’, en de hoerenloper ‘gaat effe winkelen’, hoewel deze laatste het doorgaans tegen niemand vertelt als hij een prostituee gaat bezoeken.
In deze berustende fase zie je dat verslaafden allerlei redenen bedenken waarom de nadelen en risico’s van de verslaving voor hen juist erg meevallen. Slaapgebrek? ‘Omdat ik alleen in het weekend gebruik, en door de week goed slaap, valt dat best mee.’
Ondervoeding? ‘Ik eet bijna elke dag een warme maaltijd, zo blijf ik toch redelijk gezond.’
Afbraak van beendergestel? ‘Ik neem extra vitamines en kalktabletten zodat mijn botten en tanden goed en sterk blijven.’
Geslachtsziekten? ‘Ik vrij bijna nooit zonder condoom.’
Slechte conditie? ‘Ik loop soms uren achter elkaar door de stad als ik niks te doen heb.’
Emotionele blokkade? ‘Ik kan juist heel goed praten over mijn verslaving.’
En ten slotte is er natuurlijk deze zeer populaire relativering: ‘Ik gebruik eigenlijk niet zo heel veel als je het vergelijkt met anderen.’
Al deze ‘het-valt-best-nog-wel-mee’-argumenten dienen natuurlijk om het erachter sluimerende gevoel van angst of onrust over de nadelige consequenties te verdoezelen. Maar er zijn soms momenten waarop dat even niet meer lukt. Dan verandert berusting in verzet.
In de verzetsfase storten alle verdoezelende en afschermende mechanismen in en word je vervuld van schaamte, schuldgevoel of het gevoel dat je ontzettend stom bezig bent. In deze fase vermijd je medegebruikers zoveel mogelijk. Je realiseert je ineens dat al die andere gebruikers toch eigenlijk ontzettend vervelende schlemielen zijn, echt het soort mensen waar je eigenlijk niets mee te maken wilt hebben. Je ziet ineens de oppervlakkigheid, de kortzichtigheid, de botheid, de ongevoeligheid van het verslaafdenmilieu. Hier hoor je absoluut niet in thuis. Je bent gevangen in een situatie die niet bij je past, die afstotend of zelfs walgelijk is, en je voelt je totaal machteloos om er iets aan te veranderen. Heel soms leidt zo’n bui van verzet tot een stoppoging, die overigens gedoemd is te mislukken om de simpele reden dat mislukking juist de onbewuste bedoeling ervan is. Maar dat leg ik later in dit boek nog uit. Meestal leidt een verzetsbui tot een tijdelijke depressie, een gevoel van totale verlatenheid, wanhoop, sombere herinneringen, nog somberder verwachtingen. Bij sommigen, afhankelijk van het karakter en van het soort verslaving, is er een tijdelijke opwelling van agressie, die eveneens gevolgd wordt door een depressie.
Maar dan is meestal het moment al dichtbij dat er een nieuwe dosis genomen wordt, dat men opnieuw vlucht in de roes of het verslavingsgedrag, en dat men zijn wonden likt in de berustende fase. Dat wat de verslaafde ziet als de deprimerende werkelijkheid wordt weer grotendeels toegedekt met de mantel der rechtvaardiging, de sluier van machteloosheid, de berusting in het slachtoffer zijn.
Zo is er tussen verzet en berusting eigenlijk voortdurend een wankel evenwicht. Hoe heftiger en pijnlijker de buien van verzet, hoe langer en machtelozer de perioden van berusting. Maar bij anderen zijn deze fases nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Zij kabbelen door in een tamelijk rimpelloos leven, afhankelijk van hun baan of hun relatie, met op tijd hun natje en droogje, en slechts af en toe een crisisje of een uitspattinkje. Het diepe gevoel van onvrede, van ‘is dit nou alles?’ is weggestopt onder een dikke laag van vanzelfsprekendheden en rechtvaardigingen. Het is soms schokkend om te zien met hoe weinig levensgeluk sommige mensen genoegen nemen, uit pure angst dat kleine beetje ook nog kwijt te raken.
Herken je iets van jezelf in deze beschrijvingen? Kijk naar je eigen verslaving, je eigen manieren om die te vergoelijken, je eigen buien van verzet en eenzaamheid. Kijk ernaar zonder schaamte of schuldgevoel. Kijk naar je schaamte zonder je erover te schamen. Kijk naar je schuldgevoel zonder je schuldig te voelen. Kijk naar hoe stom je jezelf soms vindt zonder dat stom te vinden. Dit is je eerste stap in het erkennen dat je verslaafd bent. Het is tevens de eerste stap in het herkennen van wat verslaving is: het is iets waardoor je jezelf stom vindt, of schaamt, of schuldig voelt, en dat je daarom voor anderen en jezelf probeert te verbergen. Sta hier een paar minuten bij stil voordat je verder gaat met lezen.