Vive la republique

Op de lange lijst van Dingen Waar Ik Mij Voor Schaam neemt mijn liefde voor het koningshuis een prominente plaats in. Gedeeld derde niet mijn hang naar huilen bij het Wilhelmus, zelfs als er eeri stugge schaats-Fries op het ere-schavot met droge ogen aan zijn sponsor staat te denken. Op twee staat mijn Amerikaanse dweperigheid met de edelkitsch van Barbra Streisand en wat op één staat is zo gênant dat ik het niet zeg.

Goed. Het koningshuis dus.

Veel mensen willen vegetariër zijn, maar ze genieten zo van een gehaktbal dat ze het toch niet volhouden. Zo zou ik graag republikein zijn. Rationeel bén ik ook een republikein: ik vind dat overerfbare functies verboden zouden moeten zijn in deze verlichte tijden. Bovendien vind ik dat een familie die zich van mijn belastingcenten in sjieke staatsvliegtuigen en stijlvolle pashmina’s laat hijsen ook de klasse zou moeten hebben om een andere vrijetijdsbesteding te verzinnen dan het afknallen van een hert, maar toch hou ik van ze.

Ik hou van ze omdat ze me zo vertrouwd zijn als mijn eigen familie. Juliana was net mijn oma. Mijn moeder heeft in de verte iets van Beatrix. Niet echt natuurlijk, zo beweegt haar haar bijvoorbeeld weleens en spreekt ze gewoon Nederlands, maar ik zie haar er wel toe in staat om een rapportje bij de AIVD op te vragen als een eventuele onbetrouwbare baron met haar nichtje wil trouwen. Mijn vader lijkt helemaal niet op wijlen Claus, maar dat lieve van hem, dat foto’s maken van het gezin, praten met de kinderen, je druk maken over hongerend Afrika: dat is je vader. Vind ik. Daar houdt de parallel ook wel een beetje op, want als ik opschrijf dat mijn broer iets van Willem-Alexander weg heeft kijkt hij me nooit meer aan en als ik een tante had die op prinses Irene leek, dan was ik daar héél vaak gaan logeren.

Nu realiseer ik me best dat het al te oppervlakkig is om een archaïsch ondemocratisch instituut te steunen met geen enkel ander argument dan dat je oma net zo lief warrig wordt als de oude koningin dat was, maar er is meer. De Oranjes kaderen het leven, alleen maar door er te zijn. Bernhard was net zo’n kwajongen van in de tachtig als mijn schoonvader. De verlovingsfilmpjes van Claus en Beatrix doen denken aan het fotoalbum van mijn jonge verliefde ouders. Toen Leidse studenten Willem-Alexander ondergoten met chocomel terwijl ze ‘chocoprins, chocoprins’ scandeerden, doorliep mijn broer zijn ontgroening in Utrecht (hoewel mijn broer dus helemaal niks weg heeft van Wim-Lex, hè). En zoals mijn grootouders weten dat ze oud zijn omdat die mollige kleuter Beatrix alweer de oude koningin aan het worden is, zal ik weten dat ik oud aan het worden ben omdat Amalia de troon bestijgt. En dan zal ik vertellen over hoe we met de hele familie zo fijn hebben zitten huilen bij Het Huwelijk op 2 februari 2002.

Natuurlijk, de echte republikein staat nu op en verwijt mij terecht dat ik mijn dweepzieke identificatiedrang net als de gemiddelde Amerikaan zou moeten botvieren op popsterren en acteurs, orndat die er tenminste nog iets voor hebben gedaan. Maar Madonna lijkt gewoon niet op mijn moeder. En mijn broer niet op Brad Pitt. Het heerlijke aan het koningshuis is juist dat het niks is, behalve koninklijk. Het lijkt op een soort eeuwigdurende aflevering van Big Brother: je kijkt naar mensen die gewoon leven en daardoor interessant zijn. Met dat verschil dat de Oranjes weleens een boek hebben gelezen.