With compliments

Zonder eten kan ik twaalf dagen (gecheckt).

Zonder drank kan ik een heel theaterseizoen (maar zo gauw dat afgelopen is moet ik wel compenseren).

Zonder sigaretten: kan ik.

Zonder vlees.

Zonder koffie.

Zonder seks zelfs, als het moet.

Geheel onthecht van aardse geneugten kan ik door het leven gaan. Gelijk Mahatma Gandhi kan ik blootsvoets in een lendendoek aan mijn weefgetouw gaan zitten vasten, zolang ik maar af en toe een complimentje krijg. ‘Staatje goed, die lendendoek.’ Of: ‘Leuk jachttafereeltje wat je daar weeft. Moet je iets mee doen.’

Ik ben complimentverslaafd. Het maakt niet uit waar het over gaat. ‘Wat zitje haar leuk’ en ‘Mooi jasje’ zijn natuurlijk altijd welkom, maar ik doe het ook voor ‘Lekker dikke aderen heb jij’ als de mevrouw van de bloedbank dat zegt voor ze de naald erin rost.

De essentie van het compliment is niet het benadrukken van schoonheid, maar de bevestiging dat iemand bestaat. Het zal mij werkelijk aan mijn derriére oxideren of iemand bijvoorbeeld mijn auto mooi vindt (ik vind mijn auto zelf niet eens mooi), maar het is wel leuk om te horen. Hoewel een compliment goed in ontvangst nemen toch lastig blijft. Vaak reageer je toch met: ‘O echt? ‘t Is gewoon maar een Hennesje hoor’, of: ‘Goh, vind je? Nee joh, ik ben juist twee kilo aangekomen!’

Geven is veel dankbaarder. Je krijgt er zo veel voor terug. De blik van de kantoorgenoot met de mooie nieuwe broek, de trotse lach van de vriendin die er jaren jonger uitziet en de kus van de geliefde die lekker ruikt. Dat is prettig, voor collega’s, vrienden en echtgenoten, maar zelfs als ik iedereen die ik ken een compliment geef, hou ik er aan het eind van de dag nog honderden over. En die moet ik kwijt.

Spiedend ga ik door de stad, op zoek naar ontvangers. En voor de gecomplimenteerde weet waar het geluid vandaan komt hoort hij: ‘Mooie ogen.’ Hij kijkt om zich heen, maar ik ben al gevlogen. Weg voor je me kunt bedanken, in mijn superheldenpak. Ik draag een zwart masker en op mijn borst staat een grote C. De C van Complimentenman. Kijk daar! Een vrouw met een jankend kind aan de ene arm en een tas vol boodschappen aan de andere. Dit is een klus voor…Complimentenman. ‘Wat doe jij het goed, zeg! Kan je dan echt alles?’ fluister ik in haar oor. En dan vlieg ik weg, naar het jongetje dat zich twee straten verderop naar een denkbeeldige finish aan het trappen is en roep: ‘Mooie fiets, man! Kom op!’ En daar, een vastgebonden hondje voor de supermarkt tegen wie ik ‘Je bent lief’ moet zeggen. En daar, kijk daar dan, een lezer, een lezer van dit stukje die ik door het papier heen moet aanraken en kussen en zeggen: ‘Wat ben jij mooi. Niet te geloven. Als ik half zo mooi was als jij, was jij nog altijd twee keer zo mooi.’

 

EINDE