Kluis en haard

Het was een mooie dag toen we de sleutel kregen. De zon strooide toepasselijke feestverlichting door de vergeelde lamellen die de notaris in 1986 zo vreselijk hip hadden geleken voor zijn kantoor. Opgewonden zaten we aan zijn bureau. De notaris met zijn serieuze wenkbrauwen, wij met ons hoerahoofd en het verkopende echtpaar met een weemoedige blik.

‘Dan is het nu tijd voor de sleuteloverdracht,’ zei de notaris op een wil-het-bezoek-nu-afscheid-nemen-toon. Het was mooi weer, die man heeft vast een bootje ergens, die wil ook naar huis, dacht ik nog.

De sleutel. Tadaam. Plechtig overhandigde de voormalige heer des huizes ons een roestig rood stalen doosje. In een vorig leven was dat nog eens een warm bedje voor vierentwintig Ritmeester-sigaren geweest maar nu lagen er twaalf sleutels, een zwarte knoop en een dubbeltje in. Een echt dubbeltje! Uit de tijd dat geld nog echt geld was. Toen je portemonnee nog niet vol zat met die rare euro’s die je altijd zal blijven beschouwen als peso’s of lires en die je helaas voorgoed met de bijbehorende vakantienonchalance zal blijven uitgeven.

Zeker wanneer het om je huis gaat. Wanneer het toch al om duizenden euro’s gaat, neemt er een gevaarlijk soort onverschilligheid bezit van je. Vergelijkbaar met het effect van een fles prosecco vóór het eten. Ach, wat kan ons het schelen. Wat is dat toch voor mechanisme? Ik kan een zak biologische amandelen terug in het schap zetten omdat ik voor dat geld nog liever mijn eigen amandelen knip en door de muesli flikker, maar zo gauw een bedrag boven de drie nullen uit komt, heb ik geen grenzen meer. De hypotheek? Een ton bijlenen? Ach welja, we zijn nou toch al over ons budget heen en na ons de zondvloed en je werkt er toch hard voor, ja toch niet dan?

Geld voor je huis geldt niet als geld. Je maakt jezelf wijs dat het alleen maar de waarde vermeerdert en dat het dus een heel verantwoorde investering is, die nieuwe badkamer. Maar eigenlijk was die andere nog prima en in de altijd weer courante kleurschakeringen zwart en wit, terwijl jouw azuurblauwe tegels er eigenlijk alleen maar liggen omdat ze je zo aan de vakantie doen denken. En je nieuwe bad staat er eigenlijk alleen maar omdat je het zo’n vies idee vindt, die vorige bewoner, in jouw bad, met z’n behaarde hol.

En zo is er altijd een reden, denk ik terwijl ik aan de keukentafel zit te spelen met het metalen sigarensleutel-doosje. Er past er niet één van de twaalf meer op ons huis.

We hebben nieuwe sloten. Je weet het nooit. Boze ex-minnaars van de vorige bewoonster (niet dat die een affaire had hoor, maar stel) of een dronken terpentinealcoholist van Oost–Europese origine (niet dat we Poolse schilders hadden hoor, maar stel) jan en alleman kan wel een sleutel hebben. Ik gooi ze alle twaalf weg, en leg er de zeven nieuwe in die ik heb laten maken. Als ik er zes nam, kreeg ik er één gratis. De knoop mag ook terug in het doosje. En het dubbeltje, nadat ik het nog eens heb omgedraaid.